In het Gemeentearchief Goes liggen drie middeleeuwse manuscripten, waaronder twee missalen die uit de Grote of Maria Magdalenakerk van Goes komen, terwijl Missaal 3 een zeldzaam dominicaans missaal is. Van de drie vertonen de twee grootste, Missaal 1 en Missaal 2, grote gelijkenissen met elkaar. Missaal 2 is het wat grotere exemplaar, maar is minder compleet: ca. 11% van het handschrift ontbreekt. Met behulp van Missaal 1 kunnen we voor een gedeelte beredeneren wat er gebeurd is.
In de beschrijving van Missaal 1 wordt uitgelegd wat een missaal is en in welke volgorde de teksten staan. Qua opzet en zelfs uitvoering toont Missaal 2 veel overeenkomsten met Missaal 1, en dus vinden we ook hier de heiligenkalender op drie ongenummerde bladen aan het begin, gevolgd door het Temporale en het Sanctorale. In het midden staan de eucharistische gebeden op ongenummerde bladen, na fol. 143 (cliii) en een abusievelijk ongenummerd folium. Na fol. 251 (ccli) volgen ook in Missaal 2 de sequensen op ongenummerde bladen. Al met al zal Missaal 2 hebben bestaan uit 4 (kalender en Adiutorium nostrum) + 145 (genummerd 1-143 en een ongenummerd blad) + 8 (eucharistische gebeden) + 107 (genummerd 145-251) + 14 (sequensen) = 278 bladen. Dit is los van de twee dekbladen voor en achter en drie bladen aan het einde die later zijn toegevoegd. Al met al bijna dertig bladen meer dan Missaal 1, dat ook iets kleiner is dan de ca. 37,5 x 26,5 cm die Missaal 2 meet. Missaal 2 is eveneens geschreven in een Gotische textualis, maar die is meestal wat groter uitgevoerd, zodat er meer bladen nodig waren om alle teksten te kunnen bevatten.
Uitgesneden bladen
Er ontbreken nu 31 bladen aan het missaal, de meeste genummerd: 1, 10-11, 80-87, 93, 96-103, 110-111, 144 extra 1 en 2 (begin van de eucharistische gebeden), 144 bis (voorafgaand aan 145), 175, 215, 224, 237-238 en [252] (begin sequensen). Voor een gedeelte komt dit overeen met de zes bladen die uit Missaal 1 ontbreken, namelijk de bladen die versierd zouden geweest met een miniatuur of een versierde initiaal met afbeeldingen met Christus of heiligen. Die afbeeldingen werden door protestanten niet getolereerd en zullen aan het einde van de zestiende eeuw zijn verwijderd. Dit kan ook verklaren waarom er in Missaal 2 twee complete katernen ontbreken. Katernen zijn verzamelingen van bijeengebonden gevouwen vellen, in dit missaal meestal vier dubbelgevouwen vellen perkament, in totaal acht bladen of zestien bladzijden. De twee katernen die hier missen (80-87 en 96-103) komen overeen met bladen 81 en 95 die in Missaal 1 ontbreken – alleen zijn in Missaal 2 dus gelijk de katernen als geheel verwijderd, niet slechts de individuele versierde bladen. In Missaal 2 ontbreekt ook het bladvullende miniatuur met Jezus aan het kruis, met Maria en Johannes eromheen, aan het begin van de eucharistische gebeden, en een versierde initiaal op het tegenoverliggende blad. Wie kijkt naar fol. 179v van het Missaal van de Utrechtse Mariakerk krijgt een indruk hoe dit eruit heeft kunnen zien. Dit missaal (Utrecht, Universiteitsbibliotheek, Hs. 402) komt uit het tweede kwart van de vijftiende eeuw. Wellicht dat er uit Missaal 2 zoveel meer bladen ontbreken omdat deze rijker was versierd dan Missaal 1, maar sommige bladen kunnen ook om andere redenen verloren zijn gegaan.
Een nieuwe band
Dat in Missaal 2 twee complete katernen ontbreken is niet gelijk zichtbaar, want het missaal is zodanig opnieuw ingebonden dat de overgebleven katernen naadloos op elkaar aansluiten. Daar waar Missaal 1 nog zijn oorspronkelijke vijftiende-eeuwse stempelband heeft, daar is deze bij Missaal 2 vervangen door een band die waarschijnlijk in de late zestiende eeuw of vroege zeventiende eeuw is aangebracht, versierd met rolstempels met palmetten, bloemranken en geometrische figuren, en met stempels van lelies en bloemmotieven (afb. 1). Op het achterplat zijn restanten van een hulselband te zien, die bij Missaal 1 veel beter bewaard is. De hulselband was voorheen vastgemaakt met metalen knoppen, die hebben doorgedrukt in de schutbladen en zelfs dieper in het handschrift. Waar de band is vervaardigd moet nog nader onderzocht worden, maar we mogen aannemen dat deze is aangebracht nadat (en wellicht doordat) de versierde en andere bladen waren verwijderd. Dat dit is gebeurd bleek uit de restauratie van het handschrift die in 2023 door Marijn de Valk werd gedaan. Hieruit werd duidelijk dat de huidige bindingen van touw (afb. 2) eerdere bindingen van leer hadden vervangen.
Afb. 1: Band met rolstempels van voor de restauratie (scan 1)Afb. 2: Bovenkant van de rug, met de katernen duidelijk zichtbaar, en zo ingebonden dat ze op elkaar aansluiten. De bindingen zijn gemaakt van touw (scan 2).
Aanvullingen
Bladen en teksten werden niet alleen verwijderd, maar ook aangevuld. Een interessante toevoeging is in de kalender (fol. iii-v) voor 21 november, waar ‘presentatio marie’ tussen de regels is bijgeschreven. Het feest van Maria Presentatie werd in 1472 ingesteld (en weer onderdrukt in 1568), wat een extra aanwijzing geeft dat het missaal vóór 1472 moet zijn vervaardigd. In Missaal 1 ontbreekt deze toevoeging. Andere toevoegingen zijn te vinden op de versozijde het eerste schutblad (mis voor bruidegom en bruid), fol. 9r, 109v (afgesneden bij het opnieuw inbinden), 210r, 218v (‘Gedruckt bij Adriaen Pieterszoon Bol, sijn neuse in mijn hol, Anno 1600’), 229v, 233r, 251r, [265]v en het laatste dekblad (met een gebed). Op fol. 210r is in rood geschreven: ‘de sancta Anna vidua officium quere in fine libri’ (Voor het officie van sint Anna de weduwe, zie aan het einde van het boek). En inderdaad vinden we daar drie later toegevoegde bladen (fol. [266]-[268]) met eerst gezangen met muzieknotatie en op het laatste blad, door dezelfde persoon geschreven, het officie van Sint Anna. In Missaal 1 zijn ook liturgische teksten voor de feestdag van Sint Anna toegevoegd. In Missaal 2 gebeurde dat in de jaren kort na 1500, want de schrijver heeft op de versozijde van dit blad nog een andere tekst gezet (afb. 3), die begint als volgt:
Iuramentum vicariorum vel officiantium missas, 1508. Ego Nomen, iuro ad hec sancta dei evangelia, quod ex hac die in antea, quamdiu presens tenuero beneficium, obediens ero curato ecclesie porrochialis beate marie magdalene in oppido de goes.
Eed van vicarissen (kapelanen) of officianten (priesters) voor de missen, 1508.
Ik, (Naam), zweer op dit heilige evangelie van God dat ik voortaan vanaf deze dag, zolang ik dit huidige beneficie zal behouden, gehoorzaam zal zijn aan de beheerder van de parochiekerk van de zalige Maria Magdalena in de stad Goes.
