In het Gemeentearchief Goes liggen drie middeleeuwse manuscripten, waaronder twee missalen die uit de Grote of Maria Magdalenakerk van Goes komen, terwijl Missaal 3 een zeldzaam dominicaans missaal is. Van de drie vertonen de twee grootste, Missaal 1 en Missaal 2, grote gelijkenissen met elkaar. Missaal 1 is het meest compleet. Het is een imposant handschrift, na pakweg 550 jaar inhoudelijk nog in goede staat. Het is gebonden in kalfsleer over houten platkernen, en omkleed met een leren hulselband, een bescherming die zelden is overgeleverd (afb. 1). Dit neemt niet weg dat het hele voorplat los was geraakt doordat de bindingen gebroken waren zodat het eerste katern ook los lag en vochtschade had opgelopen. Vandaar dat het missaal in 2023 is gerestaureerd en alles weer op zijn plaats zit.
Afb. 1: Missaal 1 in zijn hulselband (foto: Marijn de Valk)
Missalen of misboeken waren grote, dikke boeken, geschikt om op het altaar te leggen en ook om bij slecht licht uit te lezen. Ze staan vol met gezangen, gebeden en lezingen voor de viering van de mis gedurende het hele kerkelijke jaar. Alles is in het Latijn geschreven, de taal van de Rooms-Katholieke Kerk. Wie Missaal 1 openslaat ziet echter niet alleen veel handgeschreven tekst, maar ook verschillende soorten schrift, met gebruik van kleurige en gedecoreerde letters. Dit is om de gebruiker – normaliter de priester – te ondersteunen bij het voordragen van de mis. Een missaal afschrijven en inbinden was een tijdrovende bezigheid voor de schrijver, corrector, illustrator en boekbinder. Hiervoor moest flink betaald worden. In het missaal wordt niet aangegeven waar en wanneer dat is gebeurd, maar als we goed kijken kunnen we het een en ander te weten komen over de herkomst en geschiedenis van Missaal 1.
Het missaal is gemaakt van perkament – om precies te zijn van vellum, kalfshuid die was geprepareerd om op te schrijven. De bladen zijn gemiddeld 34,5 cm hoog en 26 cm breed, zeg maar tussen A4 en A3-formaat in. Het is ook een dik handschrift, onder meer door de houten platten die als voor- en achterkaft dienen, en die als geheel met leer zijn bedekt en ingebonden. Het handschrift is gefolieerd met Romeinse cijfers, wat wil zeggen dat men telde per folium of blad, niet per bladzijde. Het nummer werd alleen genoteerd bovenaan de voorzijde (recto), en niet aan de achterzijde (verso). De nummering loopt tot en met folium 218 (ccxviii). Er zijn echter ook bladen die niet zijn gefolieerd, wat ook in andere missalen het geval is: de drie bladen met de kalender aan het begin (afb. 2), zeven bladen na folium 126 met de eucharistische gebeden en handelingen, en tien bladen aan het einde. Ook de dekbladen en vliegende (losse) schutbladen aan het begin en eind zijn ongenummerd. Deze dekbladen zijn bedoeld om de bladen met tekst aan het begin en einde te beschermen en waren oorspronkelijk blanco. In de originele staat had het missaal 238 bladen met tekst.
Afb. 2: Heiligenkalender voor november en december, met de speciale feestdagen in rood, zoals die van Willibrord op 7 en Martinus (Sint Maarten) op 11 november, en Nicolaas op 5 december (fol. 3v (scan 14))
Uitgesneden bladen
In de huidige staat ontbreken er zes bladen, waarvan er vier genummerd waren (1, 81, 95 en 208). De andere twee vormden de eerste twee bladen van de sectie met de eucharistische gebeden, na folium 126. Die sectie vormt het centrale gedeelte van alle middeleeuwse missalen in het diocees Utrecht (en elders), waarbij op de versozijde van het eerste blad een bladvullend miniatuur staat met Jezus aan het kruis, met Maria en Johannes eromheen. Op de tegenoverliggende pagina begint het Te igitur, het eerste gebed van het Romeinse canon van de mis. Hierbij werd de hoofdletter T vaak versierd met een afbeelding, met daarin bijvoorbeeld de priester die zich gereedmaakt om de mis te vieren. Ook de andere ontbrekende bladen waren waarschijnlijk versierd, en in sommige gevallen is de afdruk van de kleuren nog te zien op het tegenoverliggende blad. Op fol. 126 zijn zelfs nog de sneden zichtbaar van het mes waarmee de bladen daar zijn uitgesneden.
Opvallend genoeg ontbreken de meeste van deze bladen ook in de beide andere missalen uit Goes, alsmede in verschillende andere middeleeuwse missalen. In Goes werden in 1578 beelden, altaren en versieringen uit de Maria Magdalenakerk verwijderd, en misschien was het verwijderen van de decoratie in de missalen daar een onderdeel van, of werd dat preventief gedaan toen de katholieke eredienst werd verboden. Ze moeten helaas als verloren worden beschouwd.
Temporale en Sanctorale
De opzet van het missaal is dezelfde als in alle laatmiddeleeuwse missalen uit de Noordelijke Nederlanden. Het begint met een heiligenkalender van de diocees Utrecht, waarbij de feestdagen van belangrijke heiligen in rood zijn geschreven. Hierna volgt een blad met liturgische instructies en de misvoorbereiding. Dan begint het Temporale, waarin de gebeden, gezangen en lezingen voor de vaststaande feesten stonden, zoals Advent (waar het missaal mee begint) en Kerst, en voor de feesten zoals Pasen en Pinksteren die een variabele datum hebben. Hierin bevindt zich ook de litanie van de heiligen (op fol. 78) waarin enkele heiligen worden aangeroepen die (vrij) typisch zijn voor het diocees Utrecht, zoals Willibrord, Lebuïnus, Odulphus en Wiro (afb. 3). Rondom de sectie met de litanie staan gezangen voorzien van middeleeuws notenschrift. Het Temporale wordt vanaf fol. 100r onderbroken door de prefaties, de inleidingen in het eucharistisch gebed (het dankzegginsgebed waarbij het brood en de rode wijn in het lichaam en bloed van Christus veranderen en de vereniging met God). Daarna volgende nog de misgebeden vanaf fol. 104r, en de eucharistische gebeden (op ongenummerde bladen) na fol. 126. Vanaf fol. 127r wordt het Temporale hervat met de eerste zondag na Pinksteren.
Afb 3: Litanie van de heiligen die tijdens de Paaswake werd gereciteerd (fol. 78r (scan 169))
Op fol. 154v begint het Sanctorale, met daarin de gebeden, gezangen en lezingen voor bepaalde heiligen, in de diocees Utrecht onder anderen die van Willibrord (fol. 203r). Na fol. 206-7 (waarin de teksten voor het feest van de kerk- en altaarwijding) volgt het Commune Sanctorum (‘Gemeenschappelijke der Heiligen’) voor categorieën van heiligen (apostelen, martelaren, belijders, pausen en maagden), die geen specifieke viering kenden zoals de heiligen in het Sanctorale. Het laatste en ongenummerde gedeelte begint op fol. 219r, met hierin de sequensen. Dat zijn misgezangen met een syllabische melodie die op bepaalde hoogdagen voor de evangelielezing gezongen worden. Ze komen nu weinig meer voor in de liturgie.
De verschillende secties, soms verder onderverdeeld, worden vaak aangegeven door een extra versierde initiaal en met een klavier, een strookje leer of perkament dat iets uitsteekt en dient als een tabblad. In de Middeleeuwen werd er al goed nagedacht over presentatie en lay-out, zodat de priester gemakkelijk zijn weg kon vinden in het handschrift. Een ander hulpmiddel daarbij is de kapittelstok die in Missaal 1 werd aangetroffen, bedoeld om bij een kapittel of hoofdstuk te houden of deze aan te wijzen (afb. 4-5).
Afb. 4-5: Kapittelstok van geknoopt aluingelooid leer in de band (foto: Marijn de Valk) en los (foto: Bart Jaski)
Aanvullingen over de pest
Dit missaal is geen statisch document, maar werd onderhouden en aangepast. Er werden bijvoorbeeld in het verleden restauraties aan het perkament uitgevoerd (fol. 60, 63 en 136). Het is intensief gebruikt, getuige de vlekken (bv. fol. 201r en 144r) en bladen die door veelvuldig gebruik vuiler en donkerder zijn geworden, zoals bij de prefaties. In de marges zijn echter maar weinig toevoegingen, en een verwijzing zoals op fol. 100r is een zeldzaamheid. Op het dekblad staat een gebed gericht aan Antonius van Padua († 1231) en een gebed voor Rochus van Montpellier († 1327). Beiden hebben gemeen dat ze patroonheiligen tegen de pest waren. In Missaal 3 staat aan het einde een mis tegen de pest. Op het vliegende schutblad staan er teksten over Anna, de moeder van Maria. Na de sequensen op het einde zijn er ook teksten toegevoegd, over Jozef en wederom over Anna (afb. 7). Die laatste begint met een mis voor Anna (Missa de sancta Anna virginis). Haar verering werd rond 1500 populair in de Lage Landen, en deze teksten zijn waarschijnlijk daarom pas later aan Missaal 1 en ook Missaal 2 toegevoegd.
Afb. 7: Aanvullingen over Jozef, waarschijnlijk in de decennia rond 1500 geschreven (fol. [229]v (scan 476)).
Delftse schulpenranden
Nergens in het missaal staat waar, wanneer en voor wie het werd geschreven, al wijzen de gelijkenissen met Missaal 2 duidelijk naar de Magdalenakerk in Goes. Het gehele missaal, op de latere toevoegingen na, is geschreven in de Gotische textualis, het statige maar compacte laatmiddeleeuwse boekschrift dat voor veel liturgische handschriften werd gebruikt. Dat vertelt ons niet direct iets over waar het is geproduceerd. De decoratie biedt daar wel aanwijzingen voor. Sommige initialen zijn uitbundig versierd met penwerk in rood, blauw en groen, op fol. 8v, 12v, 99v, 100r, etc (afb. 6). Dit penwerk, met zogenaamde schulpenranden, is typisch voor wat er ruwweg tussen 1440 en 1460 werd geproduceerd in Delft. Dat men in Goes een dergelijk missaal daar bestelde, is niet zo verwonderlijk, want in Delft werden wel meer handschriften tegen betaling vervaardigd. Er zijn tegen de tachtig middeleeuwse handschriften met Delfts penwerk bekend. Met welke de decoratie in Missalen 1 en 2 het beste overeenstemmen moet nog onderzocht worden. Dit geldt ook voor de stempels op het leer van de band, die vaak typisch zijn voor een bepaald klooster of kerk.
Afb. 6: Gekleurde initialen met Delfts penwerk en aantekening in de marge (fol. 99v-100r (scans 208-9)).
Besluit
Dit monumentale missaal geeft haar geheimen niet meteen prijs. We kunnen delen van zijn geschiedenis en achtergrond traceren, maar er is nog ruimte voor verder onderzoek. Dat geldt overigens voor veel middeleeuwse handschriften. Het is wel duidelijk dat het missaal belangrijk Zeeuws erfgoed vertegenwoordigt: een zeldzaam, tastbaar en fraai document uit een roerige tijd dat met liefde is vervaardigd, gebruikt en bewaard, maar ook met sporen die tijden van ziektes, onverdraagzaamheid en vervolging weerspiegelen. Dat het zorgvuldig in een hulselband is bewaard, toont eens te meer aan dat het beschermd moest worden. Gelukkig kan het nu weer worden bekeken en bewonderd.
Onderzoek: Marjan van de Berg, MA-student van de opleiding Ancient, Medieval en Renaissance Studies aan de Universiteit Utrecht. Dit onderzoek werd in mei en juni 2023 uitgevoerd onder begeleiding van Bart Jaski en prof. Marco Mostert. Met dank aan Marijn de Valk (Boekrestauratie, Middelburg) en Rutger Mauritz (cantor Grote Magdalenakerk, Goes)
C. Dekker, ‘Een schamele landstede: geschiedenis van Goes tot aan de Satisfactie in 1577’ (Goes, 2002).
A.L. Kort & A.J. Barth, ‘Stappen in en om de Grote Kerk in Goes‘ (Goes, 2013).
Klara H. Broekhuijsen, ‘Delft’, in: Anne S. Korteweg (red.), ‘Kriezels, aubergines en takkenbossen. Randversiering in Noordnederlandse handschriften uit de vijftiende eeuw’. (Zutphen, 1992), pp. 56-67.
G.J. Lepoeter, ‘Het zevengetijdencollege in de H. Maria Magdalenakerk te Goes. De bewaard gebleven missalen, tastbare herinnering aan een bijzonder aspect van de katholieke eredienst in de vijftiende en zestiende eeuw’, Bulletin Stichting Oude Zeeuwse Kerken 86 (april 2022), pp. 3-9.
J.G.C. Venner en C.A. Chavannes-Mazel, ‘Delftse handschriften en boekverluchting’, in: ‘De stad Delft: cultuur en maatschappij tot 1572’. 2 delen (Delft, 1979-1980), I, pp. 134-137.
In het Gemeentearchief Goes liggen drie middeleeuwse manuscripten, waaronder twee missalen die uit de Grote of Maria Magdalenakerk van Goes komen, terwijl Missaal 3 een zeldzaam dominicaans missaal is. Van de drie vertonen de twee grootste, Missaal 1 en Missaal 2, grote gelijkenissen met elkaar. Missaal 1 is het meest compleet. Het is een imposant handschrift, na pakweg 550 jaar inhoudelijk nog in goede staat. Het is gebonden in kalfsleer over houten platkernen, en omkleed met een leren hulselband, een bescherming die zelden is overgeleverd (afb. 1). Dit neemt niet weg dat het hele voorplat los was geraakt doordat de bindingen gebroken waren zodat het eerste katern ook los lag en vochtschade had opgelopen. Vandaar dat het missaal in 2023 is gerestaureerd en alles weer op zijn plaats zit.
Afb. 1: Missaal 1 in zijn hulselband (foto: Marijn de Valk)
Missalen of misboeken waren grote, dikke boeken, geschikt om op het altaar te leggen en ook om bij slecht licht uit te lezen. Ze staan vol met gezangen, gebeden en lezingen voor de viering van de mis gedurende het hele kerkelijke jaar. Alles is in het Latijn geschreven, de taal van de Rooms-Katholieke Kerk. Wie Missaal 1 openslaat ziet echter niet alleen veel handgeschreven tekst, maar ook verschillende soorten schrift, met gebruik van kleurige en gedecoreerde letters. Dit is om de gebruiker – normaliter de priester – te ondersteunen bij het voordragen van de mis. Een missaal afschrijven en inbinden was een tijdrovende bezigheid voor de schrijver, corrector, illustrator en boekbinder. Hiervoor moest flink betaald worden. In het missaal wordt niet aangegeven waar en wanneer dat is gebeurd, maar als we goed kijken kunnen we het een en ander te weten komen over de herkomst en geschiedenis van Missaal 1.
Het missaal is gemaakt van perkament – om precies te zijn van vellum, kalfshuid die was geprepareerd om op te schrijven. De bladen zijn gemiddeld 34,5 cm hoog en 26 cm breed, zeg maar tussen A4 en A3-formaat in. Het is ook een dik handschrift, onder meer door de houten platten die als voor- en achterkaft dienen, en die als geheel met leer zijn bedekt en ingebonden. Het handschrift is gefolieerd met Romeinse cijfers, wat wil zeggen dat men telde per folium of blad, niet per bladzijde. Het nummer werd alleen genoteerd bovenaan de voorzijde (recto), en niet aan de achterzijde (verso). De nummering loopt tot en met folium 218 (ccxviii). Er zijn echter ook bladen die niet zijn gefolieerd, wat ook in andere missalen het geval is: de drie bladen met de kalender aan het begin (afb. 2), zeven bladen na folium 126 met de eucharistische gebeden en handelingen, en tien bladen aan het einde. Ook de dekbladen en vliegende (losse) schutbladen aan het begin en eind zijn ongenummerd. Deze dekbladen zijn bedoeld om de bladen met tekst aan het begin en einde te beschermen en waren oorspronkelijk blanco. In de originele staat had het missaal 238 bladen met tekst.
Afb. 2: Heiligenkalender voor november en december, met de speciale feestdagen in rood, zoals die van Willibrord op 7 en Martinus (Sint Maarten) op 11 november, en Nicolaas op 5 december (fol. 3v (scan 14))
Uitgesneden bladen
In de huidige staat ontbreken er zes bladen, waarvan er vier genummerd waren (1, 81, 95 en 208). De andere twee vormden de eerste twee bladen van de sectie met de eucharistische gebeden, na folium 126. Die sectie vormt het centrale gedeelte van alle middeleeuwse missalen in het diocees Utrecht (en elders), waarbij op de versozijde van het eerste blad een bladvullend miniatuur staat met Jezus aan het kruis, met Maria en Johannes eromheen. Op de tegenoverliggende pagina begint het Te igitur, het eerste gebed van het Romeinse canon van de mis. Hierbij werd de hoofdletter T vaak versierd met een afbeelding, met daarin bijvoorbeeld de priester die zich gereedmaakt om de mis te vieren. Ook de andere ontbrekende bladen waren waarschijnlijk versierd, en in sommige gevallen is de afdruk van de kleuren nog te zien op het tegenoverliggende blad. Op fol. 126 zijn zelfs nog de sneden zichtbaar van het mes waarmee de bladen daar zijn uitgesneden.
Opvallend genoeg ontbreken de meeste van deze bladen ook in de beide andere missalen uit Goes, alsmede in verschillende andere middeleeuwse missalen. In Goes werden in 1578 beelden, altaren en versieringen uit de Maria Magdalenakerk verwijderd, en misschien was het verwijderen van de decoratie in de missalen daar een onderdeel van, of werd dat preventief gedaan toen de katholieke eredienst werd verboden. Ze moeten helaas als verloren worden beschouwd.
Temporale en Sanctorale
De opzet van het missaal is dezelfde als in alle laatmiddeleeuwse missalen uit de Noordelijke Nederlanden. Het begint met een heiligenkalender van de diocees Utrecht, waarbij de feestdagen van belangrijke heiligen in rood zijn geschreven. Hierna volgt een blad met liturgische instructies en de misvoorbereiding. Dan begint het Temporale, waarin de gebeden, gezangen en lezingen voor de vaststaande feesten stonden, zoals Advent (waar het missaal mee begint) en Kerst, en voor de feesten zoals Pasen en Pinksteren die een variabele datum hebben. Hierin bevindt zich ook de litanie van de heiligen (op fol. 78) waarin enkele heiligen worden aangeroepen die (vrij) typisch zijn voor het diocees Utrecht, zoals Willibrord, Lebuïnus, Odulphus en Wiro (afb. 3). Rondom de sectie met de litanie staan gezangen voorzien van middeleeuws notenschrift. Het Temporale wordt vanaf fol. 100r onderbroken door de prefaties, de inleidingen in het eucharistisch gebed (het dankzegginsgebed waarbij het brood en de rode wijn in het lichaam en bloed van Christus veranderen en de vereniging met God). Daarna volgende nog de misgebeden vanaf fol. 104r, en de eucharistische gebeden (op ongenummerde bladen) na fol. 126. Vanaf fol. 127r wordt het Temporale hervat met de eerste zondag na Pinksteren.
Afb 3: Litanie van de heiligen die tijdens de Paaswake werd gereciteerd (fol. 78r (scan 169))
Op fol. 154v begint het Sanctorale, met daarin de gebeden, gezangen en lezingen voor bepaalde heiligen, in de diocees Utrecht onder anderen die van Willibrord (fol. 203r). Na fol. 206-7 (waarin de teksten voor het feest van de kerk- en altaarwijding) volgt het Commune Sanctorum (‘Gemeenschappelijke der Heiligen’) voor categorieën van heiligen (apostelen, martelaren, belijders, pausen en maagden), die geen specifieke viering kenden zoals de heiligen in het Sanctorale. Het laatste en ongenummerde gedeelte begint op fol. 219r, met hierin de sequensen. Dat zijn misgezangen met een syllabische melodie die op bepaalde hoogdagen voor de evangelielezing gezongen worden. Ze komen nu weinig meer voor in de liturgie.
De verschillende secties, soms verder onderverdeeld, worden vaak aangegeven door een extra versierde initiaal en met een klavier, een strookje leer of perkament dat iets uitsteekt en dient als een tabblad. In de Middeleeuwen werd er al goed nagedacht over presentatie en lay-out, zodat de priester gemakkelijk zijn weg kon vinden in het handschrift. Een ander hulpmiddel daarbij is de kapittelstok die in Missaal 1 werd aangetroffen, bedoeld om bij een kapittel of hoofdstuk te houden of deze aan te wijzen (afb. 4-5).
Afb. 4-5: Kapittelstok van geknoopt aluingelooid leer in de band (foto: Marijn de Valk) en los (foto: Bart Jaski)
Aanvullingen over de pest
Dit missaal is geen statisch document, maar werd onderhouden en aangepast. Er werden bijvoorbeeld in het verleden restauraties aan het perkament uitgevoerd (fol. 60, 63 en 136). Het is intensief gebruikt, getuige de vlekken (bv. fol. 201r en 144r) en bladen die door veelvuldig gebruik vuiler en donkerder zijn geworden, zoals bij de prefaties. In de marges zijn echter maar weinig toevoegingen, en een verwijzing zoals op fol. 100r is een zeldzaamheid. Op het dekblad staat een gebed gericht aan Antonius van Padua († 1231) en een gebed voor Rochus van Montpellier († 1327). Beiden hebben gemeen dat ze patroonheiligen tegen de pest waren. In Missaal 3 staat aan het einde een mis tegen de pest. Op het vliegende schutblad staan er teksten over Anna, de moeder van Maria. Na de sequensen op het einde zijn er ook teksten toegevoegd, over Jozef en wederom over Anna (afb. 7). Die laatste begint met een mis voor Anna (Missa de sancta Anna virginis). Haar verering werd rond 1500 populair in de Lage Landen, en deze teksten zijn waarschijnlijk daarom pas later aan Missaal 1 en ook Missaal 2 toegevoegd.
Afb. 7: Aanvullingen over Jozef, waarschijnlijk in de decennia rond 1500 geschreven (fol. [229]v (scan 476)).
Delftse schulpenranden
Nergens in het missaal staat waar, wanneer en voor wie het werd geschreven, al wijzen de gelijkenissen met Missaal 2 duidelijk naar de Magdalenakerk in Goes. Het gehele missaal, op de latere toevoegingen na, is geschreven in de Gotische textualis, het statige maar compacte laatmiddeleeuwse boekschrift dat voor veel liturgische handschriften werd gebruikt. Dat vertelt ons niet direct iets over waar het is geproduceerd. De decoratie biedt daar wel aanwijzingen voor. Sommige initialen zijn uitbundig versierd met penwerk in rood, blauw en groen, op fol. 8v, 12v, 99v, 100r, etc (afb. 6). Dit penwerk, met zogenaamde schulpenranden, is typisch voor wat er ruwweg tussen 1440 en 1460 werd geproduceerd in Delft. Dat men in Goes een dergelijk missaal daar bestelde, is niet zo verwonderlijk, want in Delft werden wel meer handschriften tegen betaling vervaardigd. Er zijn tegen de tachtig middeleeuwse handschriften met Delfts penwerk bekend. Met welke de decoratie in Missalen 1 en 2 het beste overeenstemmen moet nog onderzocht worden. Dit geldt ook voor de stempels op het leer van de band, die vaak typisch zijn voor een bepaald klooster of kerk.
Afb. 6: Gekleurde initialen met Delfts penwerk en aantekening in de marge (fol. 99v-100r (scans 208-9)).
Besluit
Dit monumentale missaal geeft haar geheimen niet meteen prijs. We kunnen delen van zijn geschiedenis en achtergrond traceren, maar er is nog ruimte voor verder onderzoek. Dat geldt overigens voor veel middeleeuwse handschriften. Het is wel duidelijk dat het missaal belangrijk Zeeuws erfgoed vertegenwoordigt: een zeldzaam, tastbaar en fraai document uit een roerige tijd dat met liefde is vervaardigd, gebruikt en bewaard, maar ook met sporen die tijden van ziektes, onverdraagzaamheid en vervolging weerspiegelen. Dat het zorgvuldig in een hulselband is bewaard, toont eens te meer aan dat het beschermd moest worden. Gelukkig kan het nu weer worden bekeken en bewonderd.
Onderzoek: Marjan van de Berg, MA-student van de opleiding Ancient, Medieval en Renaissance Studies aan de Universiteit Utrecht. Dit onderzoek werd in mei en juni 2023 uitgevoerd onder begeleiding van Bart Jaski en prof. Marco Mostert. Met dank aan Marijn de Valk (Boekrestauratie, Middelburg) en Rutger Mauritz (cantor Grote Magdalenakerk, Goes)
C. Dekker, 'Een schamele landstede: geschiedenis van Goes tot aan de Satisfactie in 1577' (Goes, 2002).
A.L. Kort & A.J. Barth, 'Stappen in en om de Grote Kerk in Goes' (Goes, 2013).
Klara H. Broekhuijsen, ‘Delft’, in: Anne S. Korteweg (red.), 'Kriezels, aubergines en takkenbossen. Randversiering in Noordnederlandse handschriften uit de vijftiende eeuw'. (Zutphen, 1992), pp. 56-67.
G.J. Lepoeter, ‘Het zevengetijdencollege in de H. Maria Magdalenakerk te Goes. De bewaard gebleven missalen, tastbare herinnering aan een bijzonder aspect van de katholieke eredienst in de vijftiende en zestiende eeuw’, Bulletin Stichting Oude Zeeuwse Kerken 86 (april 2022), pp. 3-9.
J.G.C. Venner en C.A. Chavannes-Mazel, ‘Delftse handschriften en boekverluchting’, in: 'De stad Delft: cultuur en maatschappij tot 1572'. 2 delen (Delft, 1979-1980), I, pp. 134-137.
In het Gemeentearchief Goes liggen drie middeleeuwse manuscripten, waaronder twee missalen die uit de Grote of Maria Magdalenakerk van Goes komen, terwijl Missaal 3 een zeldzaam dominicaans missaal is. Van de drie vertonen de twee grootste, Missaal 1 en Missaal 2, grote gelijkenissen met elkaar. Missaal 1 is het meest compleet. Het is een imposant handschrift, na pakweg 550 jaar inhoudelijk nog in goede staat. Het is gebonden in kalfsleer over houten platkernen, en omkleed met een leren hulselband, een bescherming die zelden is overgeleverd (afb. 1). Dit neemt niet weg dat het hele voorplat los was geraakt doordat de bindingen gebroken waren zodat het eerste katern ook los lag en vochtschade had opgelopen. Vandaar dat het missaal in 2023 is gerestaureerd en alles weer op zijn plaats zit.
Afb. 1: Missaal 1 in zijn hulselband (foto: Marijn de Valk)
Missalen of misboeken waren grote, dikke boeken, geschikt om op het altaar te leggen en ook om bij slecht licht uit te lezen. Ze staan vol met gezangen, gebeden en lezingen voor de viering van de mis gedurende het hele kerkelijke jaar. Alles is in het Latijn geschreven, de taal van de Rooms-Katholieke Kerk. Wie Missaal 1 openslaat ziet echter niet alleen veel handgeschreven tekst, maar ook verschillende soorten schrift, met gebruik van kleurige en gedecoreerde letters. Dit is om de gebruiker – normaliter de priester – te ondersteunen bij het voordragen van de mis. Een missaal afschrijven en inbinden was een tijdrovende bezigheid voor de schrijver, corrector, illustrator en boekbinder. Hiervoor moest flink betaald worden. In het missaal wordt niet aangegeven waar en wanneer dat is gebeurd, maar als we goed kijken kunnen we het een en ander te weten komen over de herkomst en geschiedenis van Missaal 1.
Het missaal is gemaakt van perkament – om precies te zijn van vellum, kalfshuid die was geprepareerd om op te schrijven. De bladen zijn gemiddeld 34,5 cm hoog en 26 cm breed, zeg maar tussen A4 en A3-formaat in. Het is ook een dik handschrift, onder meer door de houten platten die als voor- en achterkaft dienen, en die als geheel met leer zijn bedekt en ingebonden. Het handschrift is gefolieerd met Romeinse cijfers, wat wil zeggen dat men telde per folium of blad, niet per bladzijde. Het nummer werd alleen genoteerd bovenaan de voorzijde (recto), en niet aan de achterzijde (verso). De nummering loopt tot en met folium 218 (ccxviii). Er zijn echter ook bladen die niet zijn gefolieerd, wat ook in andere missalen het geval is: de drie bladen met de kalender aan het begin (afb. 2), zeven bladen na folium 126 met de eucharistische gebeden en handelingen, en tien bladen aan het einde. Ook de dekbladen en vliegende (losse) schutbladen aan het begin en eind zijn ongenummerd. Deze dekbladen zijn bedoeld om de bladen met tekst aan het begin en einde te beschermen en waren oorspronkelijk blanco. In de originele staat had het missaal 238 bladen met tekst.
Afb. 2: Heiligenkalender voor november en december, met de speciale feestdagen in rood, zoals die van Willibrord op 7 en Martinus (Sint Maarten) op 11 november, en Nicolaas op 5 december (fol. 3v (scan 14))
Uitgesneden bladen
In de huidige staat ontbreken er zes bladen, waarvan er vier genummerd waren (1, 81, 95 en 208). De andere twee vormden de eerste twee bladen van de sectie met de eucharistische gebeden, na folium 126. Die sectie vormt het centrale gedeelte van alle middeleeuwse missalen in het diocees Utrecht (en elders), waarbij op de versozijde van het eerste blad een bladvullend miniatuur staat met Jezus aan het kruis, met Maria en Johannes eromheen. Op de tegenoverliggende pagina begint het Te igitur, het eerste gebed van het Romeinse canon van de mis. Hierbij werd de hoofdletter T vaak versierd met een afbeelding, met daarin bijvoorbeeld de priester die zich gereedmaakt om de mis te vieren. Ook de andere ontbrekende bladen waren waarschijnlijk versierd, en in sommige gevallen is de afdruk van de kleuren nog te zien op het tegenoverliggende blad. Op fol. 126 zijn zelfs nog de sneden zichtbaar van het mes waarmee de bladen daar zijn uitgesneden.
