Het Paeremes (paardenmes)

De Zeeuwse Paeremessen maakten deel uit van het mannelijk kostuum. Maar wat is een paeremes eigenlijk voor voorwerp?

 

Mesheft veulen

Ontwikkeling van de Volkskunst

In vroegere tijden was het gebruikelijk voor Zeeuwse boeren en dorpsambachtslieden om een speciaal mes, bekend als het paeremes, bij zich te dragen. Dit mes was van groot belang in hun dagelijks leven. Met een lengte van ongeveer 34 centimeter, waarvan het lemmet 18 tot 20 centimeter besloeg, paste het precies in de broekzakken van de mannen, die destijds vaak zware klepbroeken droegen. In één broekspijp werd het mes bewaard, terwijl in de andere soms een pijpekas te vinden was.

Het gebruik van zo’n mes gebeurde door het hele land. Er zijn versierde mesheften tevoorschijn gekomen uit de periode 1700-1750 uit Friesland, Noord- en Zuid-Holland, Oost-Brabant en Zeeland. Het ontwerp van de mesheften begon zich in Zeeland echter geleidelijk te ontwikkelen tot een unieke stijl, met kenmerkende bekroningen, vlakverdelingen en ingesneden motieven. Vanaf ongeveer 1850 was het versieringswerk aan houten mesheften tot een zodanige omvang en eigen stijl gekomen dat men van werkelijke Zeeuwse volkskunst kon spreken.

Maar het Paeremes moet niet gezien worden als enkel een kunstvoorwerp; het was een gebruiksvoorwerp. Het mes werd voor allerlei taken gebruikt en de vormgeving ervan werd dus ook altijd geïnspireerd door praktische overwegingen. Zo dienden de versieringen niet alleen ter verfraaiing, maar zorgden het er ook voor dat het mes stevig in de hand lag tijdens gebruik. Hierdoor kon het mes voor diverse taken worden ingezet, zoals het doorsnijden van touwen of het uitvoeren van andere klusjes op de boerderij of in het dorp. Zo zal het ook geen onbekend fenomeen zijn geweest voor kroegbazen.

 

Mesheft gesneden door Pieter Puijpe sr.

Materiaal & Versiering

Het hout voor het heft, afkomstig van de buxus sempervirens of buksboom, bekend als palmhout, wordt op het moment hoofdzakelijk uit de Pyreneeën gehaald. Het is hard en slijtvast; ideaal wanneer er met behulp van verschillende beiteltjes, boortjes en mesjes veel details moeten worden aangebracht in het ontwerp. Het hout heeft ook een fijne nerf en homogene structuur. De kleur van het hout verandert over de jaren. Daarom zien we soms messen met een oranjeachtige kleur variërend tot diepbruin. Deze kleurverandering komt door veelvoudig contact met licht maar ook natuurlijk door aanraking.

De bovenkant van het heft, of de bekroning, kon er zeer verschillend uitzien. De versiering maakte een ontwikkeling door van heften zonder bekroning; naar een liggende of staande leeuw; naar een springende leeuw; en tot slot een span paarden etend uit een voermand (bagge). Het is uiteraard het span paarden wat nu nog zo herkenbaar is aan de volkskunst en hetgeen waar het mes zijn naam aan dankt. Deze vorm was overheersend in Zeeland na 1850, voornamelijk op Walcheren en Zuid-Beveland. Nu is het niet zo dat er geen andere topversieringen meer gemaakt werden. Na 1850 was er een stijgende welvaartsperiode in de Zeeuwse landbouw en dus een toenemende belangstelling voor de messen. Dit leidde tot meer professionele snijders die ook hun creativiteit de vrije loop konden laten gaan. Er zijn voorbeelden van slagersmessen met vee als versiering, een mes van na 1880 vertoont een harp spelende David. Hedendaagse snijders zoals Frans Dingemanse laten zien wat er allemaal mogelijk is binnen de mes-snijkunst. In zijn collectie zie je een combinatie van traditionele motieven en moderne ingevingen.

Behalve het uiteinde van het heft werd het handvat ook prachtig versierd. De manier en de motieven van uitsnijden beïnvloedden het houvast van het voorwerp. Iedere snijder, een professioneel of amateur, kon zijn heft invullen naar eigen inzicht en vaardigheid. Onder de bekroning en het kooitje vinden we vaak een weergave van landbouw, jacht of ambacht motieven. Maar daarnaast zijn er dus ook religieuze narratieven afgebeeld; vaak afkomstig uit het oude testament. Hieronder komt een metalen ring gevolgd door het mes zelf.

Werk van Frans Dingemanse

 

Vroege heften van dezelfde snijder: “Boerewelvaren” en “Jacop op het Hof 1843”. Ze zijn bekroond met een leeuw.

Het Kooitje

Het kooitje is een bijzonder onderdeel van het mes. Het houten mesheft werd in kleine beetjes uitgesneden. Uiteindelijk bleef er een klein houten balletje over in het verder uitgeholde heft. Het balletje hoorde je rammelen bij beweging; het zieltje van het mes. Deze traditie van het kooitje was voornamelijk zodat snijders hun vaardigheden konden tentoonstellen.

 

Werk van Frans Dingemanse. Het kooitje bevindt zich binnenin het heft, achter de zuilen.