Dit is een standaard eedformule, en het is passend dat deze in een missaal wordt genoteerd – waarschijnlijk om uit gereciteerd te worden terwijl de eed op het evangelie zelf werd afgenomen. Het geeft ons ook belangrijk bewijs dat Missaal 2 in de Magdalenakerk werd gebruikt. Voor Missaal 1 ontbreekt daarvoor hard bewijs, maar er is in Goes of omgeving geen andere grote kerk aanwezig die een dergelijk duur missaal had kunnen laten vervaardigen en die we duidelijk aan Missaal 1 kunnen verbinden.
Onder de eedformule heeft iemand veel later nog zijn naam gezet: ‘Cornelis Brune’. We kennen hem uit verschillende archiefstukken als secretaris van Goes, waar hij in 1635 werd begraven.
Afb. 3: Het Iuramentum (eedformule) en aan het einde de naam Cornelis Brune.(fol. [268]v (scan 504)).
Delfts penwerk
Missaal 1 is versierd met gekleurd penwerk met schulpenranden uit Delft dat gangbaar was in de periode van ca. 1440-1460. In Missaal 2 zijn die schulpenranden ook aanwezig, soms in blauw en rood (bv. op fol. 105v, 116r (afb. 4), 119r en 132r), maar qua stijl en inkleuring wel iets minder uitbundig dan in Missaal 1. Op fol. 13r is ook een zogenaamde j-lijst, verticale blauwe en rode balkjes (afb. 5), die nog gangbaar waren aan het begin van de vijftiende eeuw. Dit kan er op wijzen dat Missaal 2 eerder in het vroegere gedeelte van de periode van ca. 1440-1460 te dateren is, enkele jaren eerder dan Missaal 1. Verder onderzoek naar Delfts penwerk kan hier wellicht meer definitief uitsluitsel over geven.
Afb. 4: Delfts penwerk en in de marge een later toegevoegde verwijzing naar fol. 14 (fol. 116r (scan 201))Afb. 5: Delfts penwerk en verticale j-lijst (fol. 13r (scan 35))
Als de conclusie is dat beide missalen rond 1450 voor de Magdalenakerk in Goes bestemd waren, rijst de vraag waarom een enkele missaal niet volstond. Vanaf de tweede helft van de twaalfde eeuw bestond er al een parochiekerk in Goes, en in latere bronnen is zij gewijd aan Maria Magdalena. In 1423 werden de vernieuwde westtoren en een uitbreiding van het schip gewijd, en vanaf 1455 werd ook het koor uitgebreid. Of deze activiteiten verband houden met een of beide missalen, is onduidelijk. Vanaf 1440 werden pogingen gedaan om de zeven getijden in de kerk te zingen (zoals monniken dat in kloosters deden), maar onze missalen lijken daar niets mee te maken te hebben, en het initiatief was in het begin ook geen succes.
Nadat protestanten de kerk overnamen werd in 1578 werd volgens archiefstukken ‘het missaal’ door het gilde van kooplieden naar het stadhuis gebracht. Het enkelvoud lijkt te duiden op één (hoofd)missaal, maar verdere informatie ontbreekt. Het verklaart wel waarom een of beide missalen uiteindelijk in het Gemeentearchief terechtkwamen, samen met het kleinere en anders georganiseerde Missaal 3 van de Dominicanen.
Besluit
Net als bij Missaal 1 is verder onderzoek nodig om een beter beeld van alle aspecten van Missaal 2 en zijn verhouding met Missaal 1 te verkrijgen. De overeenkomsten en verschillen zijn intrigerend (afb. 6-7), en tonen eens te meer aan dat Missaal 2, net als zijn broedermissaal, als belangrijk Zeeuws erfgoed mag worden beschouwd. Dat er ruim 30 bladen nu missen is te betreuren, maar dat is ook onderdeel van het roerige verhaal van dit missaal en de tijd en de plaats waarin het is gebruikt.
Afb. 6: Kruis van bladgoud onderaan de sectie met eucharistische gebeden in Missaal 1 (fol. 126 extra 6v (scan 270))Afb. 7: Kruis van bladgoud onderaan de sectie met eucharistische gebeden in Missaal 2 (fol. 144 extra 6v (scan 266))
Onderzoek: Vera Langens, MA-student van de opleiding Ancient, Medieval en Renaissance Studies aan de Universiteit Utrecht. Dit onderzoek werd in mei en juni 2023 uitgevoerd onder begeleiding van Bart Jaski en prof. Marco Mostert. Met dank aan Marijn de Valk (Boekrestauratie, Middelburg) en Rutger Mauritz (cantor Grote Magdalenakerk, Goes).
C. Dekker, Een schamele landstede: geschiedenis van Goes tot aan de Satisfactie in 1577 (Goes, 2002).
A.L. Kort & A.J. Barth, Stappen in en om de Grote Kerk in Goes (Goes, 2013).
Klara H. Broekhuijsen, ‘Delft’, in: Anne S. Korteweg (red.), Kriezels, aubergines en takkenbossen. Randversiering in Noordnederlandse handschriften uit de vijftiende eeuw. (Zutphen, 1992), pp. 56-67.
G.J. Lepoeter, ‘Het zevengetijdencollege in de H. Maria Magdalenakerk te Goes. De bewaard gebleven missalen, tastbare herinnering aan een bijzonder aspect van de katholieke eredienst in de vijftiende en zestiende eeuw’, Bulletin Stichting Oude Zeeuwse Kerken 86 (april 2022), pp. 3-9.
J.G.C. Venner en C.A. Chavannes-Mazel, ‘Delftse handschriften en boekverluchting’, in: De stad Delft: cultuur en maatschappij tot 1572. 2 delen (Delft, 1979-1980), I, pp. 134-137.
In het Gemeentearchief Goes liggen drie middeleeuwse manuscripten, waaronder twee missalen die uit de Grote of Maria Magdalenakerk van Goes komen, terwijl Missaal 3 een zeldzaam dominicaans missaal is. Van de drie vertonen de twee grootste, Missaal 1 en Missaal 2, grote gelijkenissen met elkaar. Missaal 2 is het wat grotere exemplaar, maar is minder compleet: ca. 11% van het handschrift ontbreekt. Met behulp van Missaal 1 kunnen we voor een gedeelte beredeneren wat er gebeurd is.
In de beschrijving van Missaal 1 wordt uitgelegd wat een missaal is en in welke volgorde de teksten staan. Qua opzet en zelfs uitvoering toont Missaal 2 veel overeenkomsten met Missaal 1, en dus vinden we ook hier de heiligenkalender op drie ongenummerde bladen aan het begin, gevolgd door het Temporale en het Sanctorale. In het midden staan de eucharistische gebeden op ongenummerde bladen, na fol. 143 (cliii) en een abusievelijk ongenummerd folium. Na fol. 251 (ccli) volgen ook in Missaal 2 de sequensen op ongenummerde bladen. Al met al zal Missaal 2 hebben bestaan uit 4 (kalender en Adiutorium nostrum) + 145 (genummerd 1-143 en een ongenummerd blad) + 8 (eucharistische gebeden) + 107 (genummerd 145-251) + 14 (sequensen) = 278 bladen. Dit is los van de twee dekbladen voor en achter en drie bladen aan het einde die later zijn toegevoegd. Al met al bijna dertig bladen meer dan Missaal 1, dat ook iets kleiner is dan de ca. 37,5 x 26,5 cm die Missaal 2 meet. Missaal 2 is eveneens geschreven in een Gotische textualis, maar die is meestal wat groter uitgevoerd, zodat er meer bladen nodig waren om alle teksten te kunnen bevatten.