Opvallend genoeg ontbreken de meeste van deze bladen ook in de beide andere missalen uit Goes, alsmede in verschillende andere middeleeuwse missalen. In Goes werden in 1578 beelden, altaren en versieringen uit de Maria Magdalenakerk verwijderd, en misschien was het verwijderen van de decoratie in de missalen daar een onderdeel van, of werd dat preventief gedaan toen de katholieke eredienst werd verboden. Ze moeten helaas als verloren worden beschouwd.
Temporale en Sanctorale
De opzet van het missaal is dezelfde als in alle laatmiddeleeuwse missalen uit de Noordelijke Nederlanden. Het begint met een heiligenkalender van de diocees Utrecht, waarbij de feestdagen van belangrijke heiligen in rood zijn geschreven. Hierna volgt een blad met liturgische instructies en de misvoorbereiding. Dan begint het Temporale, waarin de gebeden, gezangen en lezingen voor de vaststaande feesten stonden, zoals Advent (waar het missaal mee begint) en Kerst, en voor de feesten zoals Pasen en Pinksteren die een variabele datum hebben. Hierin bevindt zich ook de litanie van de heiligen (op fol. 78) waarin enkele heiligen worden aangeroepen die (vrij) typisch zijn voor het diocees Utrecht, zoals Willibrord, Lebuïnus, Odulphus en Wiro (afb. 3). Rondom de sectie met de litanie staan gezangen voorzien van middeleeuws notenschrift. Het Temporale wordt vanaf fol. 100r onderbroken door de prefaties, de inleidingen in het eucharistisch gebed (het dankzegginsgebed waarbij het brood en de rode wijn in het lichaam en bloed van Christus veranderen en de vereniging met God). Daarna volgende nog de misgebeden vanaf fol. 104r, en de eucharistische gebeden (op ongenummerde bladen) na fol. 126. Vanaf fol. 127r wordt het Temporale hervat met de eerste zondag na Pinksteren.
Afb 3: Litanie van de heiligen die tijdens de Paaswake werd gereciteerd (fol. 78r (scan 169))
Op fol. 154v begint het Sanctorale, met daarin de gebeden, gezangen en lezingen voor bepaalde heiligen, in de diocees Utrecht onder anderen die van Willibrord (fol. 203r). Na fol. 206-7 (waarin de teksten voor het feest van de kerk- en altaarwijding) volgt het Commune Sanctorum (‘Gemeenschappelijke der Heiligen’) voor categorieën van heiligen (apostelen, martelaren, belijders, pausen en maagden), die geen specifieke viering kenden zoals de heiligen in het Sanctorale. Het laatste en ongenummerde gedeelte begint op fol. 219r, met hierin de sequensen. Dat zijn misgezangen met een syllabische melodie die op bepaalde hoogdagen voor de evangelielezing gezongen worden. Ze komen nu weinig meer voor in de liturgie.
De verschillende secties, soms verder onderverdeeld, worden vaak aangegeven door een extra versierde initiaal en met een klavier, een strookje leer of perkament dat iets uitsteekt en dient als een tabblad. In de Middeleeuwen werd er al goed nagedacht over presentatie en lay-out, zodat de priester gemakkelijk zijn weg kon vinden in het handschrift. Een ander hulpmiddel daarbij is de kapittelstok die in Missaal 1 werd aangetroffen, bedoeld om bij een kapittel of hoofdstuk te houden of deze aan te wijzen (afb. 4-5).
Afb. 4-5: Kapittelstok van geknoopt aluingelooid leer in de band (foto: Marijn de Valk) en los (foto: Bart Jaski)
Aanvullingen over de pest
Dit missaal is geen statisch document, maar werd onderhouden en aangepast. Er werden bijvoorbeeld in het verleden restauraties aan het perkament uitgevoerd (fol. 60, 63 en 136). Het is intensief gebruikt, getuige de vlekken (bv. fol. 201r en 144r) en bladen die door veelvuldig gebruik vuiler en donkerder zijn geworden, zoals bij de prefaties. In de marges zijn echter maar weinig toevoegingen, en een verwijzing zoals op fol. 100r is een zeldzaamheid. Op het dekblad staat een gebed gericht aan Antonius van Padua († 1231) en een gebed voor Rochus van Montpellier († 1327). Beiden hebben gemeen dat ze patroonheiligen tegen de pest waren. In Missaal 3 staat aan het einde een mis tegen de pest. Op het vliegende schutblad staan er teksten over Anna, de moeder van Maria. Na de sequensen op het einde zijn er ook teksten toegevoegd, over Jozef en wederom over Anna (afb. 7). Die laatste begint met een mis voor Anna (Missa de sancta Anna virginis). Haar verering werd rond 1500 populair in de Lage Landen, en deze teksten zijn waarschijnlijk daarom pas later aan Missaal 1 en ook Missaal 2 toegevoegd.
Afb. 7: Aanvullingen over Jozef, waarschijnlijk in de decennia rond 1500 geschreven (fol. [229]v (scan 476)).
Delftse schulpenranden
Nergens in het missaal staat waar, wanneer en voor wie het werd geschreven, al wijzen de gelijkenissen met Missaal 2 duidelijk naar de Magdalenakerk in Goes. Het gehele missaal, op de latere toevoegingen na, is geschreven in de Gotische textualis, het statige maar compacte laatmiddeleeuwse boekschrift dat voor veel liturgische handschriften werd gebruikt. Dat vertelt ons niet direct iets over waar het is geproduceerd. De decoratie biedt daar wel aanwijzingen voor. Sommige initialen zijn uitbundig versierd met penwerk in rood, blauw en groen, op fol. 8v, 12v, 99v, 100r, etc (afb. 6). Dit penwerk, met zogenaamde schulpenranden, is typisch voor wat er ruwweg tussen 1440 en 1460 werd geproduceerd in Delft. Dat men in Goes een dergelijk missaal daar bestelde, is niet zo verwonderlijk, want in Delft werden wel meer handschriften tegen betaling vervaardigd. Er zijn tegen de tachtig middeleeuwse handschriften met Delfts penwerk bekend. Met welke de decoratie in Missalen 1 en 2 het beste overeenstemmen moet nog onderzocht worden. Dit geldt ook voor de stempels op het leer van de band, die vaak typisch zijn voor een bepaald klooster of kerk.
Afb. 6: Gekleurde initialen met Delfts penwerk en aantekening in de marge (fol. 99v-100r (scans 208-9)).
Besluit
Dit monumentale missaal geeft haar geheimen niet meteen prijs. We kunnen delen van zijn geschiedenis en achtergrond traceren, maar er is nog ruimte voor verder onderzoek. Dat geldt overigens voor veel middeleeuwse handschriften. Het is wel duidelijk dat het missaal belangrijk Zeeuws erfgoed vertegenwoordigt: een zeldzaam, tastbaar en fraai document uit een roerige tijd dat met liefde is vervaardigd, gebruikt en bewaard, maar ook met sporen die tijden van ziektes, onverdraagzaamheid en vervolging weerspiegelen. Dat het zorgvuldig in een hulselband is bewaard, toont eens te meer aan dat het beschermd moest worden. Gelukkig kan het nu weer worden bekeken en bewonderd.
Onderzoek: Marjan van de Berg, MA-student van de opleiding Ancient, Medieval en Renaissance Studies aan de Universiteit Utrecht. Dit onderzoek werd in mei en juni 2023 uitgevoerd onder begeleiding van Bart Jaski en prof. Marco Mostert. Met dank aan Marijn de Valk (Boekrestauratie, Middelburg) en Rutger Mauritz (cantor Grote Magdalenakerk, Goes)
C. Dekker, 'Een schamele landstede: geschiedenis van Goes tot aan de Satisfactie in 1577' (Goes, 2002).
A.L. Kort & A.J. Barth, 'Stappen in en om de Grote Kerk in Goes' (Goes, 2013).
Klara H. Broekhuijsen, ‘Delft’, in: Anne S. Korteweg (red.), 'Kriezels, aubergines en takkenbossen. Randversiering in Noordnederlandse handschriften uit de vijftiende eeuw'. (Zutphen, 1992), pp. 56-67.
G.J. Lepoeter, ‘Het zevengetijdencollege in de H. Maria Magdalenakerk te Goes. De bewaard gebleven missalen, tastbare herinnering aan een bijzonder aspect van de katholieke eredienst in de vijftiende en zestiende eeuw’, Bulletin Stichting Oude Zeeuwse Kerken 86 (april 2022), pp. 3-9.
J.G.C. Venner en C.A. Chavannes-Mazel, ‘Delftse handschriften en boekverluchting’, in: 'De stad Delft: cultuur en maatschappij tot 1572'. 2 delen (Delft, 1979-1980), I, pp. 134-137.
In het Gemeentearchief Goes liggen drie middeleeuwse manuscripten, waaronder twee missalen die uit de Grote of Maria Magdalenakerk van Goes komen, terwijl Missaal 3 een zeldzaam dominicaans missaal is. Van de drie vertonen de twee grootste, Missaal 1 en Missaal 2, grote gelijkenissen met elkaar. Missaal 1 is het meest compleet. Het is een imposant handschrift, na pakweg 550 jaar inhoudelijk nog in goede staat. Het is gebonden in kalfsleer over houten platkernen, en omkleed met een leren hulselband, een bescherming die zelden is overgeleverd (afb. 1). Dit neemt niet weg dat het hele voorplat los was geraakt doordat de bindingen gebroken waren zodat het eerste katern ook los lag en vochtschade had opgelopen. Vandaar dat het missaal in 2023 is gerestaureerd en alles weer op zijn plaats zit.
Afb. 1: Missaal 1 in zijn hulselband (foto: Marijn de Valk)
Missalen of misboeken waren grote, dikke boeken, geschikt om op het altaar te leggen en ook om bij slecht licht uit te lezen. Ze staan vol met gezangen, gebeden en lezingen voor de viering van de mis gedurende het hele kerkelijke jaar. Alles is in het Latijn geschreven, de taal van de Rooms-Katholieke Kerk. Wie Missaal 1 openslaat ziet echter niet alleen veel handgeschreven tekst, maar ook verschillende soorten schrift, met gebruik van kleurige en gedecoreerde letters. Dit is om de gebruiker – normaliter de priester – te ondersteunen bij het voordragen van de mis. Een missaal afschrijven en inbinden was een tijdrovende bezigheid voor de schrijver, corrector, illustrator en boekbinder. Hiervoor moest flink betaald worden. In het missaal wordt niet aangegeven waar en wanneer dat is gebeurd, maar als we goed kijken kunnen we het een en ander te weten komen over de herkomst en geschiedenis van Missaal 1.
Het missaal is gemaakt van perkament – om precies te zijn van vellum, kalfshuid die was geprepareerd om op te schrijven. De bladen zijn gemiddeld 34,5 cm hoog en 26 cm breed, zeg maar tussen A4 en A3-formaat in. Het is ook een dik handschrift, onder meer door de houten platten die als voor- en achterkaft dienen, en die als geheel met leer zijn bedekt en ingebonden. Het handschrift is gefolieerd met Romeinse cijfers, wat wil zeggen dat men telde per folium of blad, niet per bladzijde. Het nummer werd alleen genoteerd bovenaan de voorzijde (recto), en niet aan de achterzijde (verso). De nummering loopt tot en met folium 218 (ccxviii). Er zijn echter ook bladen die niet zijn gefolieerd, wat ook in andere missalen het geval is: de drie bladen met de kalender aan het begin (afb. 2), zeven bladen na folium 126 met de eucharistische gebeden en handelingen, en tien bladen aan het einde. Ook de dekbladen en vliegende (losse) schutbladen aan het begin en eind zijn ongenummerd. Deze dekbladen zijn bedoeld om de bladen met tekst aan het begin en einde te beschermen en waren oorspronkelijk blanco. In de originele staat had het missaal 238 bladen met tekst.
Afb. 2: Heiligenkalender voor november en december, met de speciale feestdagen in rood, zoals die van Willibrord op 7 en Martinus (Sint Maarten) op 11 november, en Nicolaas op 5 december (fol. 3v (scan 14))
Uitgesneden bladen
In de huidige staat ontbreken er zes bladen, waarvan er vier genummerd waren (1, 81, 95 en 208). De andere twee vormden de eerste twee bladen van de sectie met de eucharistische gebeden, na folium 126. Die sectie vormt het centrale gedeelte van alle middeleeuwse missalen in het diocees Utrecht (en elders), waarbij op de versozijde van het eerste blad een bladvullend miniatuur staat met Jezus aan het kruis, met Maria en Johannes eromheen. Op de tegenoverliggende pagina begint het Te igitur, het eerste gebed van het Romeinse canon van de mis. Hierbij werd de hoofdletter T vaak versierd met een afbeelding, met daarin bijvoorbeeld de priester die zich gereedmaakt om de mis te vieren. Ook de andere ontbrekende bladen waren waarschijnlijk versierd, en in sommige gevallen is de afdruk van de kleuren nog te zien op het tegenoverliggende blad. Op fol. 126 zijn zelfs nog de sneden zichtbaar van het mes waarmee de bladen daar zijn uitgesneden.
Opvallend genoeg ontbreken de meeste van deze bladen ook in de beide andere missalen uit Goes, alsmede in verschillende andere middeleeuwse missalen. In Goes werden in 1578 beelden, altaren en versieringen uit de Maria Magdalenakerk verwijderd, en misschien was het verwijderen van de decoratie in de missalen daar een onderdeel van, of werd dat preventief gedaan toen de katholieke eredienst werd verboden. Ze moeten helaas als verloren worden beschouwd.
Temporale en Sanctorale
De opzet van het missaal is dezelfde als in alle laatmiddeleeuwse missalen uit de Noordelijke Nederlanden. Het begint met een heiligenkalender van de diocees Utrecht, waarbij de feestdagen van belangrijke heiligen in rood zijn geschreven. Hierna volgt een blad met liturgische instructies en de misvoorbereiding. Dan begint het Temporale, waarin de gebeden, gezangen en lezingen voor de vaststaande feesten stonden, zoals Advent (waar het missaal mee begint) en Kerst, en voor de feesten zoals Pasen en Pinksteren die een variabele datum hebben. Hierin bevindt zich ook de litanie van de heiligen (op fol. 78) waarin enkele heiligen worden aangeroepen die (vrij) typisch zijn voor het diocees Utrecht, zoals Willibrord, Lebuïnus, Odulphus en Wiro (afb. 3). Rondom de sectie met de litanie staan gezangen voorzien van middeleeuws notenschrift. Het Temporale wordt vanaf fol. 100r onderbroken door de prefaties, de inleidingen in het eucharistisch gebed (het dankzegginsgebed waarbij het brood en de rode wijn in het lichaam en bloed van Christus veranderen en de vereniging met God). Daarna volgende nog de misgebeden vanaf fol. 104r, en de eucharistische gebeden (op ongenummerde bladen) na fol. 126. Vanaf fol. 127r wordt het Temporale hervat met de eerste zondag na Pinksteren.
Afb 3: Litanie van de heiligen die tijdens de Paaswake werd gereciteerd (fol. 78r (scan 169))
Op fol. 154v begint het Sanctorale, met daarin de gebeden, gezangen en lezingen voor bepaalde heiligen, in de diocees Utrecht onder anderen die van Willibrord (fol. 203r). Na fol. 206-7 (waarin de teksten voor het feest van de kerk- en altaarwijding) volgt het Commune Sanctorum (‘Gemeenschappelijke der Heiligen’) voor categorieën van heiligen (apostelen, martelaren, belijders, pausen en maagden), die geen specifieke viering kenden zoals de heiligen in het Sanctorale. Het laatste en ongenummerde gedeelte begint op fol. 219r, met hierin de sequensen. Dat zijn misgezangen met een syllabische melodie die op bepaalde hoogdagen voor de evangelielezing gezongen worden. Ze komen nu weinig meer voor in de liturgie.
De verschillende secties, soms verder onderverdeeld, worden vaak aangegeven door een extra versierde initiaal en met een klavier, een strookje leer of perkament dat iets uitsteekt en dient als een tabblad. In de Middeleeuwen werd er al goed nagedacht over presentatie en lay-out, zodat de priester gemakkelijk zijn weg kon vinden in het handschrift. Een ander hulpmiddel daarbij is de kapittelstok die in Missaal 1 werd aangetroffen, bedoeld om bij een kapittel of hoofdstuk te houden of deze aan te wijzen (afb. 4-5).
Afb. 4-5: Kapittelstok van geknoopt aluingelooid leer in de band (foto: Marijn de Valk) en los (foto: Bart Jaski)
Aanvullingen over de pest
Dit missaal is geen statisch document, maar werd onderhouden en aangepast. Er werden bijvoorbeeld in het verleden restauraties aan het perkament uitgevoerd (fol. 60, 63 en 136). Het is intensief gebruikt, getuige de vlekken (bv. fol. 201r en 144r) en bladen die door veelvuldig gebruik vuiler en donkerder zijn geworden, zoals bij de prefaties. In de marges zijn echter maar weinig toevoegingen, en een verwijzing zoals op fol. 100r is een zeldzaamheid. Op het dekblad staat een gebed gericht aan Antonius van Padua († 1231) en een gebed voor Rochus van Montpellier († 1327). Beiden hebben gemeen dat ze patroonheiligen tegen de pest waren. In Missaal 3 staat aan het einde een mis tegen de pest. Op het vliegende schutblad staan er teksten over Anna, de moeder van Maria. Na de sequensen op het einde zijn er ook teksten toegevoegd, over Jozef en wederom over Anna (afb. 7). Die laatste begint met een mis voor Anna (Missa de sancta Anna virginis). Haar verering werd rond 1500 populair in de Lage Landen, en deze teksten zijn waarschijnlijk daarom pas later aan Missaal 1 en ook Missaal 2 toegevoegd.
Afb. 7: Aanvullingen over Jozef, waarschijnlijk in de decennia rond 1500 geschreven (fol. [229]v (scan 476)).
Delftse schulpenranden
Nergens in het missaal staat waar, wanneer en voor wie het werd geschreven, al wijzen de gelijkenissen met Missaal 2 duidelijk naar de Magdalenakerk in Goes. Het gehele missaal, op de latere toevoegingen na, is geschreven in de Gotische textualis, het statige maar compacte laatmiddeleeuwse boekschrift dat voor veel liturgische handschriften werd gebruikt. Dat vertelt ons niet direct iets over waar het is geproduceerd. De decoratie biedt daar wel aanwijzingen voor. Sommige initialen zijn uitbundig versierd met penwerk in rood, blauw en groen, op fol. 8v, 12v, 99v, 100r, etc (afb. 6). Dit penwerk, met zogenaamde schulpenranden, is typisch voor wat er ruwweg tussen 1440 en 1460 werd geproduceerd in Delft. Dat men in Goes een dergelijk missaal daar bestelde, is niet zo verwonderlijk, want in Delft werden wel meer handschriften tegen betaling vervaardigd. Er zijn tegen de tachtig middeleeuwse handschriften met Delfts penwerk bekend. Met welke de decoratie in Missalen 1 en 2 het beste overeenstemmen moet nog onderzocht worden. Dit geldt ook voor de stempels op het leer van de band, die vaak typisch zijn voor een bepaald klooster of kerk.
Afb. 6: Gekleurde initialen met Delfts penwerk en aantekening in de marge (fol. 99v-100r (scans 208-9)).
Besluit
Dit monumentale missaal geeft haar geheimen niet meteen prijs. We kunnen delen van zijn geschiedenis en achtergrond traceren, maar er is nog ruimte voor verder onderzoek. Dat geldt overigens voor veel middeleeuwse handschriften. Het is wel duidelijk dat het missaal belangrijk Zeeuws erfgoed vertegenwoordigt: een zeldzaam, tastbaar en fraai document uit een roerige tijd dat met liefde is vervaardigd, gebruikt en bewaard, maar ook met sporen die tijden van ziektes, onverdraagzaamheid en vervolging weerspiegelen. Dat het zorgvuldig in een hulselband is bewaard, toont eens te meer aan dat het beschermd moest worden. Gelukkig kan het nu weer worden bekeken en bewonderd.
Onderzoek: Marjan van de Berg, MA-student van de opleiding Ancient, Medieval en Renaissance Studies aan de Universiteit Utrecht. Dit onderzoek werd in mei en juni 2023 uitgevoerd onder begeleiding van Bart Jaski en prof. Marco Mostert. Met dank aan Marijn de Valk (Boekrestauratie, Middelburg) en Rutger Mauritz (cantor Grote Magdalenakerk, Goes)
C. Dekker, ‘Een schamele landstede: geschiedenis van Goes tot aan de Satisfactie in 1577’ (Goes, 2002).
A.L. Kort & A.J. Barth, ‘Stappen in en om de Grote Kerk in Goes‘ (Goes, 2013).
Klara H. Broekhuijsen, ‘Delft’, in: Anne S. Korteweg (red.), ‘Kriezels, aubergines en takkenbossen. Randversiering in Noordnederlandse handschriften uit de vijftiende eeuw’. (Zutphen, 1992), pp. 56-67.
G.J. Lepoeter, ‘Het zevengetijdencollege in de H. Maria Magdalenakerk te Goes. De bewaard gebleven missalen, tastbare herinnering aan een bijzonder aspect van de katholieke eredienst in de vijftiende en zestiende eeuw’, Bulletin Stichting Oude Zeeuwse Kerken 86 (april 2022), pp. 3-9.
J.G.C. Venner en C.A. Chavannes-Mazel, ‘Delftse handschriften en boekverluchting’, in: ‘De stad Delft: cultuur en maatschappij tot 1572’. 2 delen (Delft, 1979-1980), I, pp. 134-137.
In het Gemeentearchief Goes liggen drie middeleeuwse manuscripten, waaronder twee missalen die uit de Grote of Maria Magdalenakerk van Goes komen, terwijl Missaal 3 een zeldzaam dominicaans missaal is. Van de drie vertonen de twee grootste, Missaal 1 en Missaal 2, grote gelijkenissen met elkaar. Missaal 1 is het meest compleet. Het is een imposant handschrift, na pakweg 550 jaar inhoudelijk nog in goede staat. Het is gebonden in kalfsleer over houten platkernen, en omkleed met een leren hulselband, een bescherming die zelden is overgeleverd (afb. 1). Dit neemt niet weg dat het hele voorplat los was geraakt doordat de bindingen gebroken waren zodat het eerste katern ook los lag en vochtschade had opgelopen. Vandaar dat het missaal in 2023 is gerestaureerd en alles weer op zijn plaats zit.
Afb. 1: Missaal 1 in zijn hulselband (foto: Marijn de Valk)
Missalen of misboeken waren grote, dikke boeken, geschikt om op het altaar te leggen en ook om bij slecht licht uit te lezen. Ze staan vol met gezangen, gebeden en lezingen voor de viering van de mis gedurende het hele kerkelijke jaar. Alles is in het Latijn geschreven, de taal van de Rooms-Katholieke Kerk. Wie Missaal 1 openslaat ziet echter niet alleen veel handgeschreven tekst, maar ook verschillende soorten schrift, met gebruik van kleurige en gedecoreerde letters. Dit is om de gebruiker – normaliter de priester – te ondersteunen bij het voordragen van de mis. Een missaal afschrijven en inbinden was een tijdrovende bezigheid voor de schrijver, corrector, illustrator en boekbinder. Hiervoor moest flink betaald worden. In het missaal wordt niet aangegeven waar en wanneer dat is gebeurd, maar als we goed kijken kunnen we het een en ander te weten komen over de herkomst en geschiedenis van Missaal 1.
Het missaal is gemaakt van perkament – om precies te zijn van vellum, kalfshuid die was geprepareerd om op te schrijven. De bladen zijn gemiddeld 34,5 cm hoog en 26 cm breed, zeg maar tussen A4 en A3-formaat in. Het is ook een dik handschrift, onder meer door de houten platten die als voor- en achterkaft dienen, en die als geheel met leer zijn bedekt en ingebonden. Het handschrift is gefolieerd met Romeinse cijfers, wat wil zeggen dat men telde per folium of blad, niet per bladzijde. Het nummer werd alleen genoteerd bovenaan de voorzijde (recto), en niet aan de achterzijde (verso). De nummering loopt tot en met folium 218 (ccxviii). Er zijn echter ook bladen die niet zijn gefolieerd, wat ook in andere missalen het geval is: de drie bladen met de kalender aan het begin (afb. 2), zeven bladen na folium 126 met de eucharistische gebeden en handelingen, en tien bladen aan het einde. Ook de dekbladen en vliegende (losse) schutbladen aan het begin en eind zijn ongenummerd. Deze dekbladen zijn bedoeld om de bladen met tekst aan het begin en einde te beschermen en waren oorspronkelijk blanco. In de originele staat had het missaal 238 bladen met tekst.
Afb. 2: Heiligenkalender voor november en december, met de speciale feestdagen in rood, zoals die van Willibrord op 7 en Martinus (Sint Maarten) op 11 november, en Nicolaas op 5 december (fol. 3v (scan 14))
Uitgesneden bladen
In de huidige staat ontbreken er zes bladen, waarvan er vier genummerd waren (1, 81, 95 en 208). De andere twee vormden de eerste twee bladen van de sectie met de eucharistische gebeden, na folium 126. Die sectie vormt het centrale gedeelte van alle middeleeuwse missalen in het diocees Utrecht (en elders), waarbij op de versozijde van het eerste blad een bladvullend miniatuur staat met Jezus aan het kruis, met Maria en Johannes eromheen. Op de tegenoverliggende pagina begint het Te igitur, het eerste gebed van het Romeinse canon van de mis. Hierbij werd de hoofdletter T vaak versierd met een afbeelding, met daarin bijvoorbeeld de priester die zich gereedmaakt om de mis te vieren. Ook de andere ontbrekende bladen waren waarschijnlijk versierd, en in sommige gevallen is de afdruk van de kleuren nog te zien op het tegenoverliggende blad. Op fol. 126 zijn zelfs nog de sneden zichtbaar van het mes waarmee de bladen daar zijn uitgesneden.
Opvallend genoeg ontbreken de meeste van deze bladen ook in de beide andere missalen uit Goes, alsmede in verschillende andere middeleeuwse missalen. In Goes werden in 1578 beelden, altaren en versieringen uit de Maria Magdalenakerk verwijderd, en misschien was het verwijderen van de decoratie in de missalen daar een onderdeel van, of werd dat preventief gedaan toen de katholieke eredienst werd verboden. Ze moeten helaas als verloren worden beschouwd.
Temporale en Sanctorale
De opzet van het missaal is dezelfde als in alle laatmiddeleeuwse missalen uit de Noordelijke Nederlanden. Het begint met een heiligenkalender van de diocees Utrecht, waarbij de feestdagen van belangrijke heiligen in rood zijn geschreven. Hierna volgt een blad met liturgische instructies en de misvoorbereiding. Dan begint het Temporale, waarin de gebeden, gezangen en lezingen voor de vaststaande feesten stonden, zoals Advent (waar het missaal mee begint) en Kerst, en voor de feesten zoals Pasen en Pinksteren die een variabele datum hebben. Hierin bevindt zich ook de litanie van de heiligen (op fol. 78) waarin enkele heiligen worden aangeroepen die (vrij) typisch zijn voor het diocees Utrecht, zoals Willibrord, Lebuïnus, Odulphus en Wiro (afb. 3). Rondom de sectie met de litanie staan gezangen voorzien van middeleeuws notenschrift. Het Temporale wordt vanaf fol. 100r onderbroken door de prefaties, de inleidingen in het eucharistisch gebed (het dankzegginsgebed waarbij het brood en de rode wijn in het lichaam en bloed van Christus veranderen en de vereniging met God). Daarna volgende nog de misgebeden vanaf fol. 104r, en de eucharistische gebeden (op ongenummerde bladen) na fol. 126. Vanaf fol. 127r wordt het Temporale hervat met de eerste zondag na Pinksteren.
Afb 3: Litanie van de heiligen die tijdens de Paaswake werd gereciteerd (fol. 78r (scan 169))
Op fol. 154v begint het Sanctorale, met daarin de gebeden, gezangen en lezingen voor bepaalde heiligen, in de diocees Utrecht onder anderen die van Willibrord (fol. 203r). Na fol. 206-7 (waarin de teksten voor het feest van de kerk- en altaarwijding) volgt het Commune Sanctorum (‘Gemeenschappelijke der Heiligen’) voor categorieën van heiligen (apostelen, martelaren, belijders, pausen en maagden), die geen specifieke viering kenden zoals de heiligen in het Sanctorale. Het laatste en ongenummerde gedeelte begint op fol. 219r, met hierin de sequensen. Dat zijn misgezangen met een syllabische melodie die op bepaalde hoogdagen voor de evangelielezing gezongen worden. Ze komen nu weinig meer voor in de liturgie.
De verschillende secties, soms verder onderverdeeld, worden vaak aangegeven door een extra versierde initiaal en met een klavier, een strookje leer of perkament dat iets uitsteekt en dient als een tabblad. In de Middeleeuwen werd er al goed nagedacht over presentatie en lay-out, zodat de priester gemakkelijk zijn weg kon vinden in het handschrift. Een ander hulpmiddel daarbij is de kapittelstok die in Missaal 1 werd aangetroffen, bedoeld om bij een kapittel of hoofdstuk te houden of deze aan te wijzen (afb. 4-5).