Uitgesneden bladen
Er ontbreken nu 31 bladen aan het missaal, de meeste genummerd: 1, 10-11, 80-87, 93, 96-103, 110-111, 144 extra 1 en 2 (begin van de eucharistische gebeden), 144 bis (voorafgaand aan 145), 175, 215, 224, 237-238 en [252] (begin sequensen). Voor een gedeelte komt dit overeen met de zes bladen die uit Missaal 1 ontbreken, namelijk de bladen die versierd zouden geweest met een miniatuur of een versierde initiaal met afbeeldingen met Christus of heiligen. Die afbeeldingen werden door protestanten niet getolereerd en zullen aan het einde van de zestiende eeuw zijn verwijderd. Dit kan ook verklaren waarom er in Missaal 2 twee complete katernen ontbreken. Katernen zijn verzamelingen van bijeengebonden gevouwen vellen, in dit missaal meestal vier dubbelgevouwen vellen perkament, in totaal acht bladen of zestien bladzijden. De twee katernen die hier missen (80-87 en 96-103) komen overeen met bladen 81 en 95 die in Missaal 1 ontbreken – alleen zijn in Missaal 2 dus gelijk de katernen als geheel verwijderd, niet slechts de individuele versierde bladen. In Missaal 2 ontbreekt ook het bladvullende miniatuur met Jezus aan het kruis, met Maria en Johannes eromheen, aan het begin van de eucharistische gebeden, en een versierde initiaal op het tegenoverliggende blad. Wie kijkt naar fol. 179v van het Missaal van de Utrechtse Mariakerk krijgt een indruk hoe dit eruit heeft kunnen zien. Dit missaal (Utrecht, Universiteitsbibliotheek, Hs. 402) komt uit het tweede kwart van de vijftiende eeuw. Wellicht dat er uit Missaal 2 zoveel meer bladen ontbreken omdat deze rijker was versierd dan Missaal 1, maar sommige bladen kunnen ook om andere redenen verloren zijn gegaan.
Een nieuwe band
Dat in Missaal 2 twee complete katernen ontbreken is niet gelijk zichtbaar, want het missaal is zodanig opnieuw ingebonden dat de overgebleven katernen naadloos op elkaar aansluiten. Daar waar Missaal 1 nog zijn oorspronkelijke vijftiende-eeuwse stempelband heeft, daar is deze bij Missaal 2 vervangen door een band die waarschijnlijk in de late zestiende eeuw of vroege zeventiende eeuw is aangebracht, versierd met rolstempels met palmetten, bloemranken en geometrische figuren, en met stempels van lelies en bloemmotieven (afb. 1). Op het achterplat zijn restanten van een hulselband te zien, die bij Missaal 1 veel beter bewaard is. De hulselband was voorheen vastgemaakt met metalen knoppen, die hebben doorgedrukt in de schutbladen en zelfs dieper in het handschrift. Waar de band is vervaardigd moet nog nader onderzocht worden, maar we mogen aannemen dat deze is aangebracht nadat (en wellicht doordat) de versierde en andere bladen waren verwijderd. Dat dit is gebeurd bleek uit de restauratie van het handschrift die in 2023 door Marijn de Valk werd gedaan. Hieruit werd duidelijk dat de huidige bindingen van touw (afb. 2) eerdere bindingen van leer hadden vervangen.
Afb. 1: Band met rolstempels van voor de restauratie (scan 1)Afb. 2: Bovenkant van de rug, met de katernen duidelijk zichtbaar, en zo ingebonden dat ze op elkaar aansluiten. De bindingen zijn gemaakt van touw (scan 2).
Aanvullingen
Bladen en teksten werden niet alleen verwijderd, maar ook aangevuld. Een interessante toevoeging is in de kalender (fol. iii-v) voor 21 november, waar ‘presentatio marie’ tussen de regels is bijgeschreven. Het feest van Maria Presentatie werd in 1472 ingesteld (en weer onderdrukt in 1568), wat een extra aanwijzing geeft dat het missaal vóór 1472 moet zijn vervaardigd. In Missaal 1 ontbreekt deze toevoeging. Andere toevoegingen zijn te vinden op de versozijde het eerste schutblad (mis voor bruidegom en bruid), fol. 9r, 109v (afgesneden bij het opnieuw inbinden), 210r, 218v (‘Gedruckt bij Adriaen Pieterszoon Bol, sijn neuse in mijn hol, Anno 1600’), 229v, 233r, 251r, [265]v en het laatste dekblad (met een gebed). Op fol. 210r is in rood geschreven: ‘de sancta Anna vidua officium quere in fine libri’ (Voor het officie van sint Anna de weduwe, zie aan het einde van het boek). En inderdaad vinden we daar drie later toegevoegde bladen (fol. [266]-[268]) met eerst gezangen met muzieknotatie en op het laatste blad, door dezelfde persoon geschreven, het officie van Sint Anna. In Missaal 1 zijn ook liturgische teksten voor de feestdag van Sint Anna toegevoegd. In Missaal 2 gebeurde dat in de jaren kort na 1500, want de schrijver heeft op de versozijde van dit blad nog een andere tekst gezet (afb. 3), die begint als volgt:
Iuramentum vicariorum vel officiantium missas, 1508. Ego Nomen, iuro ad hec sancta dei evangelia, quod ex hac die in antea, quamdiu presens tenuero beneficium, obediens ero curato ecclesie porrochialis beate marie magdalene in oppido de goes.
Eed van vicarissen (kapelanen) of officianten (priesters) voor de missen, 1508.
Ik, (Naam), zweer op dit heilige evangelie van God dat ik voortaan vanaf deze dag, zolang ik dit huidige beneficie zal behouden, gehoorzaam zal zijn aan de beheerder van de parochiekerk van de zalige Maria Magdalena in de stad Goes.
Dit is een standaard eedformule, en het is passend dat deze in een missaal wordt genoteerd – waarschijnlijk om uit gereciteerd te worden terwijl de eed op het evangelie zelf werd afgenomen. Het geeft ons ook belangrijk bewijs dat Missaal 2 in de Magdalenakerk werd gebruikt. Voor Missaal 1 ontbreekt daarvoor hard bewijs, maar er is in Goes of omgeving geen andere grote kerk aanwezig die een dergelijk duur missaal had kunnen laten vervaardigen en die we duidelijk aan Missaal 1 kunnen verbinden.
Onder de eedformule heeft iemand veel later nog zijn naam gezet: ‘Cornelis Brune’. We kennen hem uit verschillende archiefstukken als secretaris van Goes, waar hij in 1635 werd begraven.
Afb. 3: Het Iuramentum (eedformule) en aan het einde de naam Cornelis Brune.(fol. [268]v (scan 504)).
Delfts penwerk
Missaal 1 is versierd met gekleurd penwerk met schulpenranden uit Delft dat gangbaar was in de periode van ca. 1440-1460. In Missaal 2 zijn die schulpenranden ook aanwezig, soms in blauw en rood (bv. op fol. 105v, 116r (afb. 4), 119r en 132r), maar qua stijl en inkleuring wel iets minder uitbundig dan in Missaal 1. Op fol. 13r is ook een zogenaamde j-lijst, verticale blauwe en rode balkjes (afb. 5), die nog gangbaar waren aan het begin van de vijftiende eeuw. Dit kan er op wijzen dat Missaal 2 eerder in het vroegere gedeelte van de periode van ca. 1440-1460 te dateren is, enkele jaren eerder dan Missaal 1. Verder onderzoek naar Delfts penwerk kan hier wellicht meer definitief uitsluitsel over geven.
Afb. 4: Delfts penwerk en in de marge een later toegevoegde verwijzing naar fol. 14 (fol. 116r (scan 201))Afb. 5: Delfts penwerk en verticale j-lijst (fol. 13r (scan 35))
Als de conclusie is dat beide missalen rond 1450 voor de Magdalenakerk in Goes bestemd waren, rijst de vraag waarom een enkele missaal niet volstond. Vanaf de tweede helft van de twaalfde eeuw bestond er al een parochiekerk in Goes, en in latere bronnen is zij gewijd aan Maria Magdalena. In 1423 werden de vernieuwde westtoren en een uitbreiding van het schip gewijd, en vanaf 1455 werd ook het koor uitgebreid. Of deze activiteiten verband houden met een of beide missalen, is onduidelijk. Vanaf 1440 werden pogingen gedaan om de zeven getijden in de kerk te zingen (zoals monniken dat in kloosters deden), maar onze missalen lijken daar niets mee te maken te hebben, en het initiatief was in het begin ook geen succes.
Nadat protestanten de kerk overnamen werd in 1578 werd volgens archiefstukken ‘het missaal’ door het gilde van kooplieden naar het stadhuis gebracht. Het enkelvoud lijkt te duiden op één (hoofd)missaal, maar verdere informatie ontbreekt. Het verklaart wel waarom een of beide missalen uiteindelijk in het Gemeentearchief terechtkwamen, samen met het kleinere en anders georganiseerde Missaal 3 van de Dominicanen.
Besluit
Net als bij Missaal 1 is verder onderzoek nodig om een beter beeld van alle aspecten van Missaal 2 en zijn verhouding met Missaal 1 te verkrijgen. De overeenkomsten en verschillen zijn intrigerend (afb. 6-7), en tonen eens te meer aan dat Missaal 2, net als zijn broedermissaal, als belangrijk Zeeuws erfgoed mag worden beschouwd. Dat er ruim 30 bladen nu missen is te betreuren, maar dat is ook onderdeel van het roerige verhaal van dit missaal en de tijd en de plaats waarin het is gebruikt.
Afb. 6: Kruis van bladgoud onderaan de sectie met eucharistische gebeden in Missaal 1 (fol. 126 extra 6v (scan 270))Afb. 7: Kruis van bladgoud onderaan de sectie met eucharistische gebeden in Missaal 2 (fol. 144 extra 6v (scan 266))
Onderzoek: Vera Langens, MA-student van de opleiding Ancient, Medieval en Renaissance Studies aan de Universiteit Utrecht. Dit onderzoek werd in mei en juni 2023 uitgevoerd onder begeleiding van Bart Jaski en prof. Marco Mostert. Met dank aan Marijn de Valk (Boekrestauratie, Middelburg) en Rutger Mauritz (cantor Grote Magdalenakerk, Goes).
C. Dekker, Een schamele landstede: geschiedenis van Goes tot aan de Satisfactie in 1577 (Goes, 2002).
A.L. Kort & A.J. Barth, Stappen in en om de Grote Kerk in Goes (Goes, 2013).
Klara H. Broekhuijsen, ‘Delft’, in: Anne S. Korteweg (red.), Kriezels, aubergines en takkenbossen. Randversiering in Noordnederlandse handschriften uit de vijftiende eeuw. (Zutphen, 1992), pp. 56-67.
G.J. Lepoeter, ‘Het zevengetijdencollege in de H. Maria Magdalenakerk te Goes. De bewaard gebleven missalen, tastbare herinnering aan een bijzonder aspect van de katholieke eredienst in de vijftiende en zestiende eeuw’, Bulletin Stichting Oude Zeeuwse Kerken 86 (april 2022), pp. 3-9.
J.G.C. Venner en C.A. Chavannes-Mazel, ‘Delftse handschriften en boekverluchting’, in: De stad Delft: cultuur en maatschappij tot 1572. 2 delen (Delft, 1979-1980), I, pp. 134-137.
In het Gemeentearchief Goes liggen drie middeleeuwse manuscripten, waaronder twee missalen die uit de Grote of Maria Magdalenakerk van Goes komen, terwijl Missaal 3 een zeldzaam dominicaans missaal is. Van de drie vertonen de twee grootste, Missaal 1 en Missaal 2, grote gelijkenissen met elkaar. Missaal 2 is het wat grotere exemplaar, maar is minder compleet: ca. 11% van het handschrift ontbreekt. Met behulp van Missaal 1 kunnen we voor een gedeelte beredeneren wat er gebeurd is.
In de beschrijving van Missaal 1 wordt uitgelegd wat een missaal is en in welke volgorde de teksten staan. Qua opzet en zelfs uitvoering toont Missaal 2 veel overeenkomsten met Missaal 1, en dus vinden we ook hier de heiligenkalender op drie ongenummerde bladen aan het begin, gevolgd door het Temporale en het Sanctorale. In het midden staan de eucharistische gebeden op ongenummerde bladen, na fol. 143 (cliii) en een abusievelijk ongenummerd folium. Na fol. 251 (ccli) volgen ook in Missaal 2 de sequensen op ongenummerde bladen. Al met al zal Missaal 2 hebben bestaan uit 4 (kalender en Adiutorium nostrum) + 145 (genummerd 1-143 en een ongenummerd blad) + 8 (eucharistische gebeden) + 107 (genummerd 145-251) + 14 (sequensen) = 278 bladen. Dit is los van de twee dekbladen voor en achter en drie bladen aan het einde die later zijn toegevoegd. Al met al bijna dertig bladen meer dan Missaal 1, dat ook iets kleiner is dan de ca. 37,5 x 26,5 cm die Missaal 2 meet. Missaal 2 is eveneens geschreven in een Gotische textualis, maar die is meestal wat groter uitgevoerd, zodat er meer bladen nodig waren om alle teksten te kunnen bevatten.
Uitgesneden bladen
Er ontbreken nu 31 bladen aan het missaal, de meeste genummerd: 1, 10-11, 80-87, 93, 96-103, 110-111, 144 extra 1 en 2 (begin van de eucharistische gebeden), 144 bis (voorafgaand aan 145), 175, 215, 224, 237-238 en [252] (begin sequensen). Voor een gedeelte komt dit overeen met de zes bladen die uit Missaal 1 ontbreken, namelijk de bladen die versierd zouden geweest met een miniatuur of een versierde initiaal met afbeeldingen met Christus of heiligen. Die afbeeldingen werden door protestanten niet getolereerd en zullen aan het einde van de zestiende eeuw zijn verwijderd. Dit kan ook verklaren waarom er in Missaal 2 twee complete katernen ontbreken. Katernen zijn verzamelingen van bijeengebonden gevouwen vellen, in dit missaal meestal vier dubbelgevouwen vellen perkament, in totaal acht bladen of zestien bladzijden. De twee katernen die hier missen (80-87 en 96-103) komen overeen met bladen 81 en 95 die in Missaal 1 ontbreken – alleen zijn in Missaal 2 dus gelijk de katernen als geheel verwijderd, niet slechts de individuele versierde bladen. In Missaal 2 ontbreekt ook het bladvullende miniatuur met Jezus aan het kruis, met Maria en Johannes eromheen, aan het begin van de eucharistische gebeden, en een versierde initiaal op het tegenoverliggende blad. Wie kijkt naar fol. 179v van het Missaal van de Utrechtse Mariakerk krijgt een indruk hoe dit eruit heeft kunnen zien. Dit missaal (Utrecht, Universiteitsbibliotheek, Hs. 402) komt uit het tweede kwart van de vijftiende eeuw. Wellicht dat er uit Missaal 2 zoveel meer bladen ontbreken omdat deze rijker was versierd dan Missaal 1, maar sommige bladen kunnen ook om andere redenen verloren zijn gegaan.