Afb. 4-5: Kapittelstok van geknoopt aluingelooid leer in de band (foto: Marijn de Valk) en los (foto: Bart Jaski)
Aanvullingen over de pest
Dit missaal is geen statisch document, maar werd onderhouden en aangepast. Er werden bijvoorbeeld in het verleden restauraties aan het perkament uitgevoerd (fol. 60, 63 en 136). Het is intensief gebruikt, getuige de vlekken (bv. fol. 201r en 144r) en bladen die door veelvuldig gebruik vuiler en donkerder zijn geworden, zoals bij de prefaties. In de marges zijn echter maar weinig toevoegingen, en een verwijzing zoals op fol. 100r is een zeldzaamheid. Op het dekblad staat een gebed gericht aan Antonius van Padua († 1231) en een gebed voor Rochus van Montpellier († 1327). Beiden hebben gemeen dat ze patroonheiligen tegen de pest waren. In Missaal 3 staat aan het einde een mis tegen de pest. Op het vliegende schutblad staan er teksten over Anna, de moeder van Maria. Na de sequensen op het einde zijn er ook teksten toegevoegd, over Jozef en wederom over Anna (afb. 7). Die laatste begint met een mis voor Anna (Missa de sancta Anna virginis). Haar verering werd rond 1500 populair in de Lage Landen, en deze teksten zijn waarschijnlijk daarom pas later aan Missaal 1 en ook Missaal 2 toegevoegd.
Afb. 7: Aanvullingen over Jozef, waarschijnlijk in de decennia rond 1500 geschreven (fol. [229]v (scan 476)).
Delftse schulpenranden
Nergens in het missaal staat waar, wanneer en voor wie het werd geschreven, al wijzen de gelijkenissen met Missaal 2 duidelijk naar de Magdalenakerk in Goes. Het gehele missaal, op de latere toevoegingen na, is geschreven in de Gotische textualis, het statige maar compacte laatmiddeleeuwse boekschrift dat voor veel liturgische handschriften werd gebruikt. Dat vertelt ons niet direct iets over waar het is geproduceerd. De decoratie biedt daar wel aanwijzingen voor. Sommige initialen zijn uitbundig versierd met penwerk in rood, blauw en groen, op fol. 8v, 12v, 99v, 100r, etc (afb. 6). Dit penwerk, met zogenaamde schulpenranden, is typisch voor wat er ruwweg tussen 1440 en 1460 werd geproduceerd in Delft. Dat men in Goes een dergelijk missaal daar bestelde, is niet zo verwonderlijk, want in Delft werden wel meer handschriften tegen betaling vervaardigd. Er zijn tegen de tachtig middeleeuwse handschriften met Delfts penwerk bekend. Met welke de decoratie in Missalen 1 en 2 het beste overeenstemmen moet nog onderzocht worden. Dit geldt ook voor de stempels op het leer van de band, die vaak typisch zijn voor een bepaald klooster of kerk.
Afb. 6: Gekleurde initialen met Delfts penwerk en aantekening in de marge (fol. 99v-100r (scans 208-9)).
Besluit
Dit monumentale missaal geeft haar geheimen niet meteen prijs. We kunnen delen van zijn geschiedenis en achtergrond traceren, maar er is nog ruimte voor verder onderzoek. Dat geldt overigens voor veel middeleeuwse handschriften. Het is wel duidelijk dat het missaal belangrijk Zeeuws erfgoed vertegenwoordigt: een zeldzaam, tastbaar en fraai document uit een roerige tijd dat met liefde is vervaardigd, gebruikt en bewaard, maar ook met sporen die tijden van ziektes, onverdraagzaamheid en vervolging weerspiegelen. Dat het zorgvuldig in een hulselband is bewaard, toont eens te meer aan dat het beschermd moest worden. Gelukkig kan het nu weer worden bekeken en bewonderd.
Onderzoek: Marjan van de Berg, MA-student van de opleiding Ancient, Medieval en Renaissance Studies aan de Universiteit Utrecht. Dit onderzoek werd in mei en juni 2023 uitgevoerd onder begeleiding van Bart Jaski en prof. Marco Mostert. Met dank aan Marijn de Valk (Boekrestauratie, Middelburg) en Rutger Mauritz (cantor Grote Magdalenakerk, Goes)
C. Dekker, 'Een schamele landstede: geschiedenis van Goes tot aan de Satisfactie in 1577' (Goes, 2002).
A.L. Kort & A.J. Barth, 'Stappen in en om de Grote Kerk in Goes' (Goes, 2013).
Klara H. Broekhuijsen, ‘Delft’, in: Anne S. Korteweg (red.), 'Kriezels, aubergines en takkenbossen. Randversiering in Noordnederlandse handschriften uit de vijftiende eeuw'. (Zutphen, 1992), pp. 56-67.
G.J. Lepoeter, ‘Het zevengetijdencollege in de H. Maria Magdalenakerk te Goes. De bewaard gebleven missalen, tastbare herinnering aan een bijzonder aspect van de katholieke eredienst in de vijftiende en zestiende eeuw’, Bulletin Stichting Oude Zeeuwse Kerken 86 (april 2022), pp. 3-9.
J.G.C. Venner en C.A. Chavannes-Mazel, ‘Delftse handschriften en boekverluchting’, in: 'De stad Delft: cultuur en maatschappij tot 1572'. 2 delen (Delft, 1979-1980), I, pp. 134-137.
In het Gemeentearchief Goes liggen drie middeleeuwse manuscripten, waaronder twee missalen die uit de Grote of Maria Magdalenakerk van Goes komen, terwijl Missaal 3 een zeldzaam dominicaans missaal is. Van de drie vertonen de twee grootste, Missaal 1 en Missaal 2, grote gelijkenissen met elkaar. Missaal 1 is het meest compleet. Het is een imposant handschrift, na pakweg 550 jaar inhoudelijk nog in goede staat. Het is gebonden in kalfsleer over houten platkernen, en omkleed met een leren hulselband, een bescherming die zelden is overgeleverd (afb. 1). Dit neemt niet weg dat het hele voorplat los was geraakt doordat de bindingen gebroken waren zodat het eerste katern ook los lag en vochtschade had opgelopen. Vandaar dat het missaal in 2023 is gerestaureerd en alles weer op zijn plaats zit.
Afb. 1: Missaal 1 in zijn hulselband (foto: Marijn de Valk)
Missalen of misboeken waren grote, dikke boeken, geschikt om op het altaar te leggen en ook om bij slecht licht uit te lezen. Ze staan vol met gezangen, gebeden en lezingen voor de viering van de mis gedurende het hele kerkelijke jaar. Alles is in het Latijn geschreven, de taal van de Rooms-Katholieke Kerk. Wie Missaal 1 openslaat ziet echter niet alleen veel handgeschreven tekst, maar ook verschillende soorten schrift, met gebruik van kleurige en gedecoreerde letters. Dit is om de gebruiker – normaliter de priester – te ondersteunen bij het voordragen van de mis. Een missaal afschrijven en inbinden was een tijdrovende bezigheid voor de schrijver, corrector, illustrator en boekbinder. Hiervoor moest flink betaald worden. In het missaal wordt niet aangegeven waar en wanneer dat is gebeurd, maar als we goed kijken kunnen we het een en ander te weten komen over de herkomst en geschiedenis van Missaal 1.
Het missaal is gemaakt van perkament – om precies te zijn van vellum, kalfshuid die was geprepareerd om op te schrijven. De bladen zijn gemiddeld 34,5 cm hoog en 26 cm breed, zeg maar tussen A4 en A3-formaat in. Het is ook een dik handschrift, onder meer door de houten platten die als voor- en achterkaft dienen, en die als geheel met leer zijn bedekt en ingebonden. Het handschrift is gefolieerd met Romeinse cijfers, wat wil zeggen dat men telde per folium of blad, niet per bladzijde. Het nummer werd alleen genoteerd bovenaan de voorzijde (recto), en niet aan de achterzijde (verso). De nummering loopt tot en met folium 218 (ccxviii). Er zijn echter ook bladen die niet zijn gefolieerd, wat ook in andere missalen het geval is: de drie bladen met de kalender aan het begin (afb. 2), zeven bladen na folium 126 met de eucharistische gebeden en handelingen, en tien bladen aan het einde. Ook de dekbladen en vliegende (losse) schutbladen aan het begin en eind zijn ongenummerd. Deze dekbladen zijn bedoeld om de bladen met tekst aan het begin en einde te beschermen en waren oorspronkelijk blanco. In de originele staat had het missaal 238 bladen met tekst.
Afb. 2: Heiligenkalender voor november en december, met de speciale feestdagen in rood, zoals die van Willibrord op 7 en Martinus (Sint Maarten) op 11 november, en Nicolaas op 5 december (fol. 3v (scan 14))
Uitgesneden bladen
In de huidige staat ontbreken er zes bladen, waarvan er vier genummerd waren (1, 81, 95 en 208). De andere twee vormden de eerste twee bladen van de sectie met de eucharistische gebeden, na folium 126. Die sectie vormt het centrale gedeelte van alle middeleeuwse missalen in het diocees Utrecht (en elders), waarbij op de versozijde van het eerste blad een bladvullend miniatuur staat met Jezus aan het kruis, met Maria en Johannes eromheen. Op de tegenoverliggende pagina begint het Te igitur, het eerste gebed van het Romeinse canon van de mis. Hierbij werd de hoofdletter T vaak versierd met een afbeelding, met daarin bijvoorbeeld de priester die zich gereedmaakt om de mis te vieren. Ook de andere ontbrekende bladen waren waarschijnlijk versierd, en in sommige gevallen is de afdruk van de kleuren nog te zien op het tegenoverliggende blad. Op fol. 126 zijn zelfs nog de sneden zichtbaar van het mes waarmee de bladen daar zijn uitgesneden.
Opvallend genoeg ontbreken de meeste van deze bladen ook in de beide andere missalen uit Goes, alsmede in verschillende andere middeleeuwse missalen. In Goes werden in 1578 beelden, altaren en versieringen uit de Maria Magdalenakerk verwijderd, en misschien was het verwijderen van de decoratie in de missalen daar een onderdeel van, of werd dat preventief gedaan toen de katholieke eredienst werd verboden. Ze moeten helaas als verloren worden beschouwd.
Temporale en Sanctorale
De opzet van het missaal is dezelfde als in alle laatmiddeleeuwse missalen uit de Noordelijke Nederlanden. Het begint met een heiligenkalender van de diocees Utrecht, waarbij de feestdagen van belangrijke heiligen in rood zijn geschreven. Hierna volgt een blad met liturgische instructies en de misvoorbereiding. Dan begint het Temporale, waarin de gebeden, gezangen en lezingen voor de vaststaande feesten stonden, zoals Advent (waar het missaal mee begint) en Kerst, en voor de feesten zoals Pasen en Pinksteren die een variabele datum hebben. Hierin bevindt zich ook de litanie van de heiligen (op fol. 78) waarin enkele heiligen worden aangeroepen die (vrij) typisch zijn voor het diocees Utrecht, zoals Willibrord, Lebuïnus, Odulphus en Wiro (afb. 3). Rondom de sectie met de litanie staan gezangen voorzien van middeleeuws notenschrift. Het Temporale wordt vanaf fol. 100r onderbroken door de prefaties, de inleidingen in het eucharistisch gebed (het dankzegginsgebed waarbij het brood en de rode wijn in het lichaam en bloed van Christus veranderen en de vereniging met God). Daarna volgende nog de misgebeden vanaf fol. 104r, en de eucharistische gebeden (op ongenummerde bladen) na fol. 126. Vanaf fol. 127r wordt het Temporale hervat met de eerste zondag na Pinksteren.
Afb 3: Litanie van de heiligen die tijdens de Paaswake werd gereciteerd (fol. 78r (scan 169))
Op fol. 154v begint het Sanctorale, met daarin de gebeden, gezangen en lezingen voor bepaalde heiligen, in de diocees Utrecht onder anderen die van Willibrord (fol. 203r). Na fol. 206-7 (waarin de teksten voor het feest van de kerk- en altaarwijding) volgt het Commune Sanctorum (‘Gemeenschappelijke der Heiligen’) voor categorieën van heiligen (apostelen, martelaren, belijders, pausen en maagden), die geen specifieke viering kenden zoals de heiligen in het Sanctorale. Het laatste en ongenummerde gedeelte begint op fol. 219r, met hierin de sequensen. Dat zijn misgezangen met een syllabische melodie die op bepaalde hoogdagen voor de evangelielezing gezongen worden. Ze komen nu weinig meer voor in de liturgie.
De verschillende secties, soms verder onderverdeeld, worden vaak aangegeven door een extra versierde initiaal en met een klavier, een strookje leer of perkament dat iets uitsteekt en dient als een tabblad. In de Middeleeuwen werd er al goed nagedacht over presentatie en lay-out, zodat de priester gemakkelijk zijn weg kon vinden in het handschrift. Een ander hulpmiddel daarbij is de kapittelstok die in Missaal 1 werd aangetroffen, bedoeld om bij een kapittel of hoofdstuk te houden of deze aan te wijzen (afb. 4-5).
Afb. 4-5: Kapittelstok van geknoopt aluingelooid leer in de band (foto: Marijn de Valk) en los (foto: Bart Jaski)
Aanvullingen over de pest
Dit missaal is geen statisch document, maar werd onderhouden en aangepast. Er werden bijvoorbeeld in het verleden restauraties aan het perkament uitgevoerd (fol. 60, 63 en 136). Het is intensief gebruikt, getuige de vlekken (bv. fol. 201r en 144r) en bladen die door veelvuldig gebruik vuiler en donkerder zijn geworden, zoals bij de prefaties. In de marges zijn echter maar weinig toevoegingen, en een verwijzing zoals op fol. 100r is een zeldzaamheid. Op het dekblad staat een gebed gericht aan Antonius van Padua († 1231) en een gebed voor Rochus van Montpellier († 1327). Beiden hebben gemeen dat ze patroonheiligen tegen de pest waren. In Missaal 3 staat aan het einde een mis tegen de pest. Op het vliegende schutblad staan er teksten over Anna, de moeder van Maria. Na de sequensen op het einde zijn er ook teksten toegevoegd, over Jozef en wederom over Anna (afb. 7). Die laatste begint met een mis voor Anna (Missa de sancta Anna virginis). Haar verering werd rond 1500 populair in de Lage Landen, en deze teksten zijn waarschijnlijk daarom pas later aan Missaal 1 en ook Missaal 2 toegevoegd.
Afb. 7: Aanvullingen over Jozef, waarschijnlijk in de decennia rond 1500 geschreven (fol. [229]v (scan 476)).
Delftse schulpenranden
Nergens in het missaal staat waar, wanneer en voor wie het werd geschreven, al wijzen de gelijkenissen met Missaal 2 duidelijk naar de Magdalenakerk in Goes. Het gehele missaal, op de latere toevoegingen na, is geschreven in de Gotische textualis, het statige maar compacte laatmiddeleeuwse boekschrift dat voor veel liturgische handschriften werd gebruikt. Dat vertelt ons niet direct iets over waar het is geproduceerd. De decoratie biedt daar wel aanwijzingen voor. Sommige initialen zijn uitbundig versierd met penwerk in rood, blauw en groen, op fol. 8v, 12v, 99v, 100r, etc (afb. 6). Dit penwerk, met zogenaamde schulpenranden, is typisch voor wat er ruwweg tussen 1440 en 1460 werd geproduceerd in Delft. Dat men in Goes een dergelijk missaal daar bestelde, is niet zo verwonderlijk, want in Delft werden wel meer handschriften tegen betaling vervaardigd. Er zijn tegen de tachtig middeleeuwse handschriften met Delfts penwerk bekend. Met welke de decoratie in Missalen 1 en 2 het beste overeenstemmen moet nog onderzocht worden. Dit geldt ook voor de stempels op het leer van de band, die vaak typisch zijn voor een bepaald klooster of kerk.
Afb. 6: Gekleurde initialen met Delfts penwerk en aantekening in de marge (fol. 99v-100r (scans 208-9)).
Besluit
Dit monumentale missaal geeft haar geheimen niet meteen prijs. We kunnen delen van zijn geschiedenis en achtergrond traceren, maar er is nog ruimte voor verder onderzoek. Dat geldt overigens voor veel middeleeuwse handschriften. Het is wel duidelijk dat het missaal belangrijk Zeeuws erfgoed vertegenwoordigt: een zeldzaam, tastbaar en fraai document uit een roerige tijd dat met liefde is vervaardigd, gebruikt en bewaard, maar ook met sporen die tijden van ziektes, onverdraagzaamheid en vervolging weerspiegelen. Dat het zorgvuldig in een hulselband is bewaard, toont eens te meer aan dat het beschermd moest worden. Gelukkig kan het nu weer worden bekeken en bewonderd.
Onderzoek: Marjan van de Berg, MA-student van de opleiding Ancient, Medieval en Renaissance Studies aan de Universiteit Utrecht. Dit onderzoek werd in mei en juni 2023 uitgevoerd onder begeleiding van Bart Jaski en prof. Marco Mostert. Met dank aan Marijn de Valk (Boekrestauratie, Middelburg) en Rutger Mauritz (cantor Grote Magdalenakerk, Goes)
C. Dekker, ‘Een schamele landstede: geschiedenis van Goes tot aan de Satisfactie in 1577’ (Goes, 2002).
A.L. Kort & A.J. Barth, ‘Stappen in en om de Grote Kerk in Goes‘ (Goes, 2013).
Klara H. Broekhuijsen, ‘Delft’, in: Anne S. Korteweg (red.), ‘Kriezels, aubergines en takkenbossen. Randversiering in Noordnederlandse handschriften uit de vijftiende eeuw’. (Zutphen, 1992), pp. 56-67.
G.J. Lepoeter, ‘Het zevengetijdencollege in de H. Maria Magdalenakerk te Goes. De bewaard gebleven missalen, tastbare herinnering aan een bijzonder aspect van de katholieke eredienst in de vijftiende en zestiende eeuw’, Bulletin Stichting Oude Zeeuwse Kerken 86 (april 2022), pp. 3-9.
J.G.C. Venner en C.A. Chavannes-Mazel, ‘Delftse handschriften en boekverluchting’, in: ‘De stad Delft: cultuur en maatschappij tot 1572’. 2 delen (Delft, 1979-1980), I, pp. 134-137.
In het Gemeentearchief Goes liggen drie middeleeuwse manuscripten, waaronder twee missalen die uit de Grote of Maria Magdalenakerk van Goes komen, terwijl Missaal 3 een zeldzaam dominicaans missaal is. Van de drie vertonen de twee grootste, Missaal 1 en Missaal 2, grote gelijkenissen met elkaar. Missaal 1 is het meest compleet. Het is een imposant handschrift, na pakweg 550 jaar inhoudelijk nog in goede staat. Het is gebonden in kalfsleer over houten platkernen, en omkleed met een leren hulselband, een bescherming die zelden is overgeleverd (afb. 1). Dit neemt niet weg dat het hele voorplat los was geraakt doordat de bindingen gebroken waren zodat het eerste katern ook los lag en vochtschade had opgelopen. Vandaar dat het missaal in 2023 is gerestaureerd en alles weer op zijn plaats zit.
Afb. 1: Missaal 1 in zijn hulselband (foto: Marijn de Valk)
Missalen of misboeken waren grote, dikke boeken, geschikt om op het altaar te leggen en ook om bij slecht licht uit te lezen. Ze staan vol met gezangen, gebeden en lezingen voor de viering van de mis gedurende het hele kerkelijke jaar. Alles is in het Latijn geschreven, de taal van de Rooms-Katholieke Kerk. Wie Missaal 1 openslaat ziet echter niet alleen veel handgeschreven tekst, maar ook verschillende soorten schrift, met gebruik van kleurige en gedecoreerde letters. Dit is om de gebruiker – normaliter de priester – te ondersteunen bij het voordragen van de mis. Een missaal afschrijven en inbinden was een tijdrovende bezigheid voor de schrijver, corrector, illustrator en boekbinder. Hiervoor moest flink betaald worden. In het missaal wordt niet aangegeven waar en wanneer dat is gebeurd, maar als we goed kijken kunnen we het een en ander te weten komen over de herkomst en geschiedenis van Missaal 1.
Het missaal is gemaakt van perkament – om precies te zijn van vellum, kalfshuid die was geprepareerd om op te schrijven. De bladen zijn gemiddeld 34,5 cm hoog en 26 cm breed, zeg maar tussen A4 en A3-formaat in. Het is ook een dik handschrift, onder meer door de houten platten die als voor- en achterkaft dienen, en die als geheel met leer zijn bedekt en ingebonden. Het handschrift is gefolieerd met Romeinse cijfers, wat wil zeggen dat men telde per folium of blad, niet per bladzijde. Het nummer werd alleen genoteerd bovenaan de voorzijde (recto), en niet aan de achterzijde (verso). De nummering loopt tot en met folium 218 (ccxviii). Er zijn echter ook bladen die niet zijn gefolieerd, wat ook in andere missalen het geval is: de drie bladen met de kalender aan het begin (afb. 2), zeven bladen na folium 126 met de eucharistische gebeden en handelingen, en tien bladen aan het einde. Ook de dekbladen en vliegende (losse) schutbladen aan het begin en eind zijn ongenummerd. Deze dekbladen zijn bedoeld om de bladen met tekst aan het begin en einde te beschermen en waren oorspronkelijk blanco. In de originele staat had het missaal 238 bladen met tekst.
Afb. 2: Heiligenkalender voor november en december, met de speciale feestdagen in rood, zoals die van Willibrord op 7 en Martinus (Sint Maarten) op 11 november, en Nicolaas op 5 december (fol. 3v (scan 14))
Uitgesneden bladen
In de huidige staat ontbreken er zes bladen, waarvan er vier genummerd waren (1, 81, 95 en 208). De andere twee vormden de eerste twee bladen van de sectie met de eucharistische gebeden, na folium 126. Die sectie vormt het centrale gedeelte van alle middeleeuwse missalen in het diocees Utrecht (en elders), waarbij op de versozijde van het eerste blad een bladvullend miniatuur staat met Jezus aan het kruis, met Maria en Johannes eromheen. Op de tegenoverliggende pagina begint het Te igitur, het eerste gebed van het Romeinse canon van de mis. Hierbij werd de hoofdletter T vaak versierd met een afbeelding, met daarin bijvoorbeeld de priester die zich gereedmaakt om de mis te vieren. Ook de andere ontbrekende bladen waren waarschijnlijk versierd, en in sommige gevallen is de afdruk van de kleuren nog te zien op het tegenoverliggende blad. Op fol. 126 zijn zelfs nog de sneden zichtbaar van het mes waarmee de bladen daar zijn uitgesneden.
Opvallend genoeg ontbreken de meeste van deze bladen ook in de beide andere missalen uit Goes, alsmede in verschillende andere middeleeuwse missalen. In Goes werden in 1578 beelden, altaren en versieringen uit de Maria Magdalenakerk verwijderd, en misschien was het verwijderen van de decoratie in de missalen daar een onderdeel van, of werd dat preventief gedaan toen de katholieke eredienst werd verboden. Ze moeten helaas als verloren worden beschouwd.
Temporale en Sanctorale
De opzet van het missaal is dezelfde als in alle laatmiddeleeuwse missalen uit de Noordelijke Nederlanden. Het begint met een heiligenkalender van de diocees Utrecht, waarbij de feestdagen van belangrijke heiligen in rood zijn geschreven. Hierna volgt een blad met liturgische instructies en de misvoorbereiding. Dan begint het Temporale, waarin de gebeden, gezangen en lezingen voor de vaststaande feesten stonden, zoals Advent (waar het missaal mee begint) en Kerst, en voor de feesten zoals Pasen en Pinksteren die een variabele datum hebben. Hierin bevindt zich ook de litanie van de heiligen (op fol. 78) waarin enkele heiligen worden aangeroepen die (vrij) typisch zijn voor het diocees Utrecht, zoals Willibrord, Lebuïnus, Odulphus en Wiro (afb. 3). Rondom de sectie met de litanie staan gezangen voorzien van middeleeuws notenschrift. Het Temporale wordt vanaf fol. 100r onderbroken door de prefaties, de inleidingen in het eucharistisch gebed (het dankzegginsgebed waarbij het brood en de rode wijn in het lichaam en bloed van Christus veranderen en de vereniging met God). Daarna volgende nog de misgebeden vanaf fol. 104r, en de eucharistische gebeden (op ongenummerde bladen) na fol. 126. Vanaf fol. 127r wordt het Temporale hervat met de eerste zondag na Pinksteren.
Afb 3: Litanie van de heiligen die tijdens de Paaswake werd gereciteerd (fol. 78r (scan 169))
Op fol. 154v begint het Sanctorale, met daarin de gebeden, gezangen en lezingen voor bepaalde heiligen, in de diocees Utrecht onder anderen die van Willibrord (fol. 203r). Na fol. 206-7 (waarin de teksten voor het feest van de kerk- en altaarwijding) volgt het Commune Sanctorum (‘Gemeenschappelijke der Heiligen’) voor categorieën van heiligen (apostelen, martelaren, belijders, pausen en maagden), die geen specifieke viering kenden zoals de heiligen in het Sanctorale. Het laatste en ongenummerde gedeelte begint op fol. 219r, met hierin de sequensen. Dat zijn misgezangen met een syllabische melodie die op bepaalde hoogdagen voor de evangelielezing gezongen worden. Ze komen nu weinig meer voor in de liturgie.
De verschillende secties, soms verder onderverdeeld, worden vaak aangegeven door een extra versierde initiaal en met een klavier, een strookje leer of perkament dat iets uitsteekt en dient als een tabblad. In de Middeleeuwen werd er al goed nagedacht over presentatie en lay-out, zodat de priester gemakkelijk zijn weg kon vinden in het handschrift. Een ander hulpmiddel daarbij is de kapittelstok die in Missaal 1 werd aangetroffen, bedoeld om bij een kapittel of hoofdstuk te houden of deze aan te wijzen (afb. 4-5).
Afb. 4-5: Kapittelstok van geknoopt aluingelooid leer in de band (foto: Marijn de Valk) en los (foto: Bart Jaski)
Aanvullingen over de pest
Dit missaal is geen statisch document, maar werd onderhouden en aangepast. Er werden bijvoorbeeld in het verleden restauraties aan het perkament uitgevoerd (fol. 60, 63 en 136). Het is intensief gebruikt, getuige de vlekken (bv. fol. 201r en 144r) en bladen die door veelvuldig gebruik vuiler en donkerder zijn geworden, zoals bij de prefaties. In de marges zijn echter maar weinig toevoegingen, en een verwijzing zoals op fol. 100r is een zeldzaamheid. Op het dekblad staat een gebed gericht aan Antonius van Padua († 1231) en een gebed voor Rochus van Montpellier († 1327). Beiden hebben gemeen dat ze patroonheiligen tegen de pest waren. In Missaal 3 staat aan het einde een mis tegen de pest. Op het vliegende schutblad staan er teksten over Anna, de moeder van Maria. Na de sequensen op het einde zijn er ook teksten toegevoegd, over Jozef en wederom over Anna (afb. 7). Die laatste begint met een mis voor Anna (Missa de sancta Anna virginis). Haar verering werd rond 1500 populair in de Lage Landen, en deze teksten zijn waarschijnlijk daarom pas later aan Missaal 1 en ook Missaal 2 toegevoegd.
Afb. 7: Aanvullingen over Jozef, waarschijnlijk in de decennia rond 1500 geschreven (fol. [229]v (scan 476)).
Delftse schulpenranden
Nergens in het missaal staat waar, wanneer en voor wie het werd geschreven, al wijzen de gelijkenissen met Missaal 2 duidelijk naar de Magdalenakerk in Goes. Het gehele missaal, op de latere toevoegingen na, is geschreven in de Gotische textualis, het statige maar compacte laatmiddeleeuwse boekschrift dat voor veel liturgische handschriften werd gebruikt. Dat vertelt ons niet direct iets over waar het is geproduceerd. De decoratie biedt daar wel aanwijzingen voor. Sommige initialen zijn uitbundig versierd met penwerk in rood, blauw en groen, op fol. 8v, 12v, 99v, 100r, etc (afb. 6). Dit penwerk, met zogenaamde schulpenranden, is typisch voor wat er ruwweg tussen 1440 en 1460 werd geproduceerd in Delft. Dat men in Goes een dergelijk missaal daar bestelde, is niet zo verwonderlijk, want in Delft werden wel meer handschriften tegen betaling vervaardigd. Er zijn tegen de tachtig middeleeuwse handschriften met Delfts penwerk bekend. Met welke de decoratie in Missalen 1 en 2 het beste overeenstemmen moet nog onderzocht worden. Dit geldt ook voor de stempels op het leer van de band, die vaak typisch zijn voor een bepaald klooster of kerk.
Afb. 6: Gekleurde initialen met Delfts penwerk en aantekening in de marge (fol. 99v-100r (scans 208-9)).
Besluit
Dit monumentale missaal geeft haar geheimen niet meteen prijs. We kunnen delen van zijn geschiedenis en achtergrond traceren, maar er is nog ruimte voor verder onderzoek. Dat geldt overigens voor veel middeleeuwse handschriften. Het is wel duidelijk dat het missaal belangrijk Zeeuws erfgoed vertegenwoordigt: een zeldzaam, tastbaar en fraai document uit een roerige tijd dat met liefde is vervaardigd, gebruikt en bewaard, maar ook met sporen die tijden van ziektes, onverdraagzaamheid en vervolging weerspiegelen. Dat het zorgvuldig in een hulselband is bewaard, toont eens te meer aan dat het beschermd moest worden. Gelukkig kan het nu weer worden bekeken en bewonderd.