Een nieuwe band
Dat in Missaal 2 twee complete katernen ontbreken is niet gelijk zichtbaar, want het missaal is zodanig opnieuw ingebonden dat de overgebleven katernen naadloos op elkaar aansluiten. Daar waar Missaal 1 nog zijn oorspronkelijke vijftiende-eeuwse stempelband heeft, daar is deze bij Missaal 2 vervangen door een band die waarschijnlijk in de late zestiende eeuw of vroege zeventiende eeuw is aangebracht, versierd met rolstempels met palmetten, bloemranken en geometrische figuren, en met stempels van lelies en bloemmotieven (afb. 1). Op het achterplat zijn restanten van een hulselband te zien, die bij Missaal 1 veel beter bewaard is. De hulselband was voorheen vastgemaakt met metalen knoppen, die hebben doorgedrukt in de schutbladen en zelfs dieper in het handschrift. Waar de band is vervaardigd moet nog nader onderzocht worden, maar we mogen aannemen dat deze is aangebracht nadat (en wellicht doordat) de versierde en andere bladen waren verwijderd. Dat dit is gebeurd bleek uit de restauratie van het handschrift die in 2023 door Marijn de Valk werd gedaan. Hieruit werd duidelijk dat de huidige bindingen van touw (afb. 2) eerdere bindingen van leer hadden vervangen.
Afb. 1: Band met rolstempels van voor de restauratie (scan 1)Afb. 2: Bovenkant van de rug, met de katernen duidelijk zichtbaar, en zo ingebonden dat ze op elkaar aansluiten. De bindingen zijn gemaakt van touw (scan 2).
Aanvullingen
Bladen en teksten werden niet alleen verwijderd, maar ook aangevuld. Een interessante toevoeging is in de kalender (fol. iii-v) voor 21 november, waar ‘presentatio marie’ tussen de regels is bijgeschreven. Het feest van Maria Presentatie werd in 1472 ingesteld (en weer onderdrukt in 1568), wat een extra aanwijzing geeft dat het missaal vóór 1472 moet zijn vervaardigd. In Missaal 1 ontbreekt deze toevoeging. Andere toevoegingen zijn te vinden op de versozijde het eerste schutblad (mis voor bruidegom en bruid), fol. 9r, 109v (afgesneden bij het opnieuw inbinden), 210r, 218v (‘Gedruckt bij Adriaen Pieterszoon Bol, sijn neuse in mijn hol, Anno 1600’), 229v, 233r, 251r, [265]v en het laatste dekblad (met een gebed). Op fol. 210r is in rood geschreven: ‘de sancta Anna vidua officium quere in fine libri’ (Voor het officie van sint Anna de weduwe, zie aan het einde van het boek). En inderdaad vinden we daar drie later toegevoegde bladen (fol. [266]-[268]) met eerst gezangen met muzieknotatie en op het laatste blad, door dezelfde persoon geschreven, het officie van Sint Anna. In Missaal 1 zijn ook liturgische teksten voor de feestdag van Sint Anna toegevoegd. In Missaal 2 gebeurde dat in de jaren kort na 1500, want de schrijver heeft op de versozijde van dit blad nog een andere tekst gezet (afb. 3), die begint als volgt:
Iuramentum vicariorum vel officiantium missas, 1508. Ego Nomen, iuro ad hec sancta dei evangelia, quod ex hac die in antea, quamdiu presens tenuero beneficium, obediens ero curato ecclesie porrochialis beate marie magdalene in oppido de goes.
Eed van vicarissen (kapelanen) of officianten (priesters) voor de missen, 1508.
Ik, (Naam), zweer op dit heilige evangelie van God dat ik voortaan vanaf deze dag, zolang ik dit huidige beneficie zal behouden, gehoorzaam zal zijn aan de beheerder van de parochiekerk van de zalige Maria Magdalena in de stad Goes.
Dit is een standaard eedformule, en het is passend dat deze in een missaal wordt genoteerd – waarschijnlijk om uit gereciteerd te worden terwijl de eed op het evangelie zelf werd afgenomen. Het geeft ons ook belangrijk bewijs dat Missaal 2 in de Magdalenakerk werd gebruikt. Voor Missaal 1 ontbreekt daarvoor hard bewijs, maar er is in Goes of omgeving geen andere grote kerk aanwezig die een dergelijk duur missaal had kunnen laten vervaardigen en die we duidelijk aan Missaal 1 kunnen verbinden.
Onder de eedformule heeft iemand veel later nog zijn naam gezet: ‘Cornelis Brune’. We kennen hem uit verschillende archiefstukken als secretaris van Goes, waar hij in 1635 werd begraven.
Afb. 3: Het Iuramentum (eedformule) en aan het einde de naam Cornelis Brune.(fol. [268]v (scan 504)).
Delfts penwerk
Missaal 1 is versierd met gekleurd penwerk met schulpenranden uit Delft dat gangbaar was in de periode van ca. 1440-1460. In Missaal 2 zijn die schulpenranden ook aanwezig, soms in blauw en rood (bv. op fol. 105v, 116r (afb. 4), 119r en 132r), maar qua stijl en inkleuring wel iets minder uitbundig dan in Missaal 1. Op fol. 13r is ook een zogenaamde j-lijst, verticale blauwe en rode balkjes (afb. 5), die nog gangbaar waren aan het begin van de vijftiende eeuw. Dit kan er op wijzen dat Missaal 2 eerder in het vroegere gedeelte van de periode van ca. 1440-1460 te dateren is, enkele jaren eerder dan Missaal 1. Verder onderzoek naar Delfts penwerk kan hier wellicht meer definitief uitsluitsel over geven.
Afb. 4: Delfts penwerk en in de marge een later toegevoegde verwijzing naar fol. 14 (fol. 116r (scan 201))Afb. 5: Delfts penwerk en verticale j-lijst (fol. 13r (scan 35))
Als de conclusie is dat beide missalen rond 1450 voor de Magdalenakerk in Goes bestemd waren, rijst de vraag waarom een enkele missaal niet volstond. Vanaf de tweede helft van de twaalfde eeuw bestond er al een parochiekerk in Goes, en in latere bronnen is zij gewijd aan Maria Magdalena. In 1423 werden de vernieuwde westtoren en een uitbreiding van het schip gewijd, en vanaf 1455 werd ook het koor uitgebreid. Of deze activiteiten verband houden met een of beide missalen, is onduidelijk. Vanaf 1440 werden pogingen gedaan om de zeven getijden in de kerk te zingen (zoals monniken dat in kloosters deden), maar onze missalen lijken daar niets mee te maken te hebben, en het initiatief was in het begin ook geen succes.
Nadat protestanten de kerk overnamen werd in 1578 werd volgens archiefstukken ‘het missaal’ door het gilde van kooplieden naar het stadhuis gebracht. Het enkelvoud lijkt te duiden op één (hoofd)missaal, maar verdere informatie ontbreekt. Het verklaart wel waarom een of beide missalen uiteindelijk in het Gemeentearchief terechtkwamen, samen met het kleinere en anders georganiseerde Missaal 3 van de Dominicanen.
Besluit
Net als bij Missaal 1 is verder onderzoek nodig om een beter beeld van alle aspecten van Missaal 2 en zijn verhouding met Missaal 1 te verkrijgen. De overeenkomsten en verschillen zijn intrigerend (afb. 6-7), en tonen eens te meer aan dat Missaal 2, net als zijn broedermissaal, als belangrijk Zeeuws erfgoed mag worden beschouwd. Dat er ruim 30 bladen nu missen is te betreuren, maar dat is ook onderdeel van het roerige verhaal van dit missaal en de tijd en de plaats waarin het is gebruikt.
Afb. 6: Kruis van bladgoud onderaan de sectie met eucharistische gebeden in Missaal 1 (fol. 126 extra 6v (scan 270))Afb. 7: Kruis van bladgoud onderaan de sectie met eucharistische gebeden in Missaal 2 (fol. 144 extra 6v (scan 266))
Onderzoek: Vera Langens, MA-student van de opleiding Ancient, Medieval en Renaissance Studies aan de Universiteit Utrecht. Dit onderzoek werd in mei en juni 2023 uitgevoerd onder begeleiding van Bart Jaski en prof. Marco Mostert. Met dank aan Marijn de Valk (Boekrestauratie, Middelburg) en Rutger Mauritz (cantor Grote Magdalenakerk, Goes).
C. Dekker, Een schamele landstede: geschiedenis van Goes tot aan de Satisfactie in 1577 (Goes, 2002).
A.L. Kort & A.J. Barth, Stappen in en om de Grote Kerk in Goes (Goes, 2013).
Klara H. Broekhuijsen, ‘Delft’, in: Anne S. Korteweg (red.), Kriezels, aubergines en takkenbossen. Randversiering in Noordnederlandse handschriften uit de vijftiende eeuw. (Zutphen, 1992), pp. 56-67.
G.J. Lepoeter, ‘Het zevengetijdencollege in de H. Maria Magdalenakerk te Goes. De bewaard gebleven missalen, tastbare herinnering aan een bijzonder aspect van de katholieke eredienst in de vijftiende en zestiende eeuw’, Bulletin Stichting Oude Zeeuwse Kerken 86 (april 2022), pp. 3-9.
J.G.C. Venner en C.A. Chavannes-Mazel, ‘Delftse handschriften en boekverluchting’, in: De stad Delft: cultuur en maatschappij tot 1572. 2 delen (Delft, 1979-1980), I, pp. 134-137.
In het Gemeentearchief Goes liggen drie middeleeuwse manuscripten, waaronder twee missalen die uit de Grote of Maria Magdalenakerk van Goes komen, terwijl Missaal 3 een zeldzaam dominicaans missaal is. Van de drie vertonen de twee grootste, Missaal 1 en Missaal 2, grote gelijkenissen met elkaar. Missaal 2 is het wat grotere exemplaar, maar is minder compleet: ca. 11% van het handschrift ontbreekt. Met behulp van Missaal 1 kunnen we voor een gedeelte beredeneren wat er gebeurd is.
In de beschrijving van Missaal 1 wordt uitgelegd wat een missaal is en in welke volgorde de teksten staan. Qua opzet en zelfs uitvoering toont Missaal 2 veel overeenkomsten met Missaal 1, en dus vinden we ook hier de heiligenkalender op drie ongenummerde bladen aan het begin, gevolgd door het Temporale en het Sanctorale. In het midden staan de eucharistische gebeden op ongenummerde bladen, na fol. 143 (cliii) en een abusievelijk ongenummerd folium. Na fol. 251 (ccli) volgen ook in Missaal 2 de sequensen op ongenummerde bladen. Al met al zal Missaal 2 hebben bestaan uit 4 (kalender en Adiutorium nostrum) + 145 (genummerd 1-143 en een ongenummerd blad) + 8 (eucharistische gebeden) + 107 (genummerd 145-251) + 14 (sequensen) = 278 bladen. Dit is los van de twee dekbladen voor en achter en drie bladen aan het einde die later zijn toegevoegd. Al met al bijna dertig bladen meer dan Missaal 1, dat ook iets kleiner is dan de ca. 37,5 x 26,5 cm die Missaal 2 meet. Missaal 2 is eveneens geschreven in een Gotische textualis, maar die is meestal wat groter uitgevoerd, zodat er meer bladen nodig waren om alle teksten te kunnen bevatten.
Uitgesneden bladen
Er ontbreken nu 31 bladen aan het missaal, de meeste genummerd: 1, 10-11, 80-87, 93, 96-103, 110-111, 144 extra 1 en 2 (begin van de eucharistische gebeden), 144 bis (voorafgaand aan 145), 175, 215, 224, 237-238 en [252] (begin sequensen). Voor een gedeelte komt dit overeen met de zes bladen die uit Missaal 1 ontbreken, namelijk de bladen die versierd zouden geweest met een miniatuur of een versierde initiaal met afbeeldingen met Christus of heiligen. Die afbeeldingen werden door protestanten niet getolereerd en zullen aan het einde van de zestiende eeuw zijn verwijderd. Dit kan ook verklaren waarom er in Missaal 2 twee complete katernen ontbreken. Katernen zijn verzamelingen van bijeengebonden gevouwen vellen, in dit missaal meestal vier dubbelgevouwen vellen perkament, in totaal acht bladen of zestien bladzijden. De twee katernen die hier missen (80-87 en 96-103) komen overeen met bladen 81 en 95 die in Missaal 1 ontbreken – alleen zijn in Missaal 2 dus gelijk de katernen als geheel verwijderd, niet slechts de individuele versierde bladen. In Missaal 2 ontbreekt ook het bladvullende miniatuur met Jezus aan het kruis, met Maria en Johannes eromheen, aan het begin van de eucharistische gebeden, en een versierde initiaal op het tegenoverliggende blad. Wie kijkt naar fol. 179v van het Missaal van de Utrechtse Mariakerk krijgt een indruk hoe dit eruit heeft kunnen zien. Dit missaal (Utrecht, Universiteitsbibliotheek, Hs. 402) komt uit het tweede kwart van de vijftiende eeuw. Wellicht dat er uit Missaal 2 zoveel meer bladen ontbreken omdat deze rijker was versierd dan Missaal 1, maar sommige bladen kunnen ook om andere redenen verloren zijn gegaan.
Een nieuwe band
Dat in Missaal 2 twee complete katernen ontbreken is niet gelijk zichtbaar, want het missaal is zodanig opnieuw ingebonden dat de overgebleven katernen naadloos op elkaar aansluiten. Daar waar Missaal 1 nog zijn oorspronkelijke vijftiende-eeuwse stempelband heeft, daar is deze bij Missaal 2 vervangen door een band die waarschijnlijk in de late zestiende eeuw of vroege zeventiende eeuw is aangebracht, versierd met rolstempels met palmetten, bloemranken en geometrische figuren, en met stempels van lelies en bloemmotieven (afb. 1). Op het achterplat zijn restanten van een hulselband te zien, die bij Missaal 1 veel beter bewaard is. De hulselband was voorheen vastgemaakt met metalen knoppen, die hebben doorgedrukt in de schutbladen en zelfs dieper in het handschrift. Waar de band is vervaardigd moet nog nader onderzocht worden, maar we mogen aannemen dat deze is aangebracht nadat (en wellicht doordat) de versierde en andere bladen waren verwijderd. Dat dit is gebeurd bleek uit de restauratie van het handschrift die in 2023 door Marijn de Valk werd gedaan. Hieruit werd duidelijk dat de huidige bindingen van touw (afb. 2) eerdere bindingen van leer hadden vervangen.
Afb. 1: Band met rolstempels van voor de restauratie (scan 1)Afb. 2: Bovenkant van de rug, met de katernen duidelijk zichtbaar, en zo ingebonden dat ze op elkaar aansluiten. De bindingen zijn gemaakt van touw (scan 2).