Onderzoek: Marjan van de Berg, MA-student van de opleiding Ancient, Medieval en Renaissance Studies aan de Universiteit Utrecht. Dit onderzoek werd in mei en juni 2023 uitgevoerd onder begeleiding van Bart Jaski en prof. Marco Mostert. Met dank aan Marijn de Valk (Boekrestauratie, Middelburg) en Rutger Mauritz (cantor Grote Magdalenakerk, Goes)
C. Dekker, ‘Een schamele landstede: geschiedenis van Goes tot aan de Satisfactie in 1577’ (Goes, 2002).
A.L. Kort & A.J. Barth, ‘Stappen in en om de Grote Kerk in Goes‘ (Goes, 2013).
Klara H. Broekhuijsen, ‘Delft’, in: Anne S. Korteweg (red.), ‘Kriezels, aubergines en takkenbossen. Randversiering in Noordnederlandse handschriften uit de vijftiende eeuw’. (Zutphen, 1992), pp. 56-67.
G.J. Lepoeter, ‘Het zevengetijdencollege in de H. Maria Magdalenakerk te Goes. De bewaard gebleven missalen, tastbare herinnering aan een bijzonder aspect van de katholieke eredienst in de vijftiende en zestiende eeuw’, Bulletin Stichting Oude Zeeuwse Kerken 86 (april 2022), pp. 3-9.
J.G.C. Venner en C.A. Chavannes-Mazel, ‘Delftse handschriften en boekverluchting’, in: ‘De stad Delft: cultuur en maatschappij tot 1572’. 2 delen (Delft, 1979-1980), I, pp. 134-137.
In het Gemeentearchief Goes liggen drie middeleeuwse manuscripten, waaronder twee missalen die uit de Grote of Maria Magdalenakerk van Goes komen, terwijl Missaal 3 een zeldzaam dominicaans missaal is. Van de drie vertonen de twee grootste, Missaal 1 en Missaal 2, grote gelijkenissen met elkaar. Missaal 1 is het meest compleet. Het is een imposant handschrift, na pakweg 550 jaar inhoudelijk nog in goede staat. Het is gebonden in kalfsleer over houten platkernen, en omkleed met een leren hulselband, een bescherming die zelden is overgeleverd (afb. 1). Dit neemt niet weg dat het hele voorplat los was geraakt doordat de bindingen gebroken waren zodat het eerste katern ook los lag en vochtschade had opgelopen. Vandaar dat het missaal in 2023 is gerestaureerd en alles weer op zijn plaats zit.
Afb. 1: Missaal 1 in zijn hulselband (foto: Marijn de Valk)
Missalen of misboeken waren grote, dikke boeken, geschikt om op het altaar te leggen en ook om bij slecht licht uit te lezen. Ze staan vol met gezangen, gebeden en lezingen voor de viering van de mis gedurende het hele kerkelijke jaar. Alles is in het Latijn geschreven, de taal van de Rooms-Katholieke Kerk. Wie Missaal 1 openslaat ziet echter niet alleen veel handgeschreven tekst, maar ook verschillende soorten schrift, met gebruik van kleurige en gedecoreerde letters. Dit is om de gebruiker – normaliter de priester – te ondersteunen bij het voordragen van de mis. Een missaal afschrijven en inbinden was een tijdrovende bezigheid voor de schrijver, corrector, illustrator en boekbinder. Hiervoor moest flink betaald worden. In het missaal wordt niet aangegeven waar en wanneer dat is gebeurd, maar als we goed kijken kunnen we het een en ander te weten komen over de herkomst en geschiedenis van Missaal 1.
Het missaal is gemaakt van perkament – om precies te zijn van vellum, kalfshuid die was geprepareerd om op te schrijven. De bladen zijn gemiddeld 34,5 cm hoog en 26 cm breed, zeg maar tussen A4 en A3-formaat in. Het is ook een dik handschrift, onder meer door de houten platten die als voor- en achterkaft dienen, en die als geheel met leer zijn bedekt en ingebonden. Het handschrift is gefolieerd met Romeinse cijfers, wat wil zeggen dat men telde per folium of blad, niet per bladzijde. Het nummer werd alleen genoteerd bovenaan de voorzijde (recto), en niet aan de achterzijde (verso). De nummering loopt tot en met folium 218 (ccxviii). Er zijn echter ook bladen die niet zijn gefolieerd, wat ook in andere missalen het geval is: de drie bladen met de kalender aan het begin (afb. 2), zeven bladen na folium 126 met de eucharistische gebeden en handelingen, en tien bladen aan het einde. Ook de dekbladen en vliegende (losse) schutbladen aan het begin en eind zijn ongenummerd. Deze dekbladen zijn bedoeld om de bladen met tekst aan het begin en einde te beschermen en waren oorspronkelijk blanco. In de originele staat had het missaal 238 bladen met tekst.
Afb. 2: Heiligenkalender voor november en december, met de speciale feestdagen in rood, zoals die van Willibrord op 7 en Martinus (Sint Maarten) op 11 november, en Nicolaas op 5 december (fol. 3v (scan 14))
Uitgesneden bladen
In de huidige staat ontbreken er zes bladen, waarvan er vier genummerd waren (1, 81, 95 en 208). De andere twee vormden de eerste twee bladen van de sectie met de eucharistische gebeden, na folium 126. Die sectie vormt het centrale gedeelte van alle middeleeuwse missalen in het diocees Utrecht (en elders), waarbij op de versozijde van het eerste blad een bladvullend miniatuur staat met Jezus aan het kruis, met Maria en Johannes eromheen. Op de tegenoverliggende pagina begint het Te igitur, het eerste gebed van het Romeinse canon van de mis. Hierbij werd de hoofdletter T vaak versierd met een afbeelding, met daarin bijvoorbeeld de priester die zich gereedmaakt om de mis te vieren. Ook de andere ontbrekende bladen waren waarschijnlijk versierd, en in sommige gevallen is de afdruk van de kleuren nog te zien op het tegenoverliggende blad. Op fol. 126 zijn zelfs nog de sneden zichtbaar van het mes waarmee de bladen daar zijn uitgesneden.
Opvallend genoeg ontbreken de meeste van deze bladen ook in de beide andere missalen uit Goes, alsmede in verschillende andere middeleeuwse missalen. In Goes werden in 1578 beelden, altaren en versieringen uit de Maria Magdalenakerk verwijderd, en misschien was het verwijderen van de decoratie in de missalen daar een onderdeel van, of werd dat preventief gedaan toen de katholieke eredienst werd verboden. Ze moeten helaas als verloren worden beschouwd.
Temporale en Sanctorale
De opzet van het missaal is dezelfde als in alle laatmiddeleeuwse missalen uit de Noordelijke Nederlanden. Het begint met een heiligenkalender van de diocees Utrecht, waarbij de feestdagen van belangrijke heiligen in rood zijn geschreven. Hierna volgt een blad met liturgische instructies en de misvoorbereiding. Dan begint het Temporale, waarin de gebeden, gezangen en lezingen voor de vaststaande feesten stonden, zoals Advent (waar het missaal mee begint) en Kerst, en voor de feesten zoals Pasen en Pinksteren die een variabele datum hebben. Hierin bevindt zich ook de litanie van de heiligen (op fol. 78) waarin enkele heiligen worden aangeroepen die (vrij) typisch zijn voor het diocees Utrecht, zoals Willibrord, Lebuïnus, Odulphus en Wiro (afb. 3). Rondom de sectie met de litanie staan gezangen voorzien van middeleeuws notenschrift. Het Temporale wordt vanaf fol. 100r onderbroken door de prefaties, de inleidingen in het eucharistisch gebed (het dankzegginsgebed waarbij het brood en de rode wijn in het lichaam en bloed van Christus veranderen en de vereniging met God). Daarna volgende nog de misgebeden vanaf fol. 104r, en de eucharistische gebeden (op ongenummerde bladen) na fol. 126. Vanaf fol. 127r wordt het Temporale hervat met de eerste zondag na Pinksteren.
Afb 3: Litanie van de heiligen die tijdens de Paaswake werd gereciteerd (fol. 78r (scan 169))
Op fol. 154v begint het Sanctorale, met daarin de gebeden, gezangen en lezingen voor bepaalde heiligen, in de diocees Utrecht onder anderen die van Willibrord (fol. 203r). Na fol. 206-7 (waarin de teksten voor het feest van de kerk- en altaarwijding) volgt het Commune Sanctorum (‘Gemeenschappelijke der Heiligen’) voor categorieën van heiligen (apostelen, martelaren, belijders, pausen en maagden), die geen specifieke viering kenden zoals de heiligen in het Sanctorale. Het laatste en ongenummerde gedeelte begint op fol. 219r, met hierin de sequensen. Dat zijn misgezangen met een syllabische melodie die op bepaalde hoogdagen voor de evangelielezing gezongen worden. Ze komen nu weinig meer voor in de liturgie.
De verschillende secties, soms verder onderverdeeld, worden vaak aangegeven door een extra versierde initiaal en met een klavier, een strookje leer of perkament dat iets uitsteekt en dient als een tabblad. In de Middeleeuwen werd er al goed nagedacht over presentatie en lay-out, zodat de priester gemakkelijk zijn weg kon vinden in het handschrift. Een ander hulpmiddel daarbij is de kapittelstok die in Missaal 1 werd aangetroffen, bedoeld om bij een kapittel of hoofdstuk te houden of deze aan te wijzen (afb. 4-5).
Afb. 4-5: Kapittelstok van geknoopt aluingelooid leer in de band (foto: Marijn de Valk) en los (foto: Bart Jaski)
Aanvullingen over de pest
Dit missaal is geen statisch document, maar werd onderhouden en aangepast. Er werden bijvoorbeeld in het verleden restauraties aan het perkament uitgevoerd (fol. 60, 63 en 136). Het is intensief gebruikt, getuige de vlekken (bv. fol. 201r en 144r) en bladen die door veelvuldig gebruik vuiler en donkerder zijn geworden, zoals bij de prefaties. In de marges zijn echter maar weinig toevoegingen, en een verwijzing zoals op fol. 100r is een zeldzaamheid. Op het dekblad staat een gebed gericht aan Antonius van Padua († 1231) en een gebed voor Rochus van Montpellier († 1327). Beiden hebben gemeen dat ze patroonheiligen tegen de pest waren. In Missaal 3 staat aan het einde een mis tegen de pest. Op het vliegende schutblad staan er teksten over Anna, de moeder van Maria. Na de sequensen op het einde zijn er ook teksten toegevoegd, over Jozef en wederom over Anna (afb. 7). Die laatste begint met een mis voor Anna (Missa de sancta Anna virginis). Haar verering werd rond 1500 populair in de Lage Landen, en deze teksten zijn waarschijnlijk daarom pas later aan Missaal 1 en ook Missaal 2 toegevoegd.
Afb. 7: Aanvullingen over Jozef, waarschijnlijk in de decennia rond 1500 geschreven (fol. [229]v (scan 476)).
Delftse schulpenranden
Nergens in het missaal staat waar, wanneer en voor wie het werd geschreven, al wijzen de gelijkenissen met Missaal 2 duidelijk naar de Magdalenakerk in Goes. Het gehele missaal, op de latere toevoegingen na, is geschreven in de Gotische textualis, het statige maar compacte laatmiddeleeuwse boekschrift dat voor veel liturgische handschriften werd gebruikt. Dat vertelt ons niet direct iets over waar het is geproduceerd. De decoratie biedt daar wel aanwijzingen voor. Sommige initialen zijn uitbundig versierd met penwerk in rood, blauw en groen, op fol. 8v, 12v, 99v, 100r, etc (afb. 6). Dit penwerk, met zogenaamde schulpenranden, is typisch voor wat er ruwweg tussen 1440 en 1460 werd geproduceerd in Delft. Dat men in Goes een dergelijk missaal daar bestelde, is niet zo verwonderlijk, want in Delft werden wel meer handschriften tegen betaling vervaardigd. Er zijn tegen de tachtig middeleeuwse handschriften met Delfts penwerk bekend. Met welke de decoratie in Missalen 1 en 2 het beste overeenstemmen moet nog onderzocht worden. Dit geldt ook voor de stempels op het leer van de band, die vaak typisch zijn voor een bepaald klooster of kerk.
Afb. 6: Gekleurde initialen met Delfts penwerk en aantekening in de marge (fol. 99v-100r (scans 208-9)).
Besluit
Dit monumentale missaal geeft haar geheimen niet meteen prijs. We kunnen delen van zijn geschiedenis en achtergrond traceren, maar er is nog ruimte voor verder onderzoek. Dat geldt overigens voor veel middeleeuwse handschriften. Het is wel duidelijk dat het missaal belangrijk Zeeuws erfgoed vertegenwoordigt: een zeldzaam, tastbaar en fraai document uit een roerige tijd dat met liefde is vervaardigd, gebruikt en bewaard, maar ook met sporen die tijden van ziektes, onverdraagzaamheid en vervolging weerspiegelen. Dat het zorgvuldig in een hulselband is bewaard, toont eens te meer aan dat het beschermd moest worden. Gelukkig kan het nu weer worden bekeken en bewonderd.
Onderzoek: Marjan van de Berg, MA-student van de opleiding Ancient, Medieval en Renaissance Studies aan de Universiteit Utrecht. Dit onderzoek werd in mei en juni 2023 uitgevoerd onder begeleiding van Bart Jaski en prof. Marco Mostert. Met dank aan Marijn de Valk (Boekrestauratie, Middelburg) en Rutger Mauritz (cantor Grote Magdalenakerk, Goes)
C. Dekker, 'Een schamele landstede: geschiedenis van Goes tot aan de Satisfactie in 1577' (Goes, 2002).
A.L. Kort & A.J. Barth, 'Stappen in en om de Grote Kerk in Goes' (Goes, 2013).
Klara H. Broekhuijsen, ‘Delft’, in: Anne S. Korteweg (red.), 'Kriezels, aubergines en takkenbossen. Randversiering in Noordnederlandse handschriften uit de vijftiende eeuw'. (Zutphen, 1992), pp. 56-67.
G.J. Lepoeter, ‘Het zevengetijdencollege in de H. Maria Magdalenakerk te Goes. De bewaard gebleven missalen, tastbare herinnering aan een bijzonder aspect van de katholieke eredienst in de vijftiende en zestiende eeuw’, Bulletin Stichting Oude Zeeuwse Kerken 86 (april 2022), pp. 3-9.
J.G.C. Venner en C.A. Chavannes-Mazel, ‘Delftse handschriften en boekverluchting’, in: 'De stad Delft: cultuur en maatschappij tot 1572'. 2 delen (Delft, 1979-1980), I, pp. 134-137.
In het Gemeentearchief Goes liggen drie middeleeuwse manuscripten, waaronder twee missalen die uit de Grote of Maria Magdalenakerk van Goes komen, terwijl Missaal 3 een zeldzaam dominicaans missaal is. Van de drie vertonen de twee grootste, Missaal 1 en Missaal 2, grote gelijkenissen met elkaar. Missaal 1 is het meest compleet. Het is een imposant handschrift, na pakweg 550 jaar inhoudelijk nog in goede staat. Het is gebonden in kalfsleer over houten platkernen, en omkleed met een leren hulselband, een bescherming die zelden is overgeleverd (afb. 1). Dit neemt niet weg dat het hele voorplat los was geraakt doordat de bindingen gebroken waren zodat het eerste katern ook los lag en vochtschade had opgelopen. Vandaar dat het missaal in 2023 is gerestaureerd en alles weer op zijn plaats zit.
Afb. 1: Missaal 1 in zijn hulselband (foto: Marijn de Valk)
Missalen of misboeken waren grote, dikke boeken, geschikt om op het altaar te leggen en ook om bij slecht licht uit te lezen. Ze staan vol met gezangen, gebeden en lezingen voor de viering van de mis gedurende het hele kerkelijke jaar. Alles is in het Latijn geschreven, de taal van de Rooms-Katholieke Kerk. Wie Missaal 1 openslaat ziet echter niet alleen veel handgeschreven tekst, maar ook verschillende soorten schrift, met gebruik van kleurige en gedecoreerde letters. Dit is om de gebruiker – normaliter de priester – te ondersteunen bij het voordragen van de mis. Een missaal afschrijven en inbinden was een tijdrovende bezigheid voor de schrijver, corrector, illustrator en boekbinder. Hiervoor moest flink betaald worden. In het missaal wordt niet aangegeven waar en wanneer dat is gebeurd, maar als we goed kijken kunnen we het een en ander te weten komen over de herkomst en geschiedenis van Missaal 1.
Het missaal is gemaakt van perkament – om precies te zijn van vellum, kalfshuid die was geprepareerd om op te schrijven. De bladen zijn gemiddeld 34,5 cm hoog en 26 cm breed, zeg maar tussen A4 en A3-formaat in. Het is ook een dik handschrift, onder meer door de houten platten die als voor- en achterkaft dienen, en die als geheel met leer zijn bedekt en ingebonden. Het handschrift is gefolieerd met Romeinse cijfers, wat wil zeggen dat men telde per folium of blad, niet per bladzijde. Het nummer werd alleen genoteerd bovenaan de voorzijde (recto), en niet aan de achterzijde (verso). De nummering loopt tot en met folium 218 (ccxviii). Er zijn echter ook bladen die niet zijn gefolieerd, wat ook in andere missalen het geval is: de drie bladen met de kalender aan het begin (afb. 2), zeven bladen na folium 126 met de eucharistische gebeden en handelingen, en tien bladen aan het einde. Ook de dekbladen en vliegende (losse) schutbladen aan het begin en eind zijn ongenummerd. Deze dekbladen zijn bedoeld om de bladen met tekst aan het begin en einde te beschermen en waren oorspronkelijk blanco. In de originele staat had het missaal 238 bladen met tekst.
Afb. 2: Heiligenkalender voor november en december, met de speciale feestdagen in rood, zoals die van Willibrord op 7 en Martinus (Sint Maarten) op 11 november, en Nicolaas op 5 december (fol. 3v (scan 14))
Uitgesneden bladen
In de huidige staat ontbreken er zes bladen, waarvan er vier genummerd waren (1, 81, 95 en 208). De andere twee vormden de eerste twee bladen van de sectie met de eucharistische gebeden, na folium 126. Die sectie vormt het centrale gedeelte van alle middeleeuwse missalen in het diocees Utrecht (en elders), waarbij op de versozijde van het eerste blad een bladvullend miniatuur staat met Jezus aan het kruis, met Maria en Johannes eromheen. Op de tegenoverliggende pagina begint het Te igitur, het eerste gebed van het Romeinse canon van de mis. Hierbij werd de hoofdletter T vaak versierd met een afbeelding, met daarin bijvoorbeeld de priester die zich gereedmaakt om de mis te vieren. Ook de andere ontbrekende bladen waren waarschijnlijk versierd, en in sommige gevallen is de afdruk van de kleuren nog te zien op het tegenoverliggende blad. Op fol. 126 zijn zelfs nog de sneden zichtbaar van het mes waarmee de bladen daar zijn uitgesneden.
Opvallend genoeg ontbreken de meeste van deze bladen ook in de beide andere missalen uit Goes, alsmede in verschillende andere middeleeuwse missalen. In Goes werden in 1578 beelden, altaren en versieringen uit de Maria Magdalenakerk verwijderd, en misschien was het verwijderen van de decoratie in de missalen daar een onderdeel van, of werd dat preventief gedaan toen de katholieke eredienst werd verboden. Ze moeten helaas als verloren worden beschouwd.
Temporale en Sanctorale
De opzet van het missaal is dezelfde als in alle laatmiddeleeuwse missalen uit de Noordelijke Nederlanden. Het begint met een heiligenkalender van de diocees Utrecht, waarbij de feestdagen van belangrijke heiligen in rood zijn geschreven. Hierna volgt een blad met liturgische instructies en de misvoorbereiding. Dan begint het Temporale, waarin de gebeden, gezangen en lezingen voor de vaststaande feesten stonden, zoals Advent (waar het missaal mee begint) en Kerst, en voor de feesten zoals Pasen en Pinksteren die een variabele datum hebben. Hierin bevindt zich ook de litanie van de heiligen (op fol. 78) waarin enkele heiligen worden aangeroepen die (vrij) typisch zijn voor het diocees Utrecht, zoals Willibrord, Lebuïnus, Odulphus en Wiro (afb. 3). Rondom de sectie met de litanie staan gezangen voorzien van middeleeuws notenschrift. Het Temporale wordt vanaf fol. 100r onderbroken door de prefaties, de inleidingen in het eucharistisch gebed (het dankzegginsgebed waarbij het brood en de rode wijn in het lichaam en bloed van Christus veranderen en de vereniging met God). Daarna volgende nog de misgebeden vanaf fol. 104r, en de eucharistische gebeden (op ongenummerde bladen) na fol. 126. Vanaf fol. 127r wordt het Temporale hervat met de eerste zondag na Pinksteren.
Afb 3: Litanie van de heiligen die tijdens de Paaswake werd gereciteerd (fol. 78r (scan 169))
Op fol. 154v begint het Sanctorale, met daarin de gebeden, gezangen en lezingen voor bepaalde heiligen, in de diocees Utrecht onder anderen die van Willibrord (fol. 203r). Na fol. 206-7 (waarin de teksten voor het feest van de kerk- en altaarwijding) volgt het Commune Sanctorum (‘Gemeenschappelijke der Heiligen’) voor categorieën van heiligen (apostelen, martelaren, belijders, pausen en maagden), die geen specifieke viering kenden zoals de heiligen in het Sanctorale. Het laatste en ongenummerde gedeelte begint op fol. 219r, met hierin de sequensen. Dat zijn misgezangen met een syllabische melodie die op bepaalde hoogdagen voor de evangelielezing gezongen worden. Ze komen nu weinig meer voor in de liturgie.
De verschillende secties, soms verder onderverdeeld, worden vaak aangegeven door een extra versierde initiaal en met een klavier, een strookje leer of perkament dat iets uitsteekt en dient als een tabblad. In de Middeleeuwen werd er al goed nagedacht over presentatie en lay-out, zodat de priester gemakkelijk zijn weg kon vinden in het handschrift. Een ander hulpmiddel daarbij is de kapittelstok die in Missaal 1 werd aangetroffen, bedoeld om bij een kapittel of hoofdstuk te houden of deze aan te wijzen (afb. 4-5).
Afb. 4-5: Kapittelstok van geknoopt aluingelooid leer in de band (foto: Marijn de Valk) en los (foto: Bart Jaski)
Aanvullingen over de pest
Dit missaal is geen statisch document, maar werd onderhouden en aangepast. Er werden bijvoorbeeld in het verleden restauraties aan het perkament uitgevoerd (fol. 60, 63 en 136). Het is intensief gebruikt, getuige de vlekken (bv. fol. 201r en 144r) en bladen die door veelvuldig gebruik vuiler en donkerder zijn geworden, zoals bij de prefaties. In de marges zijn echter maar weinig toevoegingen, en een verwijzing zoals op fol. 100r is een zeldzaamheid. Op het dekblad staat een gebed gericht aan Antonius van Padua († 1231) en een gebed voor Rochus van Montpellier († 1327). Beiden hebben gemeen dat ze patroonheiligen tegen de pest waren. In Missaal 3 staat aan het einde een mis tegen de pest. Op het vliegende schutblad staan er teksten over Anna, de moeder van Maria. Na de sequensen op het einde zijn er ook teksten toegevoegd, over Jozef en wederom over Anna (afb. 7). Die laatste begint met een mis voor Anna (Missa de sancta Anna virginis). Haar verering werd rond 1500 populair in de Lage Landen, en deze teksten zijn waarschijnlijk daarom pas later aan Missaal 1 en ook Missaal 2 toegevoegd.
Afb. 7: Aanvullingen over Jozef, waarschijnlijk in de decennia rond 1500 geschreven (fol. [229]v (scan 476)).
Delftse schulpenranden
Nergens in het missaal staat waar, wanneer en voor wie het werd geschreven, al wijzen de gelijkenissen met Missaal 2 duidelijk naar de Magdalenakerk in Goes. Het gehele missaal, op de latere toevoegingen na, is geschreven in de Gotische textualis, het statige maar compacte laatmiddeleeuwse boekschrift dat voor veel liturgische handschriften werd gebruikt. Dat vertelt ons niet direct iets over waar het is geproduceerd. De decoratie biedt daar wel aanwijzingen voor. Sommige initialen zijn uitbundig versierd met penwerk in rood, blauw en groen, op fol. 8v, 12v, 99v, 100r, etc (afb. 6). Dit penwerk, met zogenaamde schulpenranden, is typisch voor wat er ruwweg tussen 1440 en 1460 werd geproduceerd in Delft. Dat men in Goes een dergelijk missaal daar bestelde, is niet zo verwonderlijk, want in Delft werden wel meer handschriften tegen betaling vervaardigd. Er zijn tegen de tachtig middeleeuwse handschriften met Delfts penwerk bekend. Met welke de decoratie in Missalen 1 en 2 het beste overeenstemmen moet nog onderzocht worden. Dit geldt ook voor de stempels op het leer van de band, die vaak typisch zijn voor een bepaald klooster of kerk.
Afb. 6: Gekleurde initialen met Delfts penwerk en aantekening in de marge (fol. 99v-100r (scans 208-9)).
Besluit
Dit monumentale missaal geeft haar geheimen niet meteen prijs. We kunnen delen van zijn geschiedenis en achtergrond traceren, maar er is nog ruimte voor verder onderzoek. Dat geldt overigens voor veel middeleeuwse handschriften. Het is wel duidelijk dat het missaal belangrijk Zeeuws erfgoed vertegenwoordigt: een zeldzaam, tastbaar en fraai document uit een roerige tijd dat met liefde is vervaardigd, gebruikt en bewaard, maar ook met sporen die tijden van ziektes, onverdraagzaamheid en vervolging weerspiegelen. Dat het zorgvuldig in een hulselband is bewaard, toont eens te meer aan dat het beschermd moest worden. Gelukkig kan het nu weer worden bekeken en bewonderd.
Onderzoek: Marjan van de Berg, MA-student van de opleiding Ancient, Medieval en Renaissance Studies aan de Universiteit Utrecht. Dit onderzoek werd in mei en juni 2023 uitgevoerd onder begeleiding van Bart Jaski en prof. Marco Mostert. Met dank aan Marijn de Valk (Boekrestauratie, Middelburg) en Rutger Mauritz (cantor Grote Magdalenakerk, Goes)
C. Dekker, ‘Een schamele landstede: geschiedenis van Goes tot aan de Satisfactie in 1577’ (Goes, 2002).
A.L. Kort & A.J. Barth, ‘Stappen in en om de Grote Kerk in Goes‘ (Goes, 2013).
Klara H. Broekhuijsen, ‘Delft’, in: Anne S. Korteweg (red.), ‘Kriezels, aubergines en takkenbossen. Randversiering in Noordnederlandse handschriften uit de vijftiende eeuw’. (Zutphen, 1992), pp. 56-67.
G.J. Lepoeter, ‘Het zevengetijdencollege in de H. Maria Magdalenakerk te Goes. De bewaard gebleven missalen, tastbare herinnering aan een bijzonder aspect van de katholieke eredienst in de vijftiende en zestiende eeuw’, Bulletin Stichting Oude Zeeuwse Kerken 86 (april 2022), pp. 3-9.
J.G.C. Venner en C.A. Chavannes-Mazel, ‘Delftse handschriften en boekverluchting’, in: ‘De stad Delft: cultuur en maatschappij tot 1572’. 2 delen (Delft, 1979-1980), I, pp. 134-137.
De klokken uit de Grote Kerk worden afgevoerd in 1943.
— Jo Vissers
“Gemeente Goes 1930”: zo luidt het opschrift van de klok die een tijdje geleden in een klokkenstoel in Hijken werd opgehangen. Maar wat doet deze klok in Drenthe?
De klokken staan op de grond in afwachting van vervoer in 1943. Foto door Jo Vissers.
Een schema uit 1935 door stadsklokkenist (of beiaardier) H. Vissers biedt inzicht in het carillon. Vissers beschreef de klank, grootte, het opschrift en het bouwjaar van de klokken. De klok met het opschrift “Gemeente Goes”, gegoten in 1930, is aangeduid met het nummer 9. Dit is het enige klokje in het carillon van de Grote Kerk dat dit opschrift draagt, en uit 1930 komt. Het gaat om een klok met de toon Ais. Zijn voorganger komt uit 1913. In 1930 krijgt Eijsbouts de opdracht om vijf nieuwe klokken te gieten, waar deze er één van is.
Een mysterie als deze nodigt uit tot speculatie. Er zijn al wat verhalen en geruchten online verschenen: de klok zou met vier andere klokken onderweg naar Friesland zijn gezonken en verdwenen, of de klok zou tevoorschijn zijn gekomen bij de drooglegging van de Noordoostpolder. Deze mysteries kunnen we gelijk de wereld uithelpen: de klok is niet op de Noordoostpolder beland, en is na het zinken gewoon weer teruggekomen naar Goes. De vraag die overblijft: wat is er dan wel met deze klok gebeurd?
Schematisch overzicht van het carillon van de Grote Kerk, afkomstig uit het boekje “Aanteekeningen over het klokkenspel van den toren der St. Maria Magdalenakerk te Goes”, in 1935 geschreven door H. Vissers, stadsklokkenist/beiaardier en uitgegeven door de Oudheidkundige Vereeniging.
Deze klok maakte deel uit van de grote vracht klokken die in 1943 richting Duitsland voerde om te laten omsmelten voor de wapenindustrie. Ook de 39 andere klokken uit het carillon van de Grote Kerk, de klok uit het Soepuus en de klokken uit het Stadhuis moesten eraan geloven. Eenmaal op het IJsselmeer werd het schip echter moedwillig gezonken.
De correspondentie over het carillon na de Tweede Wereldoorlog is uitvoerig. Na de bevrijding kwam er een proces op gang om alle klokken te laten terugkeren naar hun oorspronkelijke plek. In een brief van de gemeente Goes naar de minister van binnenlandse zaken is een overzicht met alle klokken die uit Goes verdwenen opgenomen. De stadhuisklokken, de klok uit het Soepuus en het overzicht van de carillonklokken van Vissers. In totaal zijn er op dat moment 34 klokken terecht. 6 klokken, waaronder nummer 9, ontbreken nog.
Klokken uit het carillon van de Grote Kerk op weg naar beneden. Foto’s door Jo Vissers.
In een artikel van RTV Drenthe verschijnt er een foto van een archiefstuk waarop de klokken uit Goes worden genoemd. Vermeld staat dat de klokken 1 en 4 vermist zijn. Deze klokken blijken tijdens transport te zijn gebroken. Klok 15 is in de opslag te Amsterdam kapotgegaan. Drie klokken (waaronder nummer 9) bevinden zich in Delft voor klankanalyse in het Laboratirium voor Technische Physica (inmiddels TU Delft). De andere klokken zijn al terug in Goes.
Een fragment uit het rapport van de Nederlandse Klokkenspelvereniging over de klokken en inrichting van het klokkenspel uit de Grote Kerk, gedateerd 26 april 1947. Archief Gemeente Goes 1930-1969, inventarisnummer 192.
De perikelen rondom het carillon zijn echter nog niet opgelost. Er worden meerdere pogingen gedaan om het carillon weer op niveau te krijgen. Een groot deel moet opnieuw gekeurd, gestemd of geheel vervangen worden. De gemeente ontvangt het advies om een tiental klokken opnieuw te laten gieten. Welke klokken dat exact zijn, blijft helaas onduidelijk. In de tussentijd wordt ook nog besloten om zeven klokken toe te voegen, waardoor het carillon 47 klokken telt. In de jaren 1960 besluit de gemeente echter toch dat de kwaliteit van het klokkenspel niet meer goed te krijgen is. De materialen die zijn gebruikt bij het herstel, waren van onvoldoende kwaliteit en niet in staat de schade volledig teniet te doen. Het carillon wordt bijna volledig vervangen, met uitzondering van zes achttiende-eeuwse klokken die worden gerestaureerd.
De oude klokken worden verkocht als oud ijzer. Waar de klokken gebleven zijn is onduidelijk, maar waar klok 9 hangt weten we het inmiddels: in een klokkenstoel in Hijken.
"Gemeente Goes 1930": zo luidt het opschrift van de klok die een tijdje geleden in een klokkenstoel in Hijken werd opgehangen. Maar wat doet deze klok in Drenthe?
De klokken staan op de grond in afwachting van vervoer in 1943. Foto door Jo Vissers.
Een schema uit 1935 door stadsklokkenist (of beiaardier) H. Vissers biedt inzicht in het carillon. Vissers beschreef de klank, grootte, het opschrift en het bouwjaar van de klokken. De klok met het opschrift “Gemeente Goes”, gegoten in 1930, is aangeduid met het nummer 9. Dit is het enige klokje in het carillon van de Grote Kerk dat dit opschrift draagt, en uit 1930 komt. Het gaat om een klok met de toon Ais. Zijn voorganger komt uit 1913. In 1930 krijgt Eijsbouts de opdracht om vijf nieuwe klokken te gieten, waar deze er één van is.
Een mysterie als deze nodigt uit tot speculatie. Er zijn al wat verhalen en geruchten online verschenen: de klok zou met vier andere klokken onderweg naar Friesland zijn gezonken en verdwenen, of de klok zou tevoorschijn zijn gekomen bij de drooglegging van de Noordoostpolder. Deze mysteries kunnen we gelijk de wereld uithelpen: de klok is niet op de Noordoostpolder beland, en is na het zinken gewoon weer teruggekomen naar Goes. De vraag die overblijft: wat is er dan wel met deze klok gebeurd?
Schematisch overzicht van het carillon van de Grote Kerk, afkomstig uit het boekje “Aanteekeningen over het klokkenspel van den toren der St. Maria Magdalenakerk te Goes”, in 1935 geschreven door H. Vissers, stadsklokkenist/beiaardier en uitgegeven door de Oudheidkundige Vereeniging.
Deze klok maakte deel uit van de grote vracht klokken die in 1943 richting Duitsland voerde om te laten omsmelten voor de wapenindustrie. Ook de 39 andere klokken uit het carillon van de Grote Kerk, de klok uit het Soepuus en de klokken uit het Stadhuis moesten eraan geloven. Eenmaal op het IJsselmeer werd het schip echter moedwillig gezonken.
De correspondentie over het carillon na de Tweede Wereldoorlog is uitvoerig. Na de bevrijding kwam er een proces op gang om alle klokken te laten terugkeren naar hun oorspronkelijke plek. In een brief van de gemeente Goes naar de minister van binnenlandse zaken is een overzicht met alle klokken die uit Goes verdwenen opgenomen. De stadhuisklokken, de klok uit het Soepuus en het overzicht van de carillonklokken van Vissers. In totaal zijn er op dat moment 34 klokken terecht. 6 klokken, waaronder nummer 9, ontbreken nog.
Klokken uit het carillon van de Grote Kerk op weg naar beneden. Foto's door Jo Vissers.
In een artikel van RTV Drenthe verschijnt er een foto van een archiefstuk waarop de klokken uit Goes worden genoemd. Vermeld staat dat de klokken 1 en 4 vermist zijn. Deze klokken blijken tijdens transport te zijn gebroken. Klok 15 is in de opslag te Amsterdam kapotgegaan. Drie klokken (waaronder nummer 9) bevinden zich in Delft voor klankanalyse in het Laboratirium voor Technische Physica (inmiddels TU Delft). De andere klokken zijn al terug in Goes.
Een fragment uit het rapport van de Nederlandse Klokkenspelvereniging over de klokken en inrichting van het klokkenspel uit de Grote Kerk, gedateerd 26 april 1947. Archief Gemeente Goes 1930-1969, inventarisnummer 192.
De perikelen rondom het carillon zijn echter nog niet opgelost. Er worden meerdere pogingen gedaan om het carillon weer op niveau te krijgen. Een groot deel moet opnieuw gekeurd, gestemd of geheel vervangen worden. De gemeente ontvangt het advies om een tiental klokken opnieuw te laten gieten. Welke klokken dat exact zijn, blijft helaas onduidelijk. In de tussentijd wordt ook nog besloten om zeven klokken toe te voegen, waardoor het carillon 47 klokken telt. In de jaren 1960 besluit de gemeente echter toch dat de kwaliteit van het klokkenspel niet meer goed te krijgen is. De materialen die zijn gebruikt bij het herstel, waren van onvoldoende kwaliteit en niet in staat de schade volledig teniet te doen. Het carillon wordt bijna volledig vervangen, met uitzondering van zes achttiende-eeuwse klokken die worden gerestaureerd.
De oude klokken worden verkocht als oud ijzer. Waar de klokken gebleven zijn is onduidelijk, maar waar klok 9 hangt weten we het inmiddels: in een klokkenstoel in Hijken.
"
["post_date"]=>
string(19) "2025-07-29 11:08:05"
["post_excerpt"]=>
string(200) "Wat doet een klok met het opschrift "Gemeente Goes 1930" in het Drentse Hijken? Het Gemeentearchief Goes zocht het uit en ontdekte het verrassende lot van de carillonklokken na de Tweede Wereldoorlog."
["post_parent"]=>
int(0)
["post_status"]=>
string(7) "publish"
["post_title"]=>
string(24) "Een Goese klok in Hijken"
["post_type"]=>
string(4) "post"
["slug"]=>
string(24) "een-goese-klok-in-hijken"
["__type":protected]=>
NULL
["_edit_lock"]=>
string(12) "1753794128:3"
["prose_content"]=>
string(20010) "
Een Goese klok in Hijken
De klokken uit de Grote Kerk worden afgevoerd in 1943.
— Jo Vissers
“Gemeente Goes 1930”: zo luidt het opschrift van de klok die een tijdje geleden in een klokkenstoel in Hijken werd opgehangen. Maar wat doet deze klok in Drenthe?
De klokken staan op de grond in afwachting van vervoer in 1943. Foto door Jo Vissers.
Een schema uit 1935 door stadsklokkenist (of beiaardier) H. Vissers biedt inzicht in het carillon. Vissers beschreef de klank, grootte, het opschrift en het bouwjaar van de klokken. De klok met het opschrift “Gemeente Goes”, gegoten in 1930, is aangeduid met het nummer 9. Dit is het enige klokje in het carillon van de Grote Kerk dat dit opschrift draagt, en uit 1930 komt. Het gaat om een klok met de toon Ais. Zijn voorganger komt uit 1913. In 1930 krijgt Eijsbouts de opdracht om vijf nieuwe klokken te gieten, waar deze er één van is.
Een mysterie als deze nodigt uit tot speculatie. Er zijn al wat verhalen en geruchten online verschenen: de klok zou met vier andere klokken onderweg naar Friesland zijn gezonken en verdwenen, of de klok zou tevoorschijn zijn gekomen bij de drooglegging van de Noordoostpolder. Deze mysteries kunnen we gelijk de wereld uithelpen: de klok is niet op de Noordoostpolder beland, en is na het zinken gewoon weer teruggekomen naar Goes. De vraag die overblijft: wat is er dan wel met deze klok gebeurd?
Schematisch overzicht van het carillon van de Grote Kerk, afkomstig uit het boekje “Aanteekeningen over het klokkenspel van den toren der St. Maria Magdalenakerk te Goes”, in 1935 geschreven door H. Vissers, stadsklokkenist/beiaardier en uitgegeven door de Oudheidkundige Vereeniging.
Deze klok maakte deel uit van de grote vracht klokken die in 1943 richting Duitsland voerde om te laten omsmelten voor de wapenindustrie. Ook de 39 andere klokken uit het carillon van de Grote Kerk, de klok uit het Soepuus en de klokken uit het Stadhuis moesten eraan geloven. Eenmaal op het IJsselmeer werd het schip echter moedwillig gezonken.
De correspondentie over het carillon na de Tweede Wereldoorlog is uitvoerig. Na de bevrijding kwam er een proces op gang om alle klokken te laten terugkeren naar hun oorspronkelijke plek. In een brief van de gemeente Goes naar de minister van binnenlandse zaken is een overzicht met alle klokken die uit Goes verdwenen opgenomen. De stadhuisklokken, de klok uit het Soepuus en het overzicht van de carillonklokken van Vissers. In totaal zijn er op dat moment 34 klokken terecht. 6 klokken, waaronder nummer 9, ontbreken nog.
Klokken uit het carillon van de Grote Kerk op weg naar beneden. Foto’s door Jo Vissers.
In een artikel van RTV Drenthe verschijnt er een foto van een archiefstuk waarop de klokken uit Goes worden genoemd. Vermeld staat dat de klokken 1 en 4 vermist zijn. Deze klokken blijken tijdens transport te zijn gebroken. Klok 15 is in de opslag te Amsterdam kapotgegaan. Drie klokken (waaronder nummer 9) bevinden zich in Delft voor klankanalyse in het Laboratirium voor Technische Physica (inmiddels TU Delft). De andere klokken zijn al terug in Goes.
Een fragment uit het rapport van de Nederlandse Klokkenspelvereniging over de klokken en inrichting van het klokkenspel uit de Grote Kerk, gedateerd 26 april 1947. Archief Gemeente Goes 1930-1969, inventarisnummer 192.
De perikelen rondom het carillon zijn echter nog niet opgelost. Er worden meerdere pogingen gedaan om het carillon weer op niveau te krijgen. Een groot deel moet opnieuw gekeurd, gestemd of geheel vervangen worden. De gemeente ontvangt het advies om een tiental klokken opnieuw te laten gieten. Welke klokken dat exact zijn, blijft helaas onduidelijk. In de tussentijd wordt ook nog besloten om zeven klokken toe te voegen, waardoor het carillon 47 klokken telt. In de jaren 1960 besluit de gemeente echter toch dat de kwaliteit van het klokkenspel niet meer goed te krijgen is. De materialen die zijn gebruikt bij het herstel, waren van onvoldoende kwaliteit en niet in staat de schade volledig teniet te doen. Het carillon wordt bijna volledig vervangen, met uitzondering van zes achttiende-eeuwse klokken die worden gerestaureerd.
De oude klokken worden verkocht als oud ijzer. Waar de klokken gebleven zijn is onduidelijk, maar waar klok 9 hangt weten we het inmiddels: in een klokkenstoel in Hijken.
Oorlog in mijn Buurt – Verhalen van vroeger, verteld door jongeren van nu
Ter gelegenheid van 80 jaar Bevrijding sloegen de Gemeente Goes en Stichting In mijn Buurt de handen ineen voor het project Oorlog in mijn Buurt. Dit initiatief draait om echte ontmoetingen tussen jong en oud, waarbij jongeren het verleden ontdekken door de verhalen van mensen die het zelf meemaakten.
Leerlingen uit Goese basisschoolklassen begonnen het project met een gastles van het Gemeentearchief Goes. Daar doken ze in de lokale geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog en de bevrijding van Goes. Daarna gingen ze zelf op pad: in kleine groepjes bezochten ze ouderen die de oorlog aan den lijve hadden ondervonden.
Onder begeleiding van coördinator Nico Out en de stichting leerden de leerlingen hoe ze een goed interview voeren. Ze luisterden aandachtig naar de persoonlijke verhalen van de ooggetuigen, stelden vragen en leefden zich in. De gesprekken vonden plaats in de huiskamers van de ouderen – warme, persoonlijke ontmoetingen waarin geschiedenis opeens heel dichtbij kwam.
De leerlingen verwerkten de verhalen in hun eigen woorden en voerden ze op tijdens een indrukwekkende eindvoorstelling in Nieuwdorp. Ze spraken met overtuiging en inlevingsvermogen. Ouderen voelden zich gehoord, jongeren keken met andere ogen naar het verleden.
Met dit project gaven we herinneringen een gezicht en een stem. De leerlingen leerden meer dan historische feiten – ze leerden luisteren, verbinden en vertellen. Oorlog in mijn Buurt laat zien dat erfgoed leeft, juist als je het deelt.
Tijdens het bevrijdingsfestival in Vlissingen staan grote schermen met meer informatie over het project. In het najaar van 2025 wordt een tentoonstelling opgezet rondom Oorlog in mijn Buurt die in Goes geplaatst zal worden.
"
["_edit_last"]=>
string(1) "7"
["wider_content"]=>
string(1) "1"
["_wider_content"]=>
string(19) "field_65129630437f4"
["hide_title"]=>
string(1) "0"
["_hide_title"]=>
string(19) "field_6509a0b0983a3"
["hide_breadcrumbs"]=>
string(1) "0"
["_hide_breadcrumbs"]=>
string(19) "field_6511abbf2415d"
["floating_breadcrumbs"]=>
string(1) "0"
["_floating_breadcrumbs"]=>
string(19) "field_6512842afc997"
["text_over_banner"]=>
string(1) "0"
["_text_over_banner"]=>
string(19) "field_6512d6439ae35"
["loop_afbeelding"]=>
string(4) "7370"
["_loop_afbeelding"]=>
string(19) "field_650b04fc3443a"
["loop_titel"]=>
string(20) "Oorlog in mijn Buurt"
["_loop_titel"]=>
string(19) "field_650b065a3443c"
["loop_subtitel"]=>
string(25) "Oorlog in mijn Buurt Goes"
["_loop_subtitel"]=>
string(19) "field_65144485d77d4"
["loop_omschrijving"]=>
string(140) "In het teken van 80 jaar bevrijding is het educatieproject Oorlog in mijn Buurt opgezet in Goes. Een initiatief waar jong en oud samenkomt. "
["_loop_omschrijving"]=>
string(19) "field_650b065e3443d"
["loop"]=>
string(0) ""
["_loop"]=>
string(19) "field_650b05243443b"
["_yoast_wpseo_focuskw"]=>
string(25) "Oorlog in mijn Buurt Goes"
["_yoast_wpseo_metadesc"]=>
string(138) "Het project Oorlog in mijn Buurt in Goes koppelt basisschoolleerlingen aan ooggetuigen van de oorlog zodat de geschiedenis tastbaar wordt."
["_yoast_wpseo_linkdex"]=>
string(2) "69"
["_yoast_wpseo_content_score"]=>
string(2) "90"
["_yoast_wpseo_estimated-reading-time-minutes"]=>
string(1) "3"
["footnotes"]=>
string(0) ""
["_thumbnail_id"]=>
string(4) "7370"
["_yoast_wpseo_primary_category"]=>
string(0) ""
}
["___content":protected]=>
NULL
["_permalink":protected]=>
NULL
["_next":protected]=>
array(0) {
}
["_prev":protected]=>
array(0) {
}
["_css_class":protected]=>
NULL
["post_author"]=>
string(1) "7"
["post_content"]=>
string(3257) "
Oorlog in mijn Buurt – Verhalen van vroeger, verteld door jongeren van nu
Ter gelegenheid van 80 jaar Bevrijding sloegen de Gemeente Goes en Stichting In mijn Buurt de handen ineen voor het project Oorlog in mijn Buurt. Dit initiatief draait om echte ontmoetingen tussen jong en oud, waarbij jongeren het verleden ontdekken door de verhalen van mensen die het zelf meemaakten.
Leerlingen uit Goese basisschoolklassen begonnen het project met een gastles van het Gemeentearchief Goes. Daar doken ze in de lokale geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog en de bevrijding van Goes. Daarna gingen ze zelf op pad: in kleine groepjes bezochten ze ouderen die de oorlog aan den lijve hadden ondervonden.
Onder begeleiding van coördinator Nico Out en de stichting leerden de leerlingen hoe ze een goed interview voeren. Ze luisterden aandachtig naar de persoonlijke verhalen van de ooggetuigen, stelden vragen en leefden zich in. De gesprekken vonden plaats in de huiskamers van de ouderen – warme, persoonlijke ontmoetingen waarin geschiedenis opeens heel dichtbij kwam.
De leerlingen verwerkten de verhalen in hun eigen woorden en voerden ze op tijdens een indrukwekkende eindvoorstelling in Nieuwdorp. Ze spraken met overtuiging en inlevingsvermogen. Ouderen voelden zich gehoord, jongeren keken met andere ogen naar het verleden.
Met dit project gaven we herinneringen een gezicht en een stem. De leerlingen leerden meer dan historische feiten – ze leerden luisteren, verbinden en vertellen. Oorlog in mijn Buurt laat zien dat erfgoed leeft, juist als je het deelt.
Tijdens het bevrijdingsfestival in Vlissingen staan grote schermen met meer informatie over het project. In het najaar van 2025 wordt een tentoonstelling opgezet rondom Oorlog in mijn Buurt die in Goes geplaatst zal worden.
"
["post_date"]=>
string(19) "2025-04-24 11:45:15"
["post_excerpt"]=>
string(302) "Ter gelegenheid van 80 jaar Bevrijding sloegen de Gemeente Goes en Stichting In mijn Buurt de handen ineen voor het project Oorlog in mijn Buurt. Dit initiatief draait om echte ontmoetingen tussen jong en oud, waarbij jongeren het verleden ontdekken door de verhalen van mensen die het zelf meemaakten."
["post_parent"]=>
int(0)
["post_status"]=>
string(7) "publish"
["post_title"]=>
string(20) "Oorlog in mijn Buurt"
["post_type"]=>
string(4) "post"
["slug"]=>
string(17) "oorloginmijnbuurt"
["__type":protected]=>
NULL
["_edit_lock"]=>
string(12) "1749133564:7"
["prose_content"]=>
string(3820) "
Oorlog in mijn Buurt
Oorlog in mijn Buurt – Verhalen van vroeger, verteld door jongeren van nu
Ter gelegenheid van 80 jaar Bevrijding sloegen de Gemeente Goes en Stichting In mijn Buurt de handen ineen voor het project Oorlog in mijn Buurt. Dit initiatief draait om echte ontmoetingen tussen jong en oud, waarbij jongeren het verleden ontdekken door de verhalen van mensen die het zelf meemaakten.
Leerlingen uit Goese basisschoolklassen begonnen het project met een gastles van het Gemeentearchief Goes. Daar doken ze in de lokale geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog en de bevrijding van Goes. Daarna gingen ze zelf op pad: in kleine groepjes bezochten ze ouderen die de oorlog aan den lijve hadden ondervonden.
Onder begeleiding van coördinator Nico Out en de stichting leerden de leerlingen hoe ze een goed interview voeren. Ze luisterden aandachtig naar de persoonlijke verhalen van de ooggetuigen, stelden vragen en leefden zich in. De gesprekken vonden plaats in de huiskamers van de ouderen – warme, persoonlijke ontmoetingen waarin geschiedenis opeens heel dichtbij kwam.
De leerlingen verwerkten de verhalen in hun eigen woorden en voerden ze op tijdens een indrukwekkende eindvoorstelling in Nieuwdorp. Ze spraken met overtuiging en inlevingsvermogen. Ouderen voelden zich gehoord, jongeren keken met andere ogen naar het verleden.
Met dit project gaven we herinneringen een gezicht en een stem. De leerlingen leerden meer dan historische feiten – ze leerden luisteren, verbinden en vertellen. Oorlog in mijn Buurt laat zien dat erfgoed leeft, juist als je het deelt.
Tijdens het bevrijdingsfestival in Vlissingen staan grote schermen met meer informatie over het project. In het najaar van 2025 wordt een tentoonstelling opgezet rondom Oorlog in mijn Buurt die in Goes geplaatst zal worden.
Derde Nationale Vrouwenfestival in Amsterdamse Bos – Foto door Croes, Rob C. / Anefo
Maart is officieel queer geschiedenismaand. Aardig om eens terug te kijken naar eerdere ‘roze’ manifestaties in Goes en om speciaal eens te focussen op de damesliefde, die zich – toepasselijk – vooral in de Zusterstraat afspeelde. In Krantenbank Zeeland is van alles te vinden.
De Roze Karavaan
Op 23 juni 1981 doet de ‘Roze Karavaan’ een homo-manifestatie in de Goese binnenstad aan, zo melden de PZC, de Zierikzeesche Nieuwsbode en De Stem. Met straattoneel, informatiestand en een fototentoonstelling. De manifestatie is opgezet door het Roze Front in Breda, samen met plaatselijke werkgroepen homofilie in Zeeland. Deze zijn vermoedelijk gelieerd aan het COC. In de jaren erna komt de Roze Karavaan opnieuw naar Goes, in 1982 en 1983. Vervolgens wordt het stil. In 1985 organiseert het Gay Promotion Team in ’t Beest de Zeeuwse Homomanifestatie, maar dat wil, zo bericht de PZC van 25 mei 1985, niets van doen hebben met de Roze Karavaan.
Het COC is de oudste nog bestaande belangenvereniging voor homoseksuelen, lesbiennes, biseksuelen en transgenders en werd in 1946 opgericht in Amsterdam. In Zeeland gaat de geschiedenis terug tot 1969 met het ontstaan van De Werkgroep Homofilie Walcheren. In de jaren tachtig is er een poging gedaan om een Zeeuwse afdeling van het COC op te richten maar deze is half jaren tachtig opgeheven (bron website COC Zeeland). Toch, zo weten we uit eigen herinnering, zijn er eind jaren tachtig nog wel informele COC-bijeenkomsten in Goes, maandelijks op zondagavonden, eerst in het vroegere restaurant Slot Ostende, later in Café-Galerie La Strada.
Lesbische werkgroep Prima Donna en Jet in Goes
→
Die bestaande plaatselijke werkgroepen voorzien blijkbaar niet voor iedereen in een behoefte, want in 1984 wordt een groep speciaal voor vrouwen opgericht. De PZC van 8 juni maakt melding van de oprichting van de nieuwe Zeeuwse werkroep Prima Donna, die zich gaat richten op lesbische vrouwen in de provincie. In de bestaande homo-werkgroepen komen deze vrouwen nauwelijks aan bod, is de motivatie. De aftrap zal op 29 juni zijn, want die datum viel in de nationale Roze Week. De werkgroep wil overigens wel gaan samenwerken met die homogroepen en ook met de COC-afdeling Zeeland die in oprichting is. In het begin zullen vooral ontspannende dingen georganiseerd worden, zoals film en theater. Later zal dan gekeken worden of er bijvoorbeeld behoefte is aan praatgroepen. ‘Nu zijn er nog sommige vrouwen die van tijd tot tijd de provincie uitgaan om een dagje lesbisch te kunnen zijn’.
Prima Donna vindt onderdak in Vrouwenontmoetingscentrum Jet in de Zusterstraat, bericht de PZC van 7 september 1984. Het vrouwenontmoetingscentrum was een jaar eerder geopend, door een medewerkster van het provinciale bureau Welzijn. Vrouwenemancipatie was het belangrijkste doel.
Prima Donna houdt de eerste bijeenkomst in Jet op 16 september 1984. Twee keer per maand zullen er activiteiten zijn. In de PZC, De Stem, de Bevelander, Faam, Scheldebode en Zierikzeesche Nieuwsbode van de komende jaren zijn vele aankondigingen van de activiteiten te vinden. Elke maand is er Vrouwencafé en ook elke maand een themamiddag. In 1984 worden bijvoorbeeld de films Weggehen om anzukommen en Mädchen in Uniform vertoond. De laatste is een film uit 1931, een wereldwijd succes en een van de eerste films waarin lesbische personages voorkomen. Zanggroep De Houten Kelen treedt een keer op, er is een gezellige middag met informatiemateriaal en een bijeenkomst met het thema ‘Uitkomen voor’. Met Kerst is er livemuziek door een gelegenheidsformatie van ‘muziekminnende gevoelsgenotes.’ De PZC meldt hierover dat er ongeveer vijfentwintig vrouwen en kinderen aan de kerstbijeenkomst deelnamen en voorts dat Prima Donna in de eerste maanden van 1985 zal doorgaan met de contactmiddagen in Jet.
In dat jaar worden weer films vertoond, zoals Het gaat wel weer over, Twee vrouwen, Lianne en een komische film. Themabijeenkomsten gaan over onderwerpen als ‘Kunst en cultuur voor en door vrouwen’, ‘Biseksualiteit, hoe is het om van mannen én vrouwen te kunnen houden en wat dit bijvoorbeeld tot gevolgen heeft wanneer je getrouwd bent’ en over ‘Geloof en homoseksualiteit’. Elly de Waard houdt een voordracht van haar gedichten. Ze brengen een keer een bezoek aan het COC-feest in Bergen op Zoom. Er zijn bijeenkomsten met ‘gelegenheid tot swingen, praten en informatie inwinnen’ en spelletjesmiddagen.
Het eenjarig bestaan wordt gevierd met het eerste Zeeuwse Vrouwenfeest in ’t Pand in Middelburg. Het Antwerpse vrouwencabaret Puur en Ongezoet brengt het avondvullende programma De frappante fabels van Filomena Fantasia, een kritisch stuk over de confrontatie tussen dromen en verwachtingen met de dagelijkse realiteit. Zaken als uiterlijk en borstkanker komen aan de orde en problemen die alleenstaande vrouwen en lesbiennes ondervinden bij het zoeken naar onderdak. Ook de vrouwenbeweging zelf wordt aan een kritisch onderzoek onderworpen. De PZC van 21 juni wijdt een bespreking aan de verjaardag, “Prima Donna blijkt in een grote behoefte te voorzien.” Ruim honderd vrouwen uit heel Zeeland, ook wel uit Bergen op Zoom en Antwerpen zijn op het feest afgekomen. En er zijn plannen om in Zeeuws-Vlaanderen een eigen werkgroep op te richten.
Manhuistuin, locatie van Jet en Prima Donna. Gefotografeerd door Jolanda Bosselaar.
Op 26 juni wijdt de PZC een beschouwend artikel aan het vrouwencentrum in de Zusterstraat, ‘Vrouwencentrum Jet redelijk tevreden over afgelopen jaar’, waarin de bestuursleden aan het woord komen. De opkomst valt nog een beetje tegen, van drie tot twaalf vrouwen. Dat wordt geweten aan de interne verhuizing in het gebouw, niet nader genoemde strubbelingen en het korte bestaan. “Veel vrouwen kijken toch nog een beetje vreemd tegen ons aan, omdat hier bijvoorbeeld ook lesbische vrouwen komen. Ook blijkt er een vertekend beeld te bestaan van feministes. Veel vrouwen hebben dan toch het idee van slonzige types. Als ze dan hier komen valt hun mond open van verbazing, want dan blijkt hier alles netjes te zijn. Je ziet ze dan denken: het valt toch wel mee. Het zijn heel gewone vrouwen.”
De kranten blijven de jaren daarna ook steevast berichten over de tweewekelijkse bijeenkomsten van Prima Donna. Muziek, swingen, cabaret, theater, films, spelletjes, of ‘zo maar wat gezelligheid’. Veel, nog steeds wel modern aandoende thema’s komen voorbij. Transseksualiteit, lesbisch ouderschap, vrouwenliteratuur, mannelijke en vrouwelijke aspecten van de mens, lesbische vrouwen in andere culturen, diverse esoterische onderwerpen in relatie tot seksualiteit, SM, uitkomen voor lesbisch zijn, zwanger worden door kunstmatige inseminatie, discriminatie, aids, genetische manipulatie en voorplantingstechnologie. Maar ook ‘gewonere’ activiteiten zoals paaseieren zoeken, barbecue, wandelen, fietsen en samenzijn met Kerst. Jaarlijks wordt een Vrouwenfeest georganiseerd, in Goes of Middelburg. Er is samenwerking. Met de afdeling Zeeland van de Nederlandse Vereniging tot Integratie van Homoseksualiteit wordt een subsidieaanvraag bij de Goese emancipatiecommissie van 900 gulden gedaan. Ze willen op 5 september een grote roze driehoek spannen op de hoek Grote Markt- Lange Kerkstraat. Aanleiding is de oprichting van het Nationale Homomonument in Amsterdam. Samen met FNV-vrouwen en Vrouwenontmoetingscentrum organiseren ze in Slot Oostende de internationale Vrouwendag op 8 maart 1988. Verblijfsrecht voor migrantenvrouwen staat centraal, er is een informatiemarkt over cursussen en het gaat over ‘indringen in typische mannensectoren.’ De PZC van 9 maart meldt dat de activiteit, geopend door de echtgenote van de burgemeester, redelijk bezocht werd.