Aanvullingen
Bladen en teksten werden niet alleen verwijderd, maar ook aangevuld. Een interessante toevoeging is in de kalender (fol. iii-v) voor 21 november, waar ‘presentatio marie’ tussen de regels is bijgeschreven. Het feest van Maria Presentatie werd in 1472 ingesteld (en weer onderdrukt in 1568), wat een extra aanwijzing geeft dat het missaal vóór 1472 moet zijn vervaardigd. In Missaal 1 ontbreekt deze toevoeging. Andere toevoegingen zijn te vinden op de versozijde het eerste schutblad (mis voor bruidegom en bruid), fol. 9r, 109v (afgesneden bij het opnieuw inbinden), 210r, 218v (‘Gedruckt bij Adriaen Pieterszoon Bol, sijn neuse in mijn hol, Anno 1600’), 229v, 233r, 251r, [265]v en het laatste dekblad (met een gebed). Op fol. 210r is in rood geschreven: ‘de sancta Anna vidua officium quere in fine libri’ (Voor het officie van sint Anna de weduwe, zie aan het einde van het boek). En inderdaad vinden we daar drie later toegevoegde bladen (fol. [266]-[268]) met eerst gezangen met muzieknotatie en op het laatste blad, door dezelfde persoon geschreven, het officie van Sint Anna. In Missaal 1 zijn ook liturgische teksten voor de feestdag van Sint Anna toegevoegd. In Missaal 2 gebeurde dat in de jaren kort na 1500, want de schrijver heeft op de versozijde van dit blad nog een andere tekst gezet (afb. 3), die begint als volgt:
Iuramentum vicariorum vel officiantium missas, 1508. Ego Nomen, iuro ad hec sancta dei evangelia, quod ex hac die in antea, quamdiu presens tenuero beneficium, obediens ero curato ecclesie porrochialis beate marie magdalene in oppido de goes.
Eed van vicarissen (kapelanen) of officianten (priesters) voor de missen, 1508.
Ik, (Naam), zweer op dit heilige evangelie van God dat ik voortaan vanaf deze dag, zolang ik dit huidige beneficie zal behouden, gehoorzaam zal zijn aan de beheerder van de parochiekerk van de zalige Maria Magdalena in de stad Goes.
Dit is een standaard eedformule, en het is passend dat deze in een missaal wordt genoteerd – waarschijnlijk om uit gereciteerd te worden terwijl de eed op het evangelie zelf werd afgenomen. Het geeft ons ook belangrijk bewijs dat Missaal 2 in de Magdalenakerk werd gebruikt. Voor Missaal 1 ontbreekt daarvoor hard bewijs, maar er is in Goes of omgeving geen andere grote kerk aanwezig die een dergelijk duur missaal had kunnen laten vervaardigen en die we duidelijk aan Missaal 1 kunnen verbinden.
Onder de eedformule heeft iemand veel later nog zijn naam gezet: ‘Cornelis Brune’. We kennen hem uit verschillende archiefstukken als secretaris van Goes, waar hij in 1635 werd begraven.
Afb. 3: Het Iuramentum (eedformule) en aan het einde de naam Cornelis Brune.(fol. [268]v (scan 504)).
Delfts penwerk
Missaal 1 is versierd met gekleurd penwerk met schulpenranden uit Delft dat gangbaar was in de periode van ca. 1440-1460. In Missaal 2 zijn die schulpenranden ook aanwezig, soms in blauw en rood (bv. op fol. 105v, 116r (afb. 4), 119r en 132r), maar qua stijl en inkleuring wel iets minder uitbundig dan in Missaal 1. Op fol. 13r is ook een zogenaamde j-lijst, verticale blauwe en rode balkjes (afb. 5), die nog gangbaar waren aan het begin van de vijftiende eeuw. Dit kan er op wijzen dat Missaal 2 eerder in het vroegere gedeelte van de periode van ca. 1440-1460 te dateren is, enkele jaren eerder dan Missaal 1. Verder onderzoek naar Delfts penwerk kan hier wellicht meer definitief uitsluitsel over geven.
Afb. 4: Delfts penwerk en in de marge een later toegevoegde verwijzing naar fol. 14 (fol. 116r (scan 201))Afb. 5: Delfts penwerk en verticale j-lijst (fol. 13r (scan 35))
Als de conclusie is dat beide missalen rond 1450 voor de Magdalenakerk in Goes bestemd waren, rijst de vraag waarom een enkele missaal niet volstond. Vanaf de tweede helft van de twaalfde eeuw bestond er al een parochiekerk in Goes, en in latere bronnen is zij gewijd aan Maria Magdalena. In 1423 werden de vernieuwde westtoren en een uitbreiding van het schip gewijd, en vanaf 1455 werd ook het koor uitgebreid. Of deze activiteiten verband houden met een of beide missalen, is onduidelijk. Vanaf 1440 werden pogingen gedaan om de zeven getijden in de kerk te zingen (zoals monniken dat in kloosters deden), maar onze missalen lijken daar niets mee te maken te hebben, en het initiatief was in het begin ook geen succes.
Nadat protestanten de kerk overnamen werd in 1578 werd volgens archiefstukken ‘het missaal’ door het gilde van kooplieden naar het stadhuis gebracht. Het enkelvoud lijkt te duiden op één (hoofd)missaal, maar verdere informatie ontbreekt. Het verklaart wel waarom een of beide missalen uiteindelijk in het Gemeentearchief terechtkwamen, samen met het kleinere en anders georganiseerde Missaal 3 van de Dominicanen.
Besluit
Net als bij Missaal 1 is verder onderzoek nodig om een beter beeld van alle aspecten van Missaal 2 en zijn verhouding met Missaal 1 te verkrijgen. De overeenkomsten en verschillen zijn intrigerend (afb. 6-7), en tonen eens te meer aan dat Missaal 2, net als zijn broedermissaal, als belangrijk Zeeuws erfgoed mag worden beschouwd. Dat er ruim 30 bladen nu missen is te betreuren, maar dat is ook onderdeel van het roerige verhaal van dit missaal en de tijd en de plaats waarin het is gebruikt.
Afb. 6: Kruis van bladgoud onderaan de sectie met eucharistische gebeden in Missaal 1 (fol. 126 extra 6v (scan 270))Afb. 7: Kruis van bladgoud onderaan de sectie met eucharistische gebeden in Missaal 2 (fol. 144 extra 6v (scan 266))
Onderzoek: Vera Langens, MA-student van de opleiding Ancient, Medieval en Renaissance Studies aan de Universiteit Utrecht. Dit onderzoek werd in mei en juni 2023 uitgevoerd onder begeleiding van Bart Jaski en prof. Marco Mostert. Met dank aan Marijn de Valk (Boekrestauratie, Middelburg) en Rutger Mauritz (cantor Grote Magdalenakerk, Goes).
C. Dekker, Een schamele landstede: geschiedenis van Goes tot aan de Satisfactie in 1577 (Goes, 2002).
A.L. Kort & A.J. Barth, Stappen in en om de Grote Kerk in Goes (Goes, 2013).
Klara H. Broekhuijsen, ‘Delft’, in: Anne S. Korteweg (red.), Kriezels, aubergines en takkenbossen. Randversiering in Noordnederlandse handschriften uit de vijftiende eeuw. (Zutphen, 1992), pp. 56-67.
G.J. Lepoeter, ‘Het zevengetijdencollege in de H. Maria Magdalenakerk te Goes. De bewaard gebleven missalen, tastbare herinnering aan een bijzonder aspect van de katholieke eredienst in de vijftiende en zestiende eeuw’, Bulletin Stichting Oude Zeeuwse Kerken 86 (april 2022), pp. 3-9.
J.G.C. Venner en C.A. Chavannes-Mazel, ‘Delftse handschriften en boekverluchting’, in: De stad Delft: cultuur en maatschappij tot 1572. 2 delen (Delft, 1979-1980), I, pp. 134-137.
In het Gemeentearchief Goes liggen drie middeleeuwse manuscripten, waaronder twee missalen die uit de Grote of Maria Magdalenakerk van Goes komen, terwijl Missaal 3 een zeldzaam dominicaans missaal is. Van de drie vertonen de twee grootste, Missaal 1 en Missaal 2, grote gelijkenissen met elkaar. Missaal 2 is het wat grotere exemplaar, maar is minder compleet: ca. 11% van het handschrift ontbreekt. Met behulp van Missaal 1 kunnen we voor een gedeelte beredeneren wat er gebeurd is.