Bij het vijfjarig bestaan heeft Prima Donna negentig leden, blijkt uit een stuk in de PZC van 26 oktober 1989. ‘Prima Donna wil meer bekendheid’ is de kop, en de bovenkop is ‘Homoseksualiteit wordt verzwegen’. Op het platteland blijkt het moeilijk met gelijkgestemden in contact te komen, zo wordt gezegd. Toch melden de kranten dat activiteiten van Prima Donna steeds slechter bezocht worden. Op 1 november 1990 komt het abrupte bericht dat de ‘Zeeuwse werkgroep Prima Donna stopt met activiteiten’. De belangstelling is de laatste anderhalf jaar te veel afgenomen. Werden bijeenkomsten eerder bezocht door twintig à vijfentwintig vrouwen, de laatste tijd zes of zeven. Spoedig daarna is ook Jet opgeheven.
Weet jij meer over de queergeschiedenis van Goes? We zijn op zoek naar vertellers! Neem contact met ons op door te mailen naar gemeentearchief@goes.nl.
"
["_edit_last"]=>
string(1) "7"
["wider_content"]=>
string(1) "1"
["_wider_content"]=>
string(19) "field_65129630437f4"
["hide_title"]=>
string(1) "1"
["_hide_title"]=>
string(19) "field_6509a0b0983a3"
["hide_breadcrumbs"]=>
string(1) "0"
["_hide_breadcrumbs"]=>
string(19) "field_6511abbf2415d"
["floating_breadcrumbs"]=>
string(1) "1"
["_floating_breadcrumbs"]=>
string(19) "field_6512842afc997"
["text_over_banner"]=>
string(1) "0"
["_text_over_banner"]=>
string(19) "field_6512d6439ae35"
["loop_afbeelding"]=>
string(4) "7148"
["_loop_afbeelding"]=>
string(19) "field_650b04fc3443a"
["loop_titel"]=>
string(28) "Queer Geschiedenismaand 2025"
["_loop_titel"]=>
string(19) "field_650b065a3443c"
["loop_subtitel"]=>
string(0) ""
["_loop_subtitel"]=>
string(19) "field_65144485d77d4"
["loop_omschrijving"]=>
string(86) "Een inkijkje in verschillende 'roze' manifestaties in Goes van de afgelopen decennia. "
["_loop_omschrijving"]=>
string(19) "field_650b065e3443d"
["loop"]=>
string(0) ""
["_loop"]=>
string(19) "field_650b05243443b"
["_yoast_wpseo_content_score"]=>
string(2) "30"
["_yoast_wpseo_estimated-reading-time-minutes"]=>
string(1) "8"
["_yoast_wpseo_focuskw"]=>
string(33) "Is er Queer geschiedenis in Goes?"
["_yoast_wpseo_metadesc"]=>
string(111) "Maart is queer geschiedenismaand. Lees hier meer over de 'roze' initiatieven in Goes van de afgelopen decennia."
["_yoast_wpseo_linkdex"]=>
string(2) "57"
["_thumbnail_id"]=>
string(4) "7148"
["_yoast_wpseo_primary_category"]=>
string(0) ""
}
["___content":protected]=>
NULL
["_permalink":protected]=>
NULL
["_next":protected]=>
array(0) {
}
["_prev":protected]=>
array(0) {
}
["_css_class":protected]=>
NULL
["post_author"]=>
string(1) "7"
["post_content"]=>
string(11837) "
Maart is officieel queer geschiedenismaand. Aardig om eens terug te kijken naar eerdere ‘roze’ manifestaties in Goes en om speciaal eens te focussen op de damesliefde, die zich - toepasselijk - vooral in de Zusterstraat afspeelde. In Krantenbank Zeeland is van alles te vinden.
De Roze Karavaan
Op 23 juni 1981 doet de ‘Roze Karavaan’ een homo-manifestatie in de Goese binnenstad aan, zo melden de PZC, de Zierikzeesche Nieuwsbode en De Stem. Met straattoneel, informatiestand en een fototentoonstelling. De manifestatie is opgezet door het Roze Front in Breda, samen met plaatselijke werkgroepen homofilie in Zeeland. Deze zijn vermoedelijk gelieerd aan het COC. In de jaren erna komt de Roze Karavaan opnieuw naar Goes, in 1982 en 1983. Vervolgens wordt het stil. In 1985 organiseert het Gay Promotion Team in ’t Beest de Zeeuwse Homomanifestatie, maar dat wil, zo bericht de PZC van 25 mei 1985, niets van doen hebben met de Roze Karavaan.
Het COC is de oudste nog bestaande belangenvereniging voor homoseksuelen, lesbiennes, biseksuelen en transgenders en werd in 1946 opgericht in Amsterdam. In Zeeland gaat de geschiedenis terug tot 1969 met het ontstaan van De Werkgroep Homofilie Walcheren. In de jaren tachtig is er een poging gedaan om een Zeeuwse afdeling van het COC op te richten maar deze is half jaren tachtig opgeheven (bron website COC Zeeland). Toch, zo weten we uit eigen herinnering, zijn er eind jaren tachtig nog wel informele COC-bijeenkomsten in Goes, maandelijks op zondagavonden, eerst in het vroegere restaurant Slot Ostende, later in Café-Galerie La Strada.
Prima Donna houdt de eerste bijeenkomst in Jet op 16 september 1984. Twee keer per maand zullen er activiteiten zijn. In de PZC, De Stem, de Bevelander, Faam, Scheldebode en Zierikzeesche Nieuwsbode van de komende jaren zijn vele aankondigingen van de activiteiten te vinden. Elke maand is er Vrouwencafé en ook elke maand een themamiddag. In 1984 worden bijvoorbeeld de films Weggehen om anzukommen en Mädchen in Uniform vertoond. De laatste is een film uit 1931, een wereldwijd succes en een van de eerste films waarin lesbische personages voorkomen. Zanggroep De Houten Kelen treedt een keer op, er is een gezellige middag met informatiemateriaal en een bijeenkomst met het thema ‘Uitkomen voor’. Met Kerst is er livemuziek door een gelegenheidsformatie van ‘muziekminnende gevoelsgenotes.’ De PZC meldt hierover dat er ongeveer vijfentwintig vrouwen en kinderen aan de kerstbijeenkomst deelnamen en voorts dat Prima Donna in de eerste maanden van 1985 zal doorgaan met de contactmiddagen in Jet.
In dat jaar worden weer films vertoond, zoals Het gaat wel weer over, Twee vrouwen, Lianne en een komische film. Themabijeenkomsten gaan over onderwerpen als ‘Kunst en cultuur voor en door vrouwen’, ‘Biseksualiteit, hoe is het om van mannen én vrouwen te kunnen houden en wat dit bijvoorbeeld tot gevolgen heeft wanneer je getrouwd bent’ en over ‘Geloof en homoseksualiteit’. Elly de Waard houdt een voordracht van haar gedichten. Ze brengen een keer een bezoek aan het COC-feest in Bergen op Zoom. Er zijn bijeenkomsten met ‘gelegenheid tot swingen, praten en informatie inwinnen’ en spelletjesmiddagen.
Het eenjarig bestaan wordt gevierd met het eerste Zeeuwse Vrouwenfeest in ’t Pand in Middelburg. Het Antwerpse vrouwencabaret Puur en Ongezoet brengt het avondvullende programma De frappante fabels van Filomena Fantasia, een kritisch stuk over de confrontatie tussen dromen en verwachtingen met de dagelijkse realiteit. Zaken als uiterlijk en borstkanker komen aan de orde en problemen die alleenstaande vrouwen en lesbiennes ondervinden bij het zoeken naar onderdak. Ook de vrouwenbeweging zelf wordt aan een kritisch onderzoek onderworpen. De PZC van 21 juni wijdt een bespreking aan de verjaardag, “Prima Donna blijkt in een grote behoefte te voorzien.” Ruim honderd vrouwen uit heel Zeeland, ook wel uit Bergen op Zoom en Antwerpen zijn op het feest afgekomen. En er zijn plannen om in Zeeuws-Vlaanderen een eigen werkgroep op te richten.
Manhuistuin, locatie van Jet en Prima Donna. Gefotografeerd door Jolanda Bosselaar.
Op 26 juni wijdt de PZC een beschouwend artikel aan het vrouwencentrum in de Zusterstraat, ‘Vrouwencentrum Jet redelijk tevreden over afgelopen jaar’, waarin de bestuursleden aan het woord komen. De opkomst valt nog een beetje tegen, van drie tot twaalf vrouwen. Dat wordt geweten aan de interne verhuizing in het gebouw, niet nader genoemde strubbelingen en het korte bestaan. “Veel vrouwen kijken toch nog een beetje vreemd tegen ons aan, omdat hier bijvoorbeeld ook lesbische vrouwen komen. Ook blijkt er een vertekend beeld te bestaan van feministes. Veel vrouwen hebben dan toch het idee van slonzige types. Als ze dan hier komen valt hun mond open van verbazing, want dan blijkt hier alles netjes te zijn. Je ziet ze dan denken: het valt toch wel mee. Het zijn heel gewone vrouwen.”
De kranten blijven de jaren daarna ook steevast berichten over de tweewekelijkse bijeenkomsten van Prima Donna. Muziek, swingen, cabaret, theater, films, spelletjes, of ‘zo maar wat gezelligheid’. Veel, nog steeds wel modern aandoende thema’s komen voorbij. Transseksualiteit, lesbisch ouderschap, vrouwenliteratuur, mannelijke en vrouwelijke aspecten van de mens, lesbische vrouwen in andere culturen, diverse esoterische onderwerpen in relatie tot seksualiteit, SM, uitkomen voor lesbisch zijn, zwanger worden door kunstmatige inseminatie, discriminatie, aids, genetische manipulatie en voorplantingstechnologie. Maar ook ‘gewonere’ activiteiten zoals paaseieren zoeken, barbecue, wandelen, fietsen en samenzijn met Kerst. Jaarlijks wordt een Vrouwenfeest georganiseerd, in Goes of Middelburg. Er is samenwerking. Met de afdeling Zeeland van de Nederlandse Vereniging tot Integratie van Homoseksualiteit wordt een subsidieaanvraag bij de Goese emancipatiecommissie van 900 gulden gedaan. Ze willen op 5 september een grote roze driehoek spannen op de hoek Grote Markt- Lange Kerkstraat. Aanleiding is de oprichting van het Nationale Homomonument in Amsterdam. Samen met FNV-vrouwen en Vrouwenontmoetingscentrum organiseren ze in Slot Oostende de internationale Vrouwendag op 8 maart 1988. Verblijfsrecht voor migrantenvrouwen staat centraal, er is een informatiemarkt over cursussen en het gaat over ‘indringen in typische mannensectoren.’ De PZC van 9 maart meldt dat de activiteit, geopend door de echtgenote van de burgemeester, redelijk bezocht werd.
Bij het vijfjarig bestaan heeft Prima Donna negentig leden, blijkt uit een stuk in de PZC van 26 oktober 1989. ‘Prima Donna wil meer bekendheid’ is de kop, en de bovenkop is ‘Homoseksualiteit wordt verzwegen’. Op het platteland blijkt het moeilijk met gelijkgestemden in contact te komen, zo wordt gezegd. Toch melden de kranten dat activiteiten van Prima Donna steeds slechter bezocht worden. Op 1 november 1990 komt het abrupte bericht dat de ‘Zeeuwse werkgroep Prima Donna stopt met activiteiten’. De belangstelling is de laatste anderhalf jaar te veel afgenomen. Werden bijeenkomsten eerder bezocht door twintig à vijfentwintig vrouwen, de laatste tijd zes of zeven. Spoedig daarna is ook Jet opgeheven.
Weet jij meer over de queergeschiedenis van Goes? We zijn op zoek naar vertellers! Neem contact met ons op door te mailen naar gemeentearchief@goes.nl.
"
["post_date"]=>
string(19) "2025-03-25 15:32:45"
["post_excerpt"]=>
string(234) "Maart is officieel queer geschiedenismaand. Aardig om eens terug te kijken naar eerdere ‘roze’ manifestaties in Goes en om speciaal eens te focussen op de damesliefde, die zich - toepasselijk - vooral in de Zusterstraat afspeelde."
["post_parent"]=>
int(0)
["post_status"]=>
string(7) "publish"
["post_title"]=>
string(28) "Queer Geschiedenismaand 2025"
["post_type"]=>
string(4) "post"
["slug"]=>
string(28) "queer-geschiedenismaand-2025"
["__type":protected]=>
NULL
["_edit_lock"]=>
string(12) "1749719119:7"
["prose_content"]=>
string(16630) "
Queer Geschiedenismaand 2025
Derde Nationale Vrouwenfestival in Amsterdamse Bos – Foto door Croes, Rob C. / Anefo
Maart is officieel queer geschiedenismaand. Aardig om eens terug te kijken naar eerdere ‘roze’ manifestaties in Goes en om speciaal eens te focussen op de damesliefde, die zich – toepasselijk – vooral in de Zusterstraat afspeelde. In Krantenbank Zeeland is van alles te vinden.
De Roze Karavaan
Op 23 juni 1981 doet de ‘Roze Karavaan’ een homo-manifestatie in de Goese binnenstad aan, zo melden de PZC, de Zierikzeesche Nieuwsbode en De Stem. Met straattoneel, informatiestand en een fototentoonstelling. De manifestatie is opgezet door het Roze Front in Breda, samen met plaatselijke werkgroepen homofilie in Zeeland. Deze zijn vermoedelijk gelieerd aan het COC. In de jaren erna komt de Roze Karavaan opnieuw naar Goes, in 1982 en 1983. Vervolgens wordt het stil. In 1985 organiseert het Gay Promotion Team in ’t Beest de Zeeuwse Homomanifestatie, maar dat wil, zo bericht de PZC van 25 mei 1985, niets van doen hebben met de Roze Karavaan.
Het COC is de oudste nog bestaande belangenvereniging voor homoseksuelen, lesbiennes, biseksuelen en transgenders en werd in 1946 opgericht in Amsterdam. In Zeeland gaat de geschiedenis terug tot 1969 met het ontstaan van De Werkgroep Homofilie Walcheren. In de jaren tachtig is er een poging gedaan om een Zeeuwse afdeling van het COC op te richten maar deze is half jaren tachtig opgeheven (bron website COC Zeeland). Toch, zo weten we uit eigen herinnering, zijn er eind jaren tachtig nog wel informele COC-bijeenkomsten in Goes, maandelijks op zondagavonden, eerst in het vroegere restaurant Slot Ostende, later in Café-Galerie La Strada.
Lesbische werkgroep Prima Donna en Jet in Goes
→
Die bestaande plaatselijke werkgroepen voorzien blijkbaar niet voor iedereen in een behoefte, want in 1984 wordt een groep speciaal voor vrouwen opgericht. De PZC van 8 juni maakt melding van de oprichting van de nieuwe Zeeuwse werkroep Prima Donna, die zich gaat richten op lesbische vrouwen in de provincie. In de bestaande homo-werkgroepen komen deze vrouwen nauwelijks aan bod, is de motivatie. De aftrap zal op 29 juni zijn, want die datum viel in de nationale Roze Week. De werkgroep wil overigens wel gaan samenwerken met die homogroepen en ook met de COC-afdeling Zeeland die in oprichting is. In het begin zullen vooral ontspannende dingen georganiseerd worden, zoals film en theater. Later zal dan gekeken worden of er bijvoorbeeld behoefte is aan praatgroepen. ‘Nu zijn er nog sommige vrouwen die van tijd tot tijd de provincie uitgaan om een dagje lesbisch te kunnen zijn’.
Prima Donna vindt onderdak in Vrouwenontmoetingscentrum Jet in de Zusterstraat, bericht de PZC van 7 september 1984. Het vrouwenontmoetingscentrum was een jaar eerder geopend, door een medewerkster van het provinciale bureau Welzijn. Vrouwenemancipatie was het belangrijkste doel.
Prima Donna houdt de eerste bijeenkomst in Jet op 16 september 1984. Twee keer per maand zullen er activiteiten zijn. In de PZC, De Stem, de Bevelander, Faam, Scheldebode en Zierikzeesche Nieuwsbode van de komende jaren zijn vele aankondigingen van de activiteiten te vinden. Elke maand is er Vrouwencafé en ook elke maand een themamiddag. In 1984 worden bijvoorbeeld de films Weggehen om anzukommen en Mädchen in Uniform vertoond. De laatste is een film uit 1931, een wereldwijd succes en een van de eerste films waarin lesbische personages voorkomen. Zanggroep De Houten Kelen treedt een keer op, er is een gezellige middag met informatiemateriaal en een bijeenkomst met het thema ‘Uitkomen voor’. Met Kerst is er livemuziek door een gelegenheidsformatie van ‘muziekminnende gevoelsgenotes.’ De PZC meldt hierover dat er ongeveer vijfentwintig vrouwen en kinderen aan de kerstbijeenkomst deelnamen en voorts dat Prima Donna in de eerste maanden van 1985 zal doorgaan met de contactmiddagen in Jet.
In dat jaar worden weer films vertoond, zoals Het gaat wel weer over, Twee vrouwen, Lianne en een komische film. Themabijeenkomsten gaan over onderwerpen als ‘Kunst en cultuur voor en door vrouwen’, ‘Biseksualiteit, hoe is het om van mannen én vrouwen te kunnen houden en wat dit bijvoorbeeld tot gevolgen heeft wanneer je getrouwd bent’ en over ‘Geloof en homoseksualiteit’. Elly de Waard houdt een voordracht van haar gedichten. Ze brengen een keer een bezoek aan het COC-feest in Bergen op Zoom. Er zijn bijeenkomsten met ‘gelegenheid tot swingen, praten en informatie inwinnen’ en spelletjesmiddagen.
Het eenjarig bestaan wordt gevierd met het eerste Zeeuwse Vrouwenfeest in ’t Pand in Middelburg. Het Antwerpse vrouwencabaret Puur en Ongezoet brengt het avondvullende programma De frappante fabels van Filomena Fantasia, een kritisch stuk over de confrontatie tussen dromen en verwachtingen met de dagelijkse realiteit. Zaken als uiterlijk en borstkanker komen aan de orde en problemen die alleenstaande vrouwen en lesbiennes ondervinden bij het zoeken naar onderdak. Ook de vrouwenbeweging zelf wordt aan een kritisch onderzoek onderworpen. De PZC van 21 juni wijdt een bespreking aan de verjaardag, “Prima Donna blijkt in een grote behoefte te voorzien.” Ruim honderd vrouwen uit heel Zeeland, ook wel uit Bergen op Zoom en Antwerpen zijn op het feest afgekomen. En er zijn plannen om in Zeeuws-Vlaanderen een eigen werkgroep op te richten.
Manhuistuin, locatie van Jet en Prima Donna. Gefotografeerd door Jolanda Bosselaar.
Op 26 juni wijdt de PZC een beschouwend artikel aan het vrouwencentrum in de Zusterstraat, ‘Vrouwencentrum Jet redelijk tevreden over afgelopen jaar’, waarin de bestuursleden aan het woord komen. De opkomst valt nog een beetje tegen, van drie tot twaalf vrouwen. Dat wordt geweten aan de interne verhuizing in het gebouw, niet nader genoemde strubbelingen en het korte bestaan. “Veel vrouwen kijken toch nog een beetje vreemd tegen ons aan, omdat hier bijvoorbeeld ook lesbische vrouwen komen. Ook blijkt er een vertekend beeld te bestaan van feministes. Veel vrouwen hebben dan toch het idee van slonzige types. Als ze dan hier komen valt hun mond open van verbazing, want dan blijkt hier alles netjes te zijn. Je ziet ze dan denken: het valt toch wel mee. Het zijn heel gewone vrouwen.”
De kranten blijven de jaren daarna ook steevast berichten over de tweewekelijkse bijeenkomsten van Prima Donna. Muziek, swingen, cabaret, theater, films, spelletjes, of ‘zo maar wat gezelligheid’. Veel, nog steeds wel modern aandoende thema’s komen voorbij. Transseksualiteit, lesbisch ouderschap, vrouwenliteratuur, mannelijke en vrouwelijke aspecten van de mens, lesbische vrouwen in andere culturen, diverse esoterische onderwerpen in relatie tot seksualiteit, SM, uitkomen voor lesbisch zijn, zwanger worden door kunstmatige inseminatie, discriminatie, aids, genetische manipulatie en voorplantingstechnologie. Maar ook ‘gewonere’ activiteiten zoals paaseieren zoeken, barbecue, wandelen, fietsen en samenzijn met Kerst. Jaarlijks wordt een Vrouwenfeest georganiseerd, in Goes of Middelburg. Er is samenwerking. Met de afdeling Zeeland van de Nederlandse Vereniging tot Integratie van Homoseksualiteit wordt een subsidieaanvraag bij de Goese emancipatiecommissie van 900 gulden gedaan. Ze willen op 5 september een grote roze driehoek spannen op de hoek Grote Markt- Lange Kerkstraat. Aanleiding is de oprichting van het Nationale Homomonument in Amsterdam. Samen met FNV-vrouwen en Vrouwenontmoetingscentrum organiseren ze in Slot Oostende de internationale Vrouwendag op 8 maart 1988. Verblijfsrecht voor migrantenvrouwen staat centraal, er is een informatiemarkt over cursussen en het gaat over ‘indringen in typische mannensectoren.’ De PZC van 9 maart meldt dat de activiteit, geopend door de echtgenote van de burgemeester, redelijk bezocht werd.
Bij het vijfjarig bestaan heeft Prima Donna negentig leden, blijkt uit een stuk in de PZC van 26 oktober 1989. ‘Prima Donna wil meer bekendheid’ is de kop, en de bovenkop is ‘Homoseksualiteit wordt verzwegen’. Op het platteland blijkt het moeilijk met gelijkgestemden in contact te komen, zo wordt gezegd. Toch melden de kranten dat activiteiten van Prima Donna steeds slechter bezocht worden. Op 1 november 1990 komt het abrupte bericht dat de ‘Zeeuwse werkgroep Prima Donna stopt met activiteiten’. De belangstelling is de laatste anderhalf jaar te veel afgenomen. Werden bijeenkomsten eerder bezocht door twintig à vijfentwintig vrouwen, de laatste tijd zes of zeven. Spoedig daarna is ook Jet opgeheven.
Weet jij meer over de queergeschiedenis van Goes? We zijn op zoek naar vertellers! Neem contact met ons op door te mailen naar gemeentearchief@goes.nl.
Tijdens de feestdagen hanteert het Gemeentearchief Goes andere openingstijden dan gebruikelijk.
De studiezaal, normaal gesproken geopend op maandag en dinsdag, is vanwege de feestdagen gesloten op 23 en 24 december, en 30 en 31 december. Informatieverzoeken worden mogelijk later beantwoordt dan je van ons gewend bent. Op 6 januari tussen 9:00-12:30 ben je weer welkom in onze studiezaal.
Tijdens de feestdagen hanteert het Gemeentearchief Goes andere openingstijden dan gebruikelijk.
De studiezaal, normaal gesproken geopend op maandag en dinsdag, is vanwege de feestdagen gesloten op 23 en 24 december, en 30 en 31 december. Informatieverzoeken worden mogelijk later beantwoordt dan je van ons gewend bent. Op 6 januari tussen 9:00-12:30 ben je weer welkom in onze studiezaal.
Tijdens de feestdagen hanteert het Gemeentearchief Goes andere openingstijden dan gebruikelijk.
De studiezaal, normaal gesproken geopend op maandag en dinsdag, is vanwege de feestdagen gesloten op 23 en 24 december, en 30 en 31 december. Informatieverzoeken worden mogelijk later beantwoordt dan je van ons gewend bent. Op 6 januari tussen 9:00-12:30 ben je weer welkom in onze studiezaal.
In het Gemeentearchief Goes liggen drie middeleeuwse manuscripten, waaronder twee missalen die uit de Grote of Maria Magdalenakerk van Goes komen, terwijl Missaal 3 een zeldzaam dominicaans missaal is. Van de drie vertonen de twee grootste, Missaal 1 en Missaal 2, grote gelijkenissen met elkaar. Missaal 1 is het meest compleet. Het is een imposant handschrift, na pakweg 550 jaar inhoudelijk nog in goede staat. Het is gebonden in kalfsleer over houten platkernen, en omkleed met een leren hulselband, een bescherming die zelden is overgeleverd (afb. 1). Dit neemt niet weg dat het hele voorplat los was geraakt doordat de bindingen gebroken waren zodat het eerste katern ook los lag en vochtschade had opgelopen. Vandaar dat het missaal in 2023 is gerestaureerd en alles weer op zijn plaats zit.
Afb. 1: Missaal 1 in zijn hulselband (foto: Marijn de Valk)
Missalen of misboeken waren grote, dikke boeken, geschikt om op het altaar te leggen en ook om bij slecht licht uit te lezen. Ze staan vol met gezangen, gebeden en lezingen voor de viering van de mis gedurende het hele kerkelijke jaar. Alles is in het Latijn geschreven, de taal van de Rooms-Katholieke Kerk. Wie Missaal 1 openslaat ziet echter niet alleen veel handgeschreven tekst, maar ook verschillende soorten schrift, met gebruik van kleurige en gedecoreerde letters. Dit is om de gebruiker – normaliter de priester – te ondersteunen bij het voordragen van de mis. Een missaal afschrijven en inbinden was een tijdrovende bezigheid voor de schrijver, corrector, illustrator en boekbinder. Hiervoor moest flink betaald worden. In het missaal wordt niet aangegeven waar en wanneer dat is gebeurd, maar als we goed kijken kunnen we het een en ander te weten komen over de herkomst en geschiedenis van Missaal 1.
Het missaal is gemaakt van perkament – om precies te zijn van vellum, kalfshuid die was geprepareerd om op te schrijven. De bladen zijn gemiddeld 34,5 cm hoog en 26 cm breed, zeg maar tussen A4 en A3-formaat in. Het is ook een dik handschrift, onder meer door de houten platten die als voor- en achterkaft dienen, en die als geheel met leer zijn bedekt en ingebonden. Het handschrift is gefolieerd met Romeinse cijfers, wat wil zeggen dat men telde per folium of blad, niet per bladzijde. Het nummer werd alleen genoteerd bovenaan de voorzijde (recto), en niet aan de achterzijde (verso). De nummering loopt tot en met folium 218 (ccxviii). Er zijn echter ook bladen die niet zijn gefolieerd, wat ook in andere missalen het geval is: de drie bladen met de kalender aan het begin (afb. 2), zeven bladen na folium 126 met de eucharistische gebeden en handelingen, en tien bladen aan het einde. Ook de dekbladen en vliegende (losse) schutbladen aan het begin en eind zijn ongenummerd. Deze dekbladen zijn bedoeld om de bladen met tekst aan het begin en einde te beschermen en waren oorspronkelijk blanco. In de originele staat had het missaal 238 bladen met tekst.
Afb. 2: Heiligenkalender voor november en december, met de speciale feestdagen in rood, zoals die van Willibrord op 7 en Martinus (Sint Maarten) op 11 november, en Nicolaas op 5 december (fol. 3v (scan 14))
Uitgesneden bladen
In de huidige staat ontbreken er zes bladen, waarvan er vier genummerd waren (1, 81, 95 en 208). De andere twee vormden de eerste twee bladen van de sectie met de eucharistische gebeden, na folium 126. Die sectie vormt het centrale gedeelte van alle middeleeuwse missalen in het diocees Utrecht (en elders), waarbij op de versozijde van het eerste blad een bladvullend miniatuur staat met Jezus aan het kruis, met Maria en Johannes eromheen. Op de tegenoverliggende pagina begint het Te igitur, het eerste gebed van het Romeinse canon van de mis. Hierbij werd de hoofdletter T vaak versierd met een afbeelding, met daarin bijvoorbeeld de priester die zich gereedmaakt om de mis te vieren. Ook de andere ontbrekende bladen waren waarschijnlijk versierd, en in sommige gevallen is de afdruk van de kleuren nog te zien op het tegenoverliggende blad. Op fol. 126 zijn zelfs nog de sneden zichtbaar van het mes waarmee de bladen daar zijn uitgesneden.
Opvallend genoeg ontbreken de meeste van deze bladen ook in de beide andere missalen uit Goes, alsmede in verschillende andere middeleeuwse missalen. In Goes werden in 1578 beelden, altaren en versieringen uit de Maria Magdalenakerk verwijderd, en misschien was het verwijderen van de decoratie in de missalen daar een onderdeel van, of werd dat preventief gedaan toen de katholieke eredienst werd verboden. Ze moeten helaas als verloren worden beschouwd.
Temporale en Sanctorale
De opzet van het missaal is dezelfde als in alle laatmiddeleeuwse missalen uit de Noordelijke Nederlanden. Het begint met een heiligenkalender van de diocees Utrecht, waarbij de feestdagen van belangrijke heiligen in rood zijn geschreven. Hierna volgt een blad met liturgische instructies en de misvoorbereiding. Dan begint het Temporale, waarin de gebeden, gezangen en lezingen voor de vaststaande feesten stonden, zoals Advent (waar het missaal mee begint) en Kerst, en voor de feesten zoals Pasen en Pinksteren die een variabele datum hebben. Hierin bevindt zich ook de litanie van de heiligen (op fol. 78) waarin enkele heiligen worden aangeroepen die (vrij) typisch zijn voor het diocees Utrecht, zoals Willibrord, Lebuïnus, Odulphus en Wiro (afb. 3). Rondom de sectie met de litanie staan gezangen voorzien van middeleeuws notenschrift. Het Temporale wordt vanaf fol. 100r onderbroken door de prefaties, de inleidingen in het eucharistisch gebed (het dankzegginsgebed waarbij het brood en de rode wijn in het lichaam en bloed van Christus veranderen en de vereniging met God). Daarna volgende nog de misgebeden vanaf fol. 104r, en de eucharistische gebeden (op ongenummerde bladen) na fol. 126. Vanaf fol. 127r wordt het Temporale hervat met de eerste zondag na Pinksteren.
Afb 3: Litanie van de heiligen die tijdens de Paaswake werd gereciteerd (fol. 78r (scan 169))
Op fol. 154v begint het Sanctorale, met daarin de gebeden, gezangen en lezingen voor bepaalde heiligen, in de diocees Utrecht onder anderen die van Willibrord (fol. 203r). Na fol. 206-7 (waarin de teksten voor het feest van de kerk- en altaarwijding) volgt het Commune Sanctorum (‘Gemeenschappelijke der Heiligen’) voor categorieën van heiligen (apostelen, martelaren, belijders, pausen en maagden), die geen specifieke viering kenden zoals de heiligen in het Sanctorale. Het laatste en ongenummerde gedeelte begint op fol. 219r, met hierin de sequensen. Dat zijn misgezangen met een syllabische melodie die op bepaalde hoogdagen voor de evangelielezing gezongen worden. Ze komen nu weinig meer voor in de liturgie.
De verschillende secties, soms verder onderverdeeld, worden vaak aangegeven door een extra versierde initiaal en met een klavier, een strookje leer of perkament dat iets uitsteekt en dient als een tabblad. In de Middeleeuwen werd er al goed nagedacht over presentatie en lay-out, zodat de priester gemakkelijk zijn weg kon vinden in het handschrift. Een ander hulpmiddel daarbij is de kapittelstok die in Missaal 1 werd aangetroffen, bedoeld om bij een kapittel of hoofdstuk te houden of deze aan te wijzen (afb. 4-5).
Afb. 4-5: Kapittelstok van geknoopt aluingelooid leer in de band (foto: Marijn de Valk) en los (foto: Bart Jaski)
Aanvullingen over de pest
Dit missaal is geen statisch document, maar werd onderhouden en aangepast. Er werden bijvoorbeeld in het verleden restauraties aan het perkament uitgevoerd (fol. 60, 63 en 136). Het is intensief gebruikt, getuige de vlekken (bv. fol. 201r en 144r) en bladen die door veelvuldig gebruik vuiler en donkerder zijn geworden, zoals bij de prefaties. In de marges zijn echter maar weinig toevoegingen, en een verwijzing zoals op fol. 100r is een zeldzaamheid. Op het dekblad staat een gebed gericht aan Antonius van Padua († 1231) en een gebed voor Rochus van Montpellier († 1327). Beiden hebben gemeen dat ze patroonheiligen tegen de pest waren. In Missaal 3 staat aan het einde een mis tegen de pest. Op het vliegende schutblad staan er teksten over Anna, de moeder van Maria. Na de sequensen op het einde zijn er ook teksten toegevoegd, over Jozef en wederom over Anna (afb. 7). Die laatste begint met een mis voor Anna (Missa de sancta Anna virginis). Haar verering werd rond 1500 populair in de Lage Landen, en deze teksten zijn waarschijnlijk daarom pas later aan Missaal 1 en ook Missaal 2 toegevoegd.
Afb. 7: Aanvullingen over Jozef, waarschijnlijk in de decennia rond 1500 geschreven (fol. [229]v (scan 476)).
Delftse schulpenranden
Nergens in het missaal staat waar, wanneer en voor wie het werd geschreven, al wijzen de gelijkenissen met Missaal 2 duidelijk naar de Magdalenakerk in Goes. Het gehele missaal, op de latere toevoegingen na, is geschreven in de Gotische textualis, het statige maar compacte laatmiddeleeuwse boekschrift dat voor veel liturgische handschriften werd gebruikt. Dat vertelt ons niet direct iets over waar het is geproduceerd. De decoratie biedt daar wel aanwijzingen voor. Sommige initialen zijn uitbundig versierd met penwerk in rood, blauw en groen, op fol. 8v, 12v, 99v, 100r, etc (afb. 6). Dit penwerk, met zogenaamde schulpenranden, is typisch voor wat er ruwweg tussen 1440 en 1460 werd geproduceerd in Delft. Dat men in Goes een dergelijk missaal daar bestelde, is niet zo verwonderlijk, want in Delft werden wel meer handschriften tegen betaling vervaardigd. Er zijn tegen de tachtig middeleeuwse handschriften met Delfts penwerk bekend. Met welke de decoratie in Missalen 1 en 2 het beste overeenstemmen moet nog onderzocht worden. Dit geldt ook voor de stempels op het leer van de band, die vaak typisch zijn voor een bepaald klooster of kerk.
Afb. 6: Gekleurde initialen met Delfts penwerk en aantekening in de marge (fol. 99v-100r (scans 208-9)).
Besluit
Dit monumentale missaal geeft haar geheimen niet meteen prijs. We kunnen delen van zijn geschiedenis en achtergrond traceren, maar er is nog ruimte voor verder onderzoek. Dat geldt overigens voor veel middeleeuwse handschriften. Het is wel duidelijk dat het missaal belangrijk Zeeuws erfgoed vertegenwoordigt: een zeldzaam, tastbaar en fraai document uit een roerige tijd dat met liefde is vervaardigd, gebruikt en bewaard, maar ook met sporen die tijden van ziektes, onverdraagzaamheid en vervolging weerspiegelen. Dat het zorgvuldig in een hulselband is bewaard, toont eens te meer aan dat het beschermd moest worden. Gelukkig kan het nu weer worden bekeken en bewonderd.
Onderzoek: Marjan van de Berg, MA-student van de opleiding Ancient, Medieval en Renaissance Studies aan de Universiteit Utrecht. Dit onderzoek werd in mei en juni 2023 uitgevoerd onder begeleiding van Bart Jaski en prof. Marco Mostert. Met dank aan Marijn de Valk (Boekrestauratie, Middelburg) en Rutger Mauritz (cantor Grote Magdalenakerk, Goes)
C. Dekker, 'Een schamele landstede: geschiedenis van Goes tot aan de Satisfactie in 1577' (Goes, 2002).
A.L. Kort & A.J. Barth, 'Stappen in en om de Grote Kerk in Goes' (Goes, 2013).
Klara H. Broekhuijsen, ‘Delft’, in: Anne S. Korteweg (red.), 'Kriezels, aubergines en takkenbossen. Randversiering in Noordnederlandse handschriften uit de vijftiende eeuw'. (Zutphen, 1992), pp. 56-67.
G.J. Lepoeter, ‘Het zevengetijdencollege in de H. Maria Magdalenakerk te Goes. De bewaard gebleven missalen, tastbare herinnering aan een bijzonder aspect van de katholieke eredienst in de vijftiende en zestiende eeuw’, Bulletin Stichting Oude Zeeuwse Kerken 86 (april 2022), pp. 3-9.
J.G.C. Venner en C.A. Chavannes-Mazel, ‘Delftse handschriften en boekverluchting’, in: 'De stad Delft: cultuur en maatschappij tot 1572'. 2 delen (Delft, 1979-1980), I, pp. 134-137.
In het Gemeentearchief Goes liggen drie middeleeuwse manuscripten, waaronder twee missalen die uit de Grote of Maria Magdalenakerk van Goes komen, terwijl Missaal 3 een zeldzaam dominicaans missaal is. Van de drie vertonen de twee grootste, Missaal 1 en Missaal 2, grote gelijkenissen met elkaar. Missaal 1 is het meest compleet. Het is een imposant handschrift, na pakweg 550 jaar inhoudelijk nog in goede staat. Het is gebonden in kalfsleer over houten platkernen, en omkleed met een leren hulselband, een bescherming die zelden is overgeleverd (afb. 1). Dit neemt niet weg dat het hele voorplat los was geraakt doordat de bindingen gebroken waren zodat het eerste katern ook los lag en vochtschade had opgelopen. Vandaar dat het missaal in 2023 is gerestaureerd en alles weer op zijn plaats zit.
Afb. 1: Missaal 1 in zijn hulselband (foto: Marijn de Valk)
Missalen of misboeken waren grote, dikke boeken, geschikt om op het altaar te leggen en ook om bij slecht licht uit te lezen. Ze staan vol met gezangen, gebeden en lezingen voor de viering van de mis gedurende het hele kerkelijke jaar. Alles is in het Latijn geschreven, de taal van de Rooms-Katholieke Kerk. Wie Missaal 1 openslaat ziet echter niet alleen veel handgeschreven tekst, maar ook verschillende soorten schrift, met gebruik van kleurige en gedecoreerde letters. Dit is om de gebruiker – normaliter de priester – te ondersteunen bij het voordragen van de mis. Een missaal afschrijven en inbinden was een tijdrovende bezigheid voor de schrijver, corrector, illustrator en boekbinder. Hiervoor moest flink betaald worden. In het missaal wordt niet aangegeven waar en wanneer dat is gebeurd, maar als we goed kijken kunnen we het een en ander te weten komen over de herkomst en geschiedenis van Missaal 1.
Het missaal is gemaakt van perkament – om precies te zijn van vellum, kalfshuid die was geprepareerd om op te schrijven. De bladen zijn gemiddeld 34,5 cm hoog en 26 cm breed, zeg maar tussen A4 en A3-formaat in. Het is ook een dik handschrift, onder meer door de houten platten die als voor- en achterkaft dienen, en die als geheel met leer zijn bedekt en ingebonden. Het handschrift is gefolieerd met Romeinse cijfers, wat wil zeggen dat men telde per folium of blad, niet per bladzijde. Het nummer werd alleen genoteerd bovenaan de voorzijde (recto), en niet aan de achterzijde (verso). De nummering loopt tot en met folium 218 (ccxviii). Er zijn echter ook bladen die niet zijn gefolieerd, wat ook in andere missalen het geval is: de drie bladen met de kalender aan het begin (afb. 2), zeven bladen na folium 126 met de eucharistische gebeden en handelingen, en tien bladen aan het einde. Ook de dekbladen en vliegende (losse) schutbladen aan het begin en eind zijn ongenummerd. Deze dekbladen zijn bedoeld om de bladen met tekst aan het begin en einde te beschermen en waren oorspronkelijk blanco. In de originele staat had het missaal 238 bladen met tekst.
Afb. 2: Heiligenkalender voor november en december, met de speciale feestdagen in rood, zoals die van Willibrord op 7 en Martinus (Sint Maarten) op 11 november, en Nicolaas op 5 december (fol. 3v (scan 14))
Uitgesneden bladen
In de huidige staat ontbreken er zes bladen, waarvan er vier genummerd waren (1, 81, 95 en 208). De andere twee vormden de eerste twee bladen van de sectie met de eucharistische gebeden, na folium 126. Die sectie vormt het centrale gedeelte van alle middeleeuwse missalen in het diocees Utrecht (en elders), waarbij op de versozijde van het eerste blad een bladvullend miniatuur staat met Jezus aan het kruis, met Maria en Johannes eromheen. Op de tegenoverliggende pagina begint het Te igitur, het eerste gebed van het Romeinse canon van de mis. Hierbij werd de hoofdletter T vaak versierd met een afbeelding, met daarin bijvoorbeeld de priester die zich gereedmaakt om de mis te vieren. Ook de andere ontbrekende bladen waren waarschijnlijk versierd, en in sommige gevallen is de afdruk van de kleuren nog te zien op het tegenoverliggende blad. Op fol. 126 zijn zelfs nog de sneden zichtbaar van het mes waarmee de bladen daar zijn uitgesneden.
Opvallend genoeg ontbreken de meeste van deze bladen ook in de beide andere missalen uit Goes, alsmede in verschillende andere middeleeuwse missalen. In Goes werden in 1578 beelden, altaren en versieringen uit de Maria Magdalenakerk verwijderd, en misschien was het verwijderen van de decoratie in de missalen daar een onderdeel van, of werd dat preventief gedaan toen de katholieke eredienst werd verboden. Ze moeten helaas als verloren worden beschouwd.
Temporale en Sanctorale
De opzet van het missaal is dezelfde als in alle laatmiddeleeuwse missalen uit de Noordelijke Nederlanden. Het begint met een heiligenkalender van de diocees Utrecht, waarbij de feestdagen van belangrijke heiligen in rood zijn geschreven. Hierna volgt een blad met liturgische instructies en de misvoorbereiding. Dan begint het Temporale, waarin de gebeden, gezangen en lezingen voor de vaststaande feesten stonden, zoals Advent (waar het missaal mee begint) en Kerst, en voor de feesten zoals Pasen en Pinksteren die een variabele datum hebben. Hierin bevindt zich ook de litanie van de heiligen (op fol. 78) waarin enkele heiligen worden aangeroepen die (vrij) typisch zijn voor het diocees Utrecht, zoals Willibrord, Lebuïnus, Odulphus en Wiro (afb. 3). Rondom de sectie met de litanie staan gezangen voorzien van middeleeuws notenschrift. Het Temporale wordt vanaf fol. 100r onderbroken door de prefaties, de inleidingen in het eucharistisch gebed (het dankzegginsgebed waarbij het brood en de rode wijn in het lichaam en bloed van Christus veranderen en de vereniging met God). Daarna volgende nog de misgebeden vanaf fol. 104r, en de eucharistische gebeden (op ongenummerde bladen) na fol. 126. Vanaf fol. 127r wordt het Temporale hervat met de eerste zondag na Pinksteren.
Afb 3: Litanie van de heiligen die tijdens de Paaswake werd gereciteerd (fol. 78r (scan 169))
Op fol. 154v begint het Sanctorale, met daarin de gebeden, gezangen en lezingen voor bepaalde heiligen, in de diocees Utrecht onder anderen die van Willibrord (fol. 203r). Na fol. 206-7 (waarin de teksten voor het feest van de kerk- en altaarwijding) volgt het Commune Sanctorum (‘Gemeenschappelijke der Heiligen’) voor categorieën van heiligen (apostelen, martelaren, belijders, pausen en maagden), die geen specifieke viering kenden zoals de heiligen in het Sanctorale. Het laatste en ongenummerde gedeelte begint op fol. 219r, met hierin de sequensen. Dat zijn misgezangen met een syllabische melodie die op bepaalde hoogdagen voor de evangelielezing gezongen worden. Ze komen nu weinig meer voor in de liturgie.
De verschillende secties, soms verder onderverdeeld, worden vaak aangegeven door een extra versierde initiaal en met een klavier, een strookje leer of perkament dat iets uitsteekt en dient als een tabblad. In de Middeleeuwen werd er al goed nagedacht over presentatie en lay-out, zodat de priester gemakkelijk zijn weg kon vinden in het handschrift. Een ander hulpmiddel daarbij is de kapittelstok die in Missaal 1 werd aangetroffen, bedoeld om bij een kapittel of hoofdstuk te houden of deze aan te wijzen (afb. 4-5).
Afb. 4-5: Kapittelstok van geknoopt aluingelooid leer in de band (foto: Marijn de Valk) en los (foto: Bart Jaski)
Aanvullingen over de pest
Dit missaal is geen statisch document, maar werd onderhouden en aangepast. Er werden bijvoorbeeld in het verleden restauraties aan het perkament uitgevoerd (fol. 60, 63 en 136). Het is intensief gebruikt, getuige de vlekken (bv. fol. 201r en 144r) en bladen die door veelvuldig gebruik vuiler en donkerder zijn geworden, zoals bij de prefaties. In de marges zijn echter maar weinig toevoegingen, en een verwijzing zoals op fol. 100r is een zeldzaamheid. Op het dekblad staat een gebed gericht aan Antonius van Padua († 1231) en een gebed voor Rochus van Montpellier († 1327). Beiden hebben gemeen dat ze patroonheiligen tegen de pest waren. In Missaal 3 staat aan het einde een mis tegen de pest. Op het vliegende schutblad staan er teksten over Anna, de moeder van Maria. Na de sequensen op het einde zijn er ook teksten toegevoegd, over Jozef en wederom over Anna (afb. 7). Die laatste begint met een mis voor Anna (Missa de sancta Anna virginis). Haar verering werd rond 1500 populair in de Lage Landen, en deze teksten zijn waarschijnlijk daarom pas later aan Missaal 1 en ook Missaal 2 toegevoegd.
Afb. 7: Aanvullingen over Jozef, waarschijnlijk in de decennia rond 1500 geschreven (fol. [229]v (scan 476)).
Delftse schulpenranden
Nergens in het missaal staat waar, wanneer en voor wie het werd geschreven, al wijzen de gelijkenissen met Missaal 2 duidelijk naar de Magdalenakerk in Goes. Het gehele missaal, op de latere toevoegingen na, is geschreven in de Gotische textualis, het statige maar compacte laatmiddeleeuwse boekschrift dat voor veel liturgische handschriften werd gebruikt. Dat vertelt ons niet direct iets over waar het is geproduceerd. De decoratie biedt daar wel aanwijzingen voor. Sommige initialen zijn uitbundig versierd met penwerk in rood, blauw en groen, op fol. 8v, 12v, 99v, 100r, etc (afb. 6). Dit penwerk, met zogenaamde schulpenranden, is typisch voor wat er ruwweg tussen 1440 en 1460 werd geproduceerd in Delft. Dat men in Goes een dergelijk missaal daar bestelde, is niet zo verwonderlijk, want in Delft werden wel meer handschriften tegen betaling vervaardigd. Er zijn tegen de tachtig middeleeuwse handschriften met Delfts penwerk bekend. Met welke de decoratie in Missalen 1 en 2 het beste overeenstemmen moet nog onderzocht worden. Dit geldt ook voor de stempels op het leer van de band, die vaak typisch zijn voor een bepaald klooster of kerk.
Afb. 6: Gekleurde initialen met Delfts penwerk en aantekening in de marge (fol. 99v-100r (scans 208-9)).
Besluit
Dit monumentale missaal geeft haar geheimen niet meteen prijs. We kunnen delen van zijn geschiedenis en achtergrond traceren, maar er is nog ruimte voor verder onderzoek. Dat geldt overigens voor veel middeleeuwse handschriften. Het is wel duidelijk dat het missaal belangrijk Zeeuws erfgoed vertegenwoordigt: een zeldzaam, tastbaar en fraai document uit een roerige tijd dat met liefde is vervaardigd, gebruikt en bewaard, maar ook met sporen die tijden van ziektes, onverdraagzaamheid en vervolging weerspiegelen. Dat het zorgvuldig in een hulselband is bewaard, toont eens te meer aan dat het beschermd moest worden. Gelukkig kan het nu weer worden bekeken en bewonderd.
Onderzoek: Marjan van de Berg, MA-student van de opleiding Ancient, Medieval en Renaissance Studies aan de Universiteit Utrecht. Dit onderzoek werd in mei en juni 2023 uitgevoerd onder begeleiding van Bart Jaski en prof. Marco Mostert. Met dank aan Marijn de Valk (Boekrestauratie, Middelburg) en Rutger Mauritz (cantor Grote Magdalenakerk, Goes)
C. Dekker, ‘Een schamele landstede: geschiedenis van Goes tot aan de Satisfactie in 1577’ (Goes, 2002).
A.L. Kort & A.J. Barth, ‘Stappen in en om de Grote Kerk in Goes‘ (Goes, 2013).
Klara H. Broekhuijsen, ‘Delft’, in: Anne S. Korteweg (red.), ‘Kriezels, aubergines en takkenbossen. Randversiering in Noordnederlandse handschriften uit de vijftiende eeuw’. (Zutphen, 1992), pp. 56-67.
G.J. Lepoeter, ‘Het zevengetijdencollege in de H. Maria Magdalenakerk te Goes. De bewaard gebleven missalen, tastbare herinnering aan een bijzonder aspect van de katholieke eredienst in de vijftiende en zestiende eeuw’, Bulletin Stichting Oude Zeeuwse Kerken 86 (april 2022), pp. 3-9.
J.G.C. Venner en C.A. Chavannes-Mazel, ‘Delftse handschriften en boekverluchting’, in: ‘De stad Delft: cultuur en maatschappij tot 1572’. 2 delen (Delft, 1979-1980), I, pp. 134-137.
In het Gemeentearchief Goes liggen drie middeleeuwse manuscripten, waaronder twee missalen die uit de Grote of Maria Magdalenakerk van Goes komen, terwijl Missaal 3 een zeldzaam dominicaans missaal is. Van de drie vertonen de twee grootste, Missaal 1 en Missaal 2, grote gelijkenissen met elkaar. Missaal 1 is het meest compleet. Het is een imposant handschrift, na pakweg 550 jaar inhoudelijk nog in goede staat. Het is gebonden in kalfsleer over houten platkernen, en omkleed met een leren hulselband, een bescherming die zelden is overgeleverd (afb. 1). Dit neemt niet weg dat het hele voorplat los was geraakt doordat de bindingen gebroken waren zodat het eerste katern ook los lag en vochtschade had opgelopen. Vandaar dat het missaal in 2023 is gerestaureerd en alles weer op zijn plaats zit.
Afb. 1: Missaal 1 in zijn hulselband (foto: Marijn de Valk)
Missalen of misboeken waren grote, dikke boeken, geschikt om op het altaar te leggen en ook om bij slecht licht uit te lezen. Ze staan vol met gezangen, gebeden en lezingen voor de viering van de mis gedurende het hele kerkelijke jaar. Alles is in het Latijn geschreven, de taal van de Rooms-Katholieke Kerk. Wie Missaal 1 openslaat ziet echter niet alleen veel handgeschreven tekst, maar ook verschillende soorten schrift, met gebruik van kleurige en gedecoreerde letters. Dit is om de gebruiker – normaliter de priester – te ondersteunen bij het voordragen van de mis. Een missaal afschrijven en inbinden was een tijdrovende bezigheid voor de schrijver, corrector, illustrator en boekbinder. Hiervoor moest flink betaald worden. In het missaal wordt niet aangegeven waar en wanneer dat is gebeurd, maar als we goed kijken kunnen we het een en ander te weten komen over de herkomst en geschiedenis van Missaal 1.
Het missaal is gemaakt van perkament – om precies te zijn van vellum, kalfshuid die was geprepareerd om op te schrijven. De bladen zijn gemiddeld 34,5 cm hoog en 26 cm breed, zeg maar tussen A4 en A3-formaat in. Het is ook een dik handschrift, onder meer door de houten platten die als voor- en achterkaft dienen, en die als geheel met leer zijn bedekt en ingebonden. Het handschrift is gefolieerd met Romeinse cijfers, wat wil zeggen dat men telde per folium of blad, niet per bladzijde. Het nummer werd alleen genoteerd bovenaan de voorzijde (recto), en niet aan de achterzijde (verso). De nummering loopt tot en met folium 218 (ccxviii). Er zijn echter ook bladen die niet zijn gefolieerd, wat ook in andere missalen het geval is: de drie bladen met de kalender aan het begin (afb. 2), zeven bladen na folium 126 met de eucharistische gebeden en handelingen, en tien bladen aan het einde. Ook de dekbladen en vliegende (losse) schutbladen aan het begin en eind zijn ongenummerd. Deze dekbladen zijn bedoeld om de bladen met tekst aan het begin en einde te beschermen en waren oorspronkelijk blanco. In de originele staat had het missaal 238 bladen met tekst.
Afb. 2: Heiligenkalender voor november en december, met de speciale feestdagen in rood, zoals die van Willibrord op 7 en Martinus (Sint Maarten) op 11 november, en Nicolaas op 5 december (fol. 3v (scan 14))
Uitgesneden bladen
In de huidige staat ontbreken er zes bladen, waarvan er vier genummerd waren (1, 81, 95 en 208). De andere twee vormden de eerste twee bladen van de sectie met de eucharistische gebeden, na folium 126. Die sectie vormt het centrale gedeelte van alle middeleeuwse missalen in het diocees Utrecht (en elders), waarbij op de versozijde van het eerste blad een bladvullend miniatuur staat met Jezus aan het kruis, met Maria en Johannes eromheen. Op de tegenoverliggende pagina begint het Te igitur, het eerste gebed van het Romeinse canon van de mis. Hierbij werd de hoofdletter T vaak versierd met een afbeelding, met daarin bijvoorbeeld de priester die zich gereedmaakt om de mis te vieren. Ook de andere ontbrekende bladen waren waarschijnlijk versierd, en in sommige gevallen is de afdruk van de kleuren nog te zien op het tegenoverliggende blad. Op fol. 126 zijn zelfs nog de sneden zichtbaar van het mes waarmee de bladen daar zijn uitgesneden.
Opvallend genoeg ontbreken de meeste van deze bladen ook in de beide andere missalen uit Goes, alsmede in verschillende andere middeleeuwse missalen. In Goes werden in 1578 beelden, altaren en versieringen uit de Maria Magdalenakerk verwijderd, en misschien was het verwijderen van de decoratie in de missalen daar een onderdeel van, of werd dat preventief gedaan toen de katholieke eredienst werd verboden. Ze moeten helaas als verloren worden beschouwd.
Temporale en Sanctorale
De opzet van het missaal is dezelfde als in alle laatmiddeleeuwse missalen uit de Noordelijke Nederlanden. Het begint met een heiligenkalender van de diocees Utrecht, waarbij de feestdagen van belangrijke heiligen in rood zijn geschreven. Hierna volgt een blad met liturgische instructies en de misvoorbereiding. Dan begint het Temporale, waarin de gebeden, gezangen en lezingen voor de vaststaande feesten stonden, zoals Advent (waar het missaal mee begint) en Kerst, en voor de feesten zoals Pasen en Pinksteren die een variabele datum hebben. Hierin bevindt zich ook de litanie van de heiligen (op fol. 78) waarin enkele heiligen worden aangeroepen die (vrij) typisch zijn voor het diocees Utrecht, zoals Willibrord, Lebuïnus, Odulphus en Wiro (afb. 3). Rondom de sectie met de litanie staan gezangen voorzien van middeleeuws notenschrift. Het Temporale wordt vanaf fol. 100r onderbroken door de prefaties, de inleidingen in het eucharistisch gebed (het dankzegginsgebed waarbij het brood en de rode wijn in het lichaam en bloed van Christus veranderen en de vereniging met God). Daarna volgende nog de misgebeden vanaf fol. 104r, en de eucharistische gebeden (op ongenummerde bladen) na fol. 126. Vanaf fol. 127r wordt het Temporale hervat met de eerste zondag na Pinksteren.
Afb 3: Litanie van de heiligen die tijdens de Paaswake werd gereciteerd (fol. 78r (scan 169))
Op fol. 154v begint het Sanctorale, met daarin de gebeden, gezangen en lezingen voor bepaalde heiligen, in de diocees Utrecht onder anderen die van Willibrord (fol. 203r). Na fol. 206-7 (waarin de teksten voor het feest van de kerk- en altaarwijding) volgt het Commune Sanctorum (‘Gemeenschappelijke der Heiligen’) voor categorieën van heiligen (apostelen, martelaren, belijders, pausen en maagden), die geen specifieke viering kenden zoals de heiligen in het Sanctorale. Het laatste en ongenummerde gedeelte begint op fol. 219r, met hierin de sequensen. Dat zijn misgezangen met een syllabische melodie die op bepaalde hoogdagen voor de evangelielezing gezongen worden. Ze komen nu weinig meer voor in de liturgie.
De verschillende secties, soms verder onderverdeeld, worden vaak aangegeven door een extra versierde initiaal en met een klavier, een strookje leer of perkament dat iets uitsteekt en dient als een tabblad. In de Middeleeuwen werd er al goed nagedacht over presentatie en lay-out, zodat de priester gemakkelijk zijn weg kon vinden in het handschrift. Een ander hulpmiddel daarbij is de kapittelstok die in Missaal 1 werd aangetroffen, bedoeld om bij een kapittel of hoofdstuk te houden of deze aan te wijzen (afb. 4-5).
Afb. 4-5: Kapittelstok van geknoopt aluingelooid leer in de band (foto: Marijn de Valk) en los (foto: Bart Jaski)
Aanvullingen over de pest
Dit missaal is geen statisch document, maar werd onderhouden en aangepast. Er werden bijvoorbeeld in het verleden restauraties aan het perkament uitgevoerd (fol. 60, 63 en 136). Het is intensief gebruikt, getuige de vlekken (bv. fol. 201r en 144r) en bladen die door veelvuldig gebruik vuiler en donkerder zijn geworden, zoals bij de prefaties. In de marges zijn echter maar weinig toevoegingen, en een verwijzing zoals op fol. 100r is een zeldzaamheid. Op het dekblad staat een gebed gericht aan Antonius van Padua († 1231) en een gebed voor Rochus van Montpellier († 1327). Beiden hebben gemeen dat ze patroonheiligen tegen de pest waren. In Missaal 3 staat aan het einde een mis tegen de pest. Op het vliegende schutblad staan er teksten over Anna, de moeder van Maria. Na de sequensen op het einde zijn er ook teksten toegevoegd, over Jozef en wederom over Anna (afb. 7). Die laatste begint met een mis voor Anna (Missa de sancta Anna virginis). Haar verering werd rond 1500 populair in de Lage Landen, en deze teksten zijn waarschijnlijk daarom pas later aan Missaal 1 en ook Missaal 2 toegevoegd.