In de beschrijving van Missaal 1 wordt uitgelegd wat een missaal is en in welke volgorde de teksten staan. Qua opzet en zelfs uitvoering toont Missaal 2 veel overeenkomsten met Missaal 1, en dus vinden we ook hier de heiligenkalender op drie ongenummerde bladen aan het begin, gevolgd door het Temporale en het Sanctorale. In het midden staan de eucharistische gebeden op ongenummerde bladen, na fol. 143 (cliii) en een abusievelijk ongenummerd folium. Na fol. 251 (ccli) volgen ook in Missaal 2 de sequensen op ongenummerde bladen. Al met al zal Missaal 2 hebben bestaan uit 4 (kalender en Adiutorium nostrum) + 145 (genummerd 1-143 en een ongenummerd blad) + 8 (eucharistische gebeden) + 107 (genummerd 145-251) + 14 (sequensen) = 278 bladen. Dit is los van de twee dekbladen voor en achter en drie bladen aan het einde die later zijn toegevoegd. Al met al bijna dertig bladen meer dan Missaal 1, dat ook iets kleiner is dan de ca. 37,5 x 26,5 cm die Missaal 2 meet. Missaal 2 is eveneens geschreven in een Gotische textualis, maar die is meestal wat groter uitgevoerd, zodat er meer bladen nodig waren om alle teksten te kunnen bevatten.
Uitgesneden bladen
Er ontbreken nu 31 bladen aan het missaal, de meeste genummerd: 1, 10-11, 80-87, 93, 96-103, 110-111, 144 extra 1 en 2 (begin van de eucharistische gebeden), 144 bis (voorafgaand aan 145), 175, 215, 224, 237-238 en [252] (begin sequensen). Voor een gedeelte komt dit overeen met de zes bladen die uit Missaal 1 ontbreken, namelijk de bladen die versierd zouden geweest met een miniatuur of een versierde initiaal met afbeeldingen met Christus of heiligen. Die afbeeldingen werden door protestanten niet getolereerd en zullen aan het einde van de zestiende eeuw zijn verwijderd. Dit kan ook verklaren waarom er in Missaal 2 twee complete katernen ontbreken. Katernen zijn verzamelingen van bijeengebonden gevouwen vellen, in dit missaal meestal vier dubbelgevouwen vellen perkament, in totaal acht bladen of zestien bladzijden. De twee katernen die hier missen (80-87 en 96-103) komen overeen met bladen 81 en 95 die in Missaal 1 ontbreken – alleen zijn in Missaal 2 dus gelijk de katernen als geheel verwijderd, niet slechts de individuele versierde bladen. In Missaal 2 ontbreekt ook het bladvullende miniatuur met Jezus aan het kruis, met Maria en Johannes eromheen, aan het begin van de eucharistische gebeden, en een versierde initiaal op het tegenoverliggende blad. Wie kijkt naar fol. 179v van het Missaal van de Utrechtse Mariakerk krijgt een indruk hoe dit eruit heeft kunnen zien. Dit missaal (Utrecht, Universiteitsbibliotheek, Hs. 402) komt uit het tweede kwart van de vijftiende eeuw. Wellicht dat er uit Missaal 2 zoveel meer bladen ontbreken omdat deze rijker was versierd dan Missaal 1, maar sommige bladen kunnen ook om andere redenen verloren zijn gegaan.
Een nieuwe band
Dat in Missaal 2 twee complete katernen ontbreken is niet gelijk zichtbaar, want het missaal is zodanig opnieuw ingebonden dat de overgebleven katernen naadloos op elkaar aansluiten. Daar waar Missaal 1 nog zijn oorspronkelijke vijftiende-eeuwse stempelband heeft, daar is deze bij Missaal 2 vervangen door een band die waarschijnlijk in de late zestiende eeuw of vroege zeventiende eeuw is aangebracht, versierd met rolstempels met palmetten, bloemranken en geometrische figuren, en met stempels van lelies en bloemmotieven (afb. 1). Op het achterplat zijn restanten van een hulselband te zien, die bij Missaal 1 veel beter bewaard is. De hulselband was voorheen vastgemaakt met metalen knoppen, die hebben doorgedrukt in de schutbladen en zelfs dieper in het handschrift. Waar de band is vervaardigd moet nog nader onderzocht worden, maar we mogen aannemen dat deze is aangebracht nadat (en wellicht doordat) de versierde en andere bladen waren verwijderd. Dat dit is gebeurd bleek uit de restauratie van het handschrift die in 2023 door Marijn de Valk werd gedaan. Hieruit werd duidelijk dat de huidige bindingen van touw (afb. 2) eerdere bindingen van leer hadden vervangen.
Afb. 1: Band met rolstempels van voor de restauratie (scan 1)Afb. 2: Bovenkant van de rug, met de katernen duidelijk zichtbaar, en zo ingebonden dat ze op elkaar aansluiten. De bindingen zijn gemaakt van touw (scan 2).
Aanvullingen
Bladen en teksten werden niet alleen verwijderd, maar ook aangevuld. Een interessante toevoeging is in de kalender (fol. iii-v) voor 21 november, waar ‘presentatio marie’ tussen de regels is bijgeschreven. Het feest van Maria Presentatie werd in 1472 ingesteld (en weer onderdrukt in 1568), wat een extra aanwijzing geeft dat het missaal vóór 1472 moet zijn vervaardigd. In Missaal 1 ontbreekt deze toevoeging. Andere toevoegingen zijn te vinden op de versozijde het eerste schutblad (mis voor bruidegom en bruid), fol. 9r, 109v (afgesneden bij het opnieuw inbinden), 210r, 218v (‘Gedruckt bij Adriaen Pieterszoon Bol, sijn neuse in mijn hol, Anno 1600’), 229v, 233r, 251r, [265]v en het laatste dekblad (met een gebed). Op fol. 210r is in rood geschreven: ‘de sancta Anna vidua officium quere in fine libri’ (Voor het officie van sint Anna de weduwe, zie aan het einde van het boek). En inderdaad vinden we daar drie later toegevoegde bladen (fol. [266]-[268]) met eerst gezangen met muzieknotatie en op het laatste blad, door dezelfde persoon geschreven, het officie van Sint Anna. In Missaal 1 zijn ook liturgische teksten voor de feestdag van Sint Anna toegevoegd. In Missaal 2 gebeurde dat in de jaren kort na 1500, want de schrijver heeft op de versozijde van dit blad nog een andere tekst gezet (afb. 3), die begint als volgt:
Iuramentum vicariorum vel officiantium missas, 1508. Ego Nomen, iuro ad hec sancta dei evangelia, quod ex hac die in antea, quamdiu presens tenuero beneficium, obediens ero curato ecclesie porrochialis beate marie magdalene in oppido de goes.
Eed van vicarissen (kapelanen) of officianten (priesters) voor de missen, 1508.
Ik, (Naam), zweer op dit heilige evangelie van God dat ik voortaan vanaf deze dag, zolang ik dit huidige beneficie zal behouden, gehoorzaam zal zijn aan de beheerder van de parochiekerk van de zalige Maria Magdalena in de stad Goes.
Dit is een standaard eedformule, en het is passend dat deze in een missaal wordt genoteerd – waarschijnlijk om uit gereciteerd te worden terwijl de eed op het evangelie zelf werd afgenomen. Het geeft ons ook belangrijk bewijs dat Missaal 2 in de Magdalenakerk werd gebruikt. Voor Missaal 1 ontbreekt daarvoor hard bewijs, maar er is in Goes of omgeving geen andere grote kerk aanwezig die een dergelijk duur missaal had kunnen laten vervaardigen en die we duidelijk aan