Afb. 7: Aanvullingen over Jozef, waarschijnlijk in de decennia rond 1500 geschreven (fol. [229]v (scan 476)).
Delftse schulpenranden
Nergens in het missaal staat waar, wanneer en voor wie het werd geschreven, al wijzen de gelijkenissen met Missaal 2 duidelijk naar de Magdalenakerk in Goes. Het gehele missaal, op de latere toevoegingen na, is geschreven in de Gotische textualis, het statige maar compacte laatmiddeleeuwse boekschrift dat voor veel liturgische handschriften werd gebruikt. Dat vertelt ons niet direct iets over waar het is geproduceerd. De decoratie biedt daar wel aanwijzingen voor. Sommige initialen zijn uitbundig versierd met penwerk in rood, blauw en groen, op fol. 8v, 12v, 99v, 100r, etc (afb. 6). Dit penwerk, met zogenaamde schulpenranden, is typisch voor wat er ruwweg tussen 1440 en 1460 werd geproduceerd in Delft. Dat men in Goes een dergelijk missaal daar bestelde, is niet zo verwonderlijk, want in Delft werden wel meer handschriften tegen betaling vervaardigd. Er zijn tegen de tachtig middeleeuwse handschriften met Delfts penwerk bekend. Met welke de decoratie in Missalen 1 en 2 het beste overeenstemmen moet nog onderzocht worden. Dit geldt ook voor de stempels op het leer van de band, die vaak typisch zijn voor een bepaald klooster of kerk.
Afb. 6: Gekleurde initialen met Delfts penwerk en aantekening in de marge (fol. 99v-100r (scans 208-9)).
Besluit
Dit monumentale missaal geeft haar geheimen niet meteen prijs. We kunnen delen van zijn geschiedenis en achtergrond traceren, maar er is nog ruimte voor verder onderzoek. Dat geldt overigens voor veel middeleeuwse handschriften. Het is wel duidelijk dat het missaal belangrijk Zeeuws erfgoed vertegenwoordigt: een zeldzaam, tastbaar en fraai document uit een roerige tijd dat met liefde is vervaardigd, gebruikt en bewaard, maar ook met sporen die tijden van ziektes, onverdraagzaamheid en vervolging weerspiegelen. Dat het zorgvuldig in een hulselband is bewaard, toont eens te meer aan dat het beschermd moest worden. Gelukkig kan het nu weer worden bekeken en bewonderd.
Onderzoek: Marjan van de Berg, MA-student van de opleiding Ancient, Medieval en Renaissance Studies aan de Universiteit Utrecht. Dit onderzoek werd in mei en juni 2023 uitgevoerd onder begeleiding van Bart Jaski en prof. Marco Mostert. Met dank aan Marijn de Valk (Boekrestauratie, Middelburg) en Rutger Mauritz (cantor Grote Magdalenakerk, Goes)
C. Dekker, ‘Een schamele landstede: geschiedenis van Goes tot aan de Satisfactie in 1577’ (Goes, 2002).
A.L. Kort & A.J. Barth, ‘Stappen in en om de Grote Kerk in Goes‘ (Goes, 2013).
Klara H. Broekhuijsen, ‘Delft’, in: Anne S. Korteweg (red.), ‘Kriezels, aubergines en takkenbossen. Randversiering in Noordnederlandse handschriften uit de vijftiende eeuw’. (Zutphen, 1992), pp. 56-67.
G.J. Lepoeter, ‘Het zevengetijdencollege in de H. Maria Magdalenakerk te Goes. De bewaard gebleven missalen, tastbare herinnering aan een bijzonder aspect van de katholieke eredienst in de vijftiende en zestiende eeuw’, Bulletin Stichting Oude Zeeuwse Kerken 86 (april 2022), pp. 3-9.
J.G.C. Venner en C.A. Chavannes-Mazel, ‘Delftse handschriften en boekverluchting’, in: ‘De stad Delft: cultuur en maatschappij tot 1572’. 2 delen (Delft, 1979-1980), I, pp. 134-137.
In het Gemeentearchief Goes liggen drie middeleeuwse manuscripten, waaronder twee missalen die uit de Grote of Maria Magdalenakerk van Goes komen, terwijl Missaal 3 een zeldzaam dominicaans missaal is. Van de drie vertonen de twee grootste, Missaal 1 en Missaal 2, grote gelijkenissen met elkaar. Missaal 1 is het meest compleet. Het is een imposant handschrift, na pakweg 550 jaar inhoudelijk nog in goede staat. Het is gebonden in kalfsleer over houten platkernen, en omkleed met een leren hulselband, een bescherming die zelden is overgeleverd (afb. 1). Dit neemt niet weg dat het hele voorplat los was geraakt doordat de bindingen gebroken waren zodat het eerste katern ook los lag en vochtschade had opgelopen. Vandaar dat het missaal in 2023 is gerestaureerd en alles weer op zijn plaats zit.
Afb. 1: Missaal 1 in zijn hulselband (foto: Marijn de Valk)
Missalen of misboeken waren grote, dikke boeken, geschikt om op het altaar te leggen en ook om bij slecht licht uit te lezen. Ze staan vol met gezangen, gebeden en lezingen voor de viering van de mis gedurende het hele kerkelijke jaar. Alles is in het Latijn geschreven, de taal van de Rooms-Katholieke Kerk. Wie Missaal 1 openslaat ziet echter niet alleen veel handgeschreven tekst, maar ook verschillende soorten schrift, met gebruik van kleurige en gedecoreerde letters. Dit is om de gebruiker – normaliter de priester – te ondersteunen bij het voordragen van de mis. Een missaal afschrijven en inbinden was een tijdrovende bezigheid voor de schrijver, corrector, illustrator en boekbinder. Hiervoor moest flink betaald worden. In het missaal wordt niet aangegeven waar en wanneer dat is gebeurd, maar als we goed kijken kunnen we het een en ander te weten komen over de herkomst en geschiedenis van Missaal 1.
Het missaal is gemaakt van perkament – om precies te zijn van vellum, kalfshuid die was geprepareerd om op te schrijven. De bladen zijn gemiddeld 34,5 cm hoog en 26 cm breed, zeg maar tussen A4 en A3-formaat in. Het is ook een dik handschrift, onder meer door de houten platten die als voor- en achterkaft dienen, en die als geheel met leer zijn bedekt en ingebonden. Het handschrift is gefolieerd met Romeinse cijfers, wat wil zeggen dat men telde per folium of blad, niet per bladzijde. Het nummer werd alleen genoteerd bovenaan de voorzijde (recto), en niet aan de achterzijde (verso). De nummering loopt tot en met folium 218 (ccxviii). Er zijn echter ook bladen die niet zijn gefolieerd, wat ook in andere missalen het geval is: de drie bladen met de kalender aan het begin (afb. 2), zeven bladen na folium 126 met de eucharistische gebeden en handelingen, en tien bladen aan het einde. Ook de dekbladen en vliegende (losse) schutbladen aan het begin en eind zijn ongenummerd. Deze dekbladen zijn bedoeld om de bladen met tekst aan het begin en einde te beschermen en waren oorspronkelijk blanco. In de originele staat had het missaal 238 bladen met tekst.
Afb. 2: Heiligenkalender voor november en december, met de speciale feestdagen in rood, zoals die van Willibrord op 7 en Martinus (Sint Maarten) op 11 november, en Nicolaas op 5 december (fol. 3v (scan 14))
Uitgesneden bladen
In de huidige staat ontbreken er zes bladen, waarvan er vier genummerd waren (1, 81, 95 en 208). De andere twee vormden de eerste twee bladen van de sectie met de eucharistische gebeden, na folium 126. Die sectie vormt het centrale gedeelte van alle middeleeuwse missalen in het diocees Utrecht (en elders), waarbij op de versozijde van het eerste blad een bladvullend miniatuur staat met Jezus aan het kruis, met Maria en Johannes eromheen. Op de tegenoverliggende pagina begint het Te igitur, het eerste gebed van het Romeinse canon van de mis. Hierbij werd de hoofdletter T vaak versierd met een afbeelding, met daarin bijvoorbeeld de priester die zich gereedmaakt om de mis te vieren. Ook de andere ontbrekende bladen waren waarschijnlijk versierd, en in sommige gevallen is de afdruk van de kleuren nog te zien op het tegenoverliggende blad. Op fol. 126 zijn zelfs nog de sneden zichtbaar van het mes waarmee de bladen daar zijn uitgesneden.
Opvallend genoeg ontbreken de meeste van deze bladen ook in de beide andere missalen uit Goes, alsmede in verschillende andere middeleeuwse missalen. In Goes werden in 1578 beelden, altaren en versieringen uit de Maria Magdalenakerk verwijderd, en misschien was het verwijderen van de decoratie in de missalen daar een onderdeel van, of werd dat preventief gedaan toen de katholieke eredienst werd verboden. Ze moeten helaas als verloren worden beschouwd.
Temporale en Sanctorale
De opzet van het missaal is dezelfde als in alle laatmiddeleeuwse missalen uit de Noordelijke Nederlanden. Het begint met een heiligenkalender van de diocees Utrecht, waarbij de feestdagen van belangrijke heiligen in rood zijn geschreven. Hierna volgt een blad met liturgische instructies en de misvoorbereiding. Dan begint het Temporale, waarin de gebeden, gezangen en lezingen voor de vaststaande feesten stonden, zoals Advent (waar het missaal mee begint) en Kerst, en voor de feesten zoals Pasen en Pinksteren die een variabele datum hebben. Hierin bevindt zich ook de litanie van de heiligen (op fol. 78) waarin enkele heiligen worden aangeroepen die (vrij) typisch zijn voor het diocees Utrecht, zoals Willibrord, Lebuïnus, Odulphus en Wiro (afb. 3). Rondom de sectie met de litanie staan gezangen voorzien van middeleeuws notenschrift. Het Temporale wordt vanaf fol. 100r onderbroken door de prefaties, de inleidingen in het eucharistisch gebed (het dankzegginsgebed waarbij het brood en de rode wijn in het lichaam en bloed van Christus veranderen en de vereniging met God). Daarna volgende nog de misgebeden vanaf fol. 104r, en de eucharistische gebeden (op ongenummerde bladen) na fol. 126. Vanaf fol. 127r wordt het Temporale hervat met de eerste zondag na Pinksteren.
Afb 3: Litanie van de heiligen die tijdens de Paaswake werd gereciteerd (fol. 78r (scan 169))
Op fol. 154v begint het Sanctorale, met daarin de gebeden, gezangen en lezingen voor bepaalde heiligen, in de diocees Utrecht onder anderen die van Willibrord (fol. 203r). Na fol. 206-7 (waarin de teksten voor het feest van de kerk- en altaarwijding) volgt het Commune Sanctorum (‘Gemeenschappelijke der Heiligen’) voor categorieën van heiligen (apostelen, martelaren, belijders, pausen en maagden), die geen specifieke viering kenden zoals de heiligen in het Sanctorale. Het laatste en ongenummerde gedeelte begint op fol. 219r, met hierin de sequensen. Dat zijn misgezangen met een syllabische melodie die op bepaalde hoogdagen voor de evangelielezing gezongen worden. Ze komen nu weinig meer voor in de liturgie.
De verschillende secties, soms verder onderverdeeld, worden vaak aangegeven door een extra versierde initiaal en met een klavier, een strookje leer of perkament dat iets uitsteekt en dient als een tabblad. In de Middeleeuwen werd er al goed nagedacht over presentatie en lay-out, zodat de priester gemakkelijk zijn weg kon vinden in het handschrift. Een ander hulpmiddel daarbij is de kapittelstok die in Missaal 1 werd aangetroffen, bedoeld om bij een kapittel of hoofdstuk te houden of deze aan te wijzen (afb. 4-5).
Afb. 4-5: Kapittelstok van geknoopt aluingelooid leer in de band (foto: Marijn de Valk) en los (foto: Bart Jaski)
Aanvullingen over de pest
Dit missaal is geen statisch document, maar werd onderhouden en aangepast. Er werden bijvoorbeeld in het verleden restauraties aan het perkament uitgevoerd (fol. 60, 63 en 136). Het is intensief gebruikt, getuige de vlekken (bv. fol. 201r en 144r) en bladen die door veelvuldig gebruik vuiler en donkerder zijn geworden, zoals bij de prefaties. In de marges zijn echter maar weinig toevoegingen, en een verwijzing zoals op fol. 100r is een zeldzaamheid. Op het dekblad staat een gebed gericht aan Antonius van Padua († 1231) en een gebed voor Rochus van Montpellier († 1327). Beiden hebben gemeen dat ze patroonheiligen tegen de pest waren. In Missaal 3 staat aan het einde een mis tegen de pest. Op het vliegende schutblad staan er teksten over Anna, de moeder van Maria. Na de sequensen op het einde zijn er ook teksten toegevoegd, over Jozef en wederom over Anna (afb. 7). Die laatste begint met een mis voor Anna (Missa de sancta Anna virginis). Haar verering werd rond 1500 populair in de Lage Landen, en deze teksten zijn waarschijnlijk daarom pas later aan Missaal 1 en ook Missaal 2 toegevoegd.
Afb. 7: Aanvullingen over Jozef, waarschijnlijk in de decennia rond 1500 geschreven (fol. [229]v (scan 476)).
Delftse schulpenranden
Nergens in het missaal staat waar, wanneer en voor wie het werd geschreven, al wijzen de gelijkenissen met Missaal 2 duidelijk naar de Magdalenakerk in Goes. Het gehele missaal, op de latere toevoegingen na, is geschreven in de Gotische textualis, het statige maar compacte laatmiddeleeuwse boekschrift dat voor veel liturgische handschriften werd gebruikt. Dat vertelt ons niet direct iets over waar het is geproduceerd. De decoratie biedt daar wel aanwijzingen voor. Sommige initialen zijn uitbundig versierd met penwerk in rood, blauw en groen, op fol. 8v, 12v, 99v, 100r, etc (afb. 6). Dit penwerk, met zogenaamde schulpenranden, is typisch voor wat er ruwweg tussen 1440 en 1460 werd geproduceerd in Delft. Dat men in Goes een dergelijk missaal daar bestelde, is niet zo verwonderlijk, want in Delft werden wel meer handschriften tegen betaling vervaardigd. Er zijn tegen de tachtig middeleeuwse handschriften met Delfts penwerk bekend. Met welke de decoratie in Missalen 1 en 2 het beste overeenstemmen moet nog onderzocht worden. Dit geldt ook voor de stempels op het leer van de band, die vaak typisch zijn voor een bepaald klooster of kerk.
Afb. 6: Gekleurde initialen met Delfts penwerk en aantekening in de marge (fol. 99v-100r (scans 208-9)).
Besluit
Dit monumentale missaal geeft haar geheimen niet meteen prijs. We kunnen delen van zijn geschiedenis en achtergrond traceren, maar er is nog ruimte voor verder onderzoek. Dat geldt overigens voor veel middeleeuwse handschriften. Het is wel duidelijk dat het missaal belangrijk Zeeuws erfgoed vertegenwoordigt: een zeldzaam, tastbaar en fraai document uit een roerige tijd dat met liefde is vervaardigd, gebruikt en bewaard, maar ook met sporen die tijden van ziektes, onverdraagzaamheid en vervolging weerspiegelen. Dat het zorgvuldig in een hulselband is bewaard, toont eens te meer aan dat het beschermd moest worden. Gelukkig kan het nu weer worden bekeken en bewonderd.
Onderzoek: Marjan van de Berg, MA-student van de opleiding Ancient, Medieval en Renaissance Studies aan de Universiteit Utrecht. Dit onderzoek werd in mei en juni 2023 uitgevoerd onder begeleiding van Bart Jaski en prof. Marco Mostert. Met dank aan Marijn de Valk (Boekrestauratie, Middelburg) en Rutger Mauritz (cantor Grote Magdalenakerk, Goes)
C. Dekker, 'Een schamele landstede: geschiedenis van Goes tot aan de Satisfactie in 1577' (Goes, 2002).
A.L. Kort & A.J. Barth, 'Stappen in en om de Grote Kerk in Goes' (Goes, 2013).
Klara H. Broekhuijsen, ‘Delft’, in: Anne S. Korteweg (red.), 'Kriezels, aubergines en takkenbossen. Randversiering in Noordnederlandse handschriften uit de vijftiende eeuw'. (Zutphen, 1992), pp. 56-67.
G.J. Lepoeter, ‘Het zevengetijdencollege in de H. Maria Magdalenakerk te Goes. De bewaard gebleven missalen, tastbare herinnering aan een bijzonder aspect van de katholieke eredienst in de vijftiende en zestiende eeuw’, Bulletin Stichting Oude Zeeuwse Kerken 86 (april 2022), pp. 3-9.
J.G.C. Venner en C.A. Chavannes-Mazel, ‘Delftse handschriften en boekverluchting’, in: 'De stad Delft: cultuur en maatschappij tot 1572'. 2 delen (Delft, 1979-1980), I, pp. 134-137.
In het Gemeentearchief Goes liggen drie middeleeuwse manuscripten, waaronder twee missalen die uit de Grote of Maria Magdalenakerk van Goes komen, terwijl Missaal 3 een zeldzaam dominicaans missaal is. Van de drie vertonen de twee grootste, Missaal 1 en Missaal 2, grote gelijkenissen met elkaar. Missaal 1 is het meest compleet. Het is een imposant handschrift, na pakweg 550 jaar inhoudelijk nog in goede staat. Het is gebonden in kalfsleer over houten platkernen, en omkleed met een leren hulselband, een bescherming die zelden is overgeleverd (afb. 1). Dit neemt niet weg dat het hele voorplat los was geraakt doordat de bindingen gebroken waren zodat het eerste katern ook los lag en vochtschade had opgelopen. Vandaar dat het missaal in 2023 is gerestaureerd en alles weer op zijn plaats zit.
Afb. 1: Missaal 1 in zijn hulselband (foto: Marijn de Valk)
Missalen of misboeken waren grote, dikke boeken, geschikt om op het altaar te leggen en ook om bij slecht licht uit te lezen. Ze staan vol met gezangen, gebeden en lezingen voor de viering van de mis gedurende het hele kerkelijke jaar. Alles is in het Latijn geschreven, de taal van de Rooms-Katholieke Kerk. Wie Missaal 1 openslaat ziet echter niet alleen veel handgeschreven tekst, maar ook verschillende soorten schrift, met gebruik van kleurige en gedecoreerde letters. Dit is om de gebruiker – normaliter de priester – te ondersteunen bij het voordragen van de mis. Een missaal afschrijven en inbinden was een tijdrovende bezigheid voor de schrijver, corrector, illustrator en boekbinder. Hiervoor moest flink betaald worden. In het missaal wordt niet aangegeven waar en wanneer dat is gebeurd, maar als we goed kijken kunnen we het een en ander te weten komen over de herkomst en geschiedenis van Missaal 1.
Het missaal is gemaakt van perkament – om precies te zijn van vellum, kalfshuid die was geprepareerd om op te schrijven. De bladen zijn gemiddeld 34,5 cm hoog en 26 cm breed, zeg maar tussen A4 en A3-formaat in. Het is ook een dik handschrift, onder meer door de houten platten die als voor- en achterkaft dienen, en die als geheel met leer zijn bedekt en ingebonden. Het handschrift is gefolieerd met Romeinse cijfers, wat wil zeggen dat men telde per folium of blad, niet per bladzijde. Het nummer werd alleen genoteerd bovenaan de voorzijde (recto), en niet aan de achterzijde (verso). De nummering loopt tot en met folium 218 (ccxviii). Er zijn echter ook bladen die niet zijn gefolieerd, wat ook in andere missalen het geval is: de drie bladen met de kalender aan het begin (afb. 2), zeven bladen na folium 126 met de eucharistische gebeden en handelingen, en tien bladen aan het einde. Ook de dekbladen en vliegende (losse) schutbladen aan het begin en eind zijn ongenummerd. Deze dekbladen zijn bedoeld om de bladen met tekst aan het begin en einde te beschermen en waren oorspronkelijk blanco. In de originele staat had het missaal 238 bladen met tekst.
Afb. 2: Heiligenkalender voor november en december, met de speciale feestdagen in rood, zoals die van Willibrord op 7 en Martinus (Sint Maarten) op 11 november, en Nicolaas op 5 december (fol. 3v (scan 14))
Uitgesneden bladen
In de huidige staat ontbreken er zes bladen, waarvan er vier genummerd waren (1, 81, 95 en 208). De andere twee vormden de eerste twee bladen van de sectie met de eucharistische gebeden, na folium 126. Die sectie vormt het centrale gedeelte van alle middeleeuwse missalen in het diocees Utrecht (en elders), waarbij op de versozijde van het eerste blad een bladvullend miniatuur staat met Jezus aan het kruis, met Maria en Johannes eromheen. Op de tegenoverliggende pagina begint het Te igitur, het eerste gebed van het Romeinse canon van de mis. Hierbij werd de hoofdletter T vaak versierd met een afbeelding, met daarin bijvoorbeeld de priester die zich gereedmaakt om de mis te vieren. Ook de andere ontbrekende bladen waren waarschijnlijk versierd, en in sommige gevallen is de afdruk van de kleuren nog te zien op het tegenoverliggende blad. Op fol. 126 zijn zelfs nog de sneden zichtbaar van het mes waarmee de bladen daar zijn uitgesneden.
Opvallend genoeg ontbreken de meeste van deze bladen ook in de beide andere missalen uit Goes, alsmede in verschillende andere middeleeuwse missalen. In Goes werden in 1578 beelden, altaren en versieringen uit de Maria Magdalenakerk verwijderd, en misschien was het verwijderen van de decoratie in de missalen daar een onderdeel van, of werd dat preventief gedaan toen de katholieke eredienst werd verboden. Ze moeten helaas als verloren worden beschouwd.
Temporale en Sanctorale
De opzet van het missaal is dezelfde als in alle laatmiddeleeuwse missalen uit de Noordelijke Nederlanden. Het begint met een heiligenkalender van de diocees Utrecht, waarbij de feestdagen van belangrijke heiligen in rood zijn geschreven. Hierna volgt een blad met liturgische instructies en de misvoorbereiding. Dan begint het Temporale, waarin de gebeden, gezangen en lezingen voor de vaststaande feesten stonden, zoals Advent (waar het missaal mee begint) en Kerst, en voor de feesten zoals Pasen en Pinksteren die een variabele datum hebben. Hierin bevindt zich ook de litanie van de heiligen (op fol. 78) waarin enkele heiligen worden aangeroepen die (vrij) typisch zijn voor het diocees Utrecht, zoals Willibrord, Lebuïnus, Odulphus en Wiro (afb. 3). Rondom de sectie met de litanie staan gezangen voorzien van middeleeuws notenschrift. Het Temporale wordt vanaf fol. 100r onderbroken door de prefaties, de inleidingen in het eucharistisch gebed (het dankzegginsgebed waarbij het brood en de rode wijn in het lichaam en bloed van Christus veranderen en de vereniging met God). Daarna volgende nog de misgebeden vanaf fol. 104r, en de eucharistische gebeden (op ongenummerde bladen) na fol. 126. Vanaf fol. 127r wordt het Temporale hervat met de eerste zondag na Pinksteren.
Afb 3: Litanie van de heiligen die tijdens de Paaswake werd gereciteerd (fol. 78r (scan 169))
Op fol. 154v begint het Sanctorale, met daarin de gebeden, gezangen en lezingen voor bepaalde heiligen, in de diocees Utrecht onder anderen die van Willibrord (fol. 203r). Na fol. 206-7 (waarin de teksten voor het feest van de kerk- en altaarwijding) volgt het Commune Sanctorum (‘Gemeenschappelijke der Heiligen’) voor categorieën van heiligen (apostelen, martelaren, belijders, pausen en maagden), die geen specifieke viering kenden zoals de heiligen in het Sanctorale. Het laatste en ongenummerde gedeelte begint op fol. 219r, met hierin de sequensen. Dat zijn misgezangen met een syllabische melodie die op bepaalde hoogdagen voor de evangelielezing gezongen worden. Ze komen nu weinig meer voor in de liturgie.
De verschillende secties, soms verder onderverdeeld, worden vaak aangegeven door een extra versierde initiaal en met een klavier, een strookje leer of perkament dat iets uitsteekt en dient als een tabblad. In de Middeleeuwen werd er al goed nagedacht over presentatie en lay-out, zodat de priester gemakkelijk zijn weg kon vinden in het handschrift. Een ander hulpmiddel daarbij is de kapittelstok die in Missaal 1 werd aangetroffen, bedoeld om bij een kapittel of hoofdstuk te houden of deze aan te wijzen (afb. 4-5).
Afb. 4-5: Kapittelstok van geknoopt aluingelooid leer in de band (foto: Marijn de Valk) en los (foto: Bart Jaski)
Aanvullingen over de pest
Dit missaal is geen statisch document, maar werd onderhouden en aangepast. Er werden bijvoorbeeld in het verleden restauraties aan het perkament uitgevoerd (fol. 60, 63 en 136). Het is intensief gebruikt, getuige de vlekken (bv. fol. 201r en 144r) en bladen die door veelvuldig gebruik vuiler en donkerder zijn geworden, zoals bij de prefaties. In de marges zijn echter maar weinig toevoegingen, en een verwijzing zoals op fol. 100r is een zeldzaamheid. Op het dekblad staat een gebed gericht aan Antonius van Padua († 1231) en een gebed voor Rochus van Montpellier († 1327). Beiden hebben gemeen dat ze patroonheiligen tegen de pest waren. In Missaal 3 staat aan het einde een mis tegen de pest. Op het vliegende schutblad staan er teksten over Anna, de moeder van Maria. Na de sequensen op het einde zijn er ook teksten toegevoegd, over Jozef en wederom over Anna (afb. 7). Die laatste begint met een mis voor Anna (Missa de sancta Anna virginis). Haar verering werd rond 1500 populair in de Lage Landen, en deze teksten zijn waarschijnlijk daarom pas later aan Missaal 1 en ook Missaal 2 toegevoegd.
Afb. 7: Aanvullingen over Jozef, waarschijnlijk in de decennia rond 1500 geschreven (fol. [229]v (scan 476)).
Delftse schulpenranden
Nergens in het missaal staat waar, wanneer en voor wie het werd geschreven, al wijzen de gelijkenissen met Missaal 2 duidelijk naar de Magdalenakerk in Goes. Het gehele missaal, op de latere toevoegingen na, is geschreven in de Gotische textualis, het statige maar compacte laatmiddeleeuwse boekschrift dat voor veel liturgische handschriften werd gebruikt. Dat vertelt ons niet direct iets over waar het is geproduceerd. De decoratie biedt daar wel aanwijzingen voor. Sommige initialen zijn uitbundig versierd met penwerk in rood, blauw en groen, op fol. 8v, 12v, 99v, 100r, etc (afb. 6). Dit penwerk, met zogenaamde schulpenranden, is typisch voor wat er ruwweg tussen 1440 en 1460 werd geproduceerd in Delft. Dat men in Goes een dergelijk missaal daar bestelde, is niet zo verwonderlijk, want in Delft werden wel meer handschriften tegen betaling vervaardigd. Er zijn tegen de tachtig middeleeuwse handschriften met Delfts penwerk bekend. Met welke de decoratie in Missalen 1 en 2 het beste overeenstemmen moet nog onderzocht worden. Dit geldt ook voor de stempels op het leer van de band, die vaak typisch zijn voor een bepaald klooster of kerk.
Afb. 6: Gekleurde initialen met Delfts penwerk en aantekening in de marge (fol. 99v-100r (scans 208-9)).
Besluit
Dit monumentale missaal geeft haar geheimen niet meteen prijs. We kunnen delen van zijn geschiedenis en achtergrond traceren, maar er is nog ruimte voor verder onderzoek. Dat geldt overigens voor veel middeleeuwse handschriften. Het is wel duidelijk dat het missaal belangrijk Zeeuws erfgoed vertegenwoordigt: een zeldzaam, tastbaar en fraai document uit een roerige tijd dat met liefde is vervaardigd, gebruikt en bewaard, maar ook met sporen die tijden van ziektes, onverdraagzaamheid en vervolging weerspiegelen. Dat het zorgvuldig in een hulselband is bewaard, toont eens te meer aan dat het beschermd moest worden. Gelukkig kan het nu weer worden bekeken en bewonderd.
Onderzoek: Marjan van de Berg, MA-student van de opleiding Ancient, Medieval en Renaissance Studies aan de Universiteit Utrecht. Dit onderzoek werd in mei en juni 2023 uitgevoerd onder begeleiding van Bart Jaski en prof. Marco Mostert. Met dank aan Marijn de Valk (Boekrestauratie, Middelburg) en Rutger Mauritz (cantor Grote Magdalenakerk, Goes)
C. Dekker, ‘Een schamele landstede: geschiedenis van Goes tot aan de Satisfactie in 1577’ (Goes, 2002).
A.L. Kort & A.J. Barth, ‘Stappen in en om de Grote Kerk in Goes‘ (Goes, 2013).
Klara H. Broekhuijsen, ‘Delft’, in: Anne S. Korteweg (red.), ‘Kriezels, aubergines en takkenbossen. Randversiering in Noordnederlandse handschriften uit de vijftiende eeuw’. (Zutphen, 1992), pp. 56-67.
G.J. Lepoeter, ‘Het zevengetijdencollege in de H. Maria Magdalenakerk te Goes. De bewaard gebleven missalen, tastbare herinnering aan een bijzonder aspect van de katholieke eredienst in de vijftiende en zestiende eeuw’, Bulletin Stichting Oude Zeeuwse Kerken 86 (april 2022), pp. 3-9.
J.G.C. Venner en C.A. Chavannes-Mazel, ‘Delftse handschriften en boekverluchting’, in: ‘De stad Delft: cultuur en maatschappij tot 1572’. 2 delen (Delft, 1979-1980), I, pp. 134-137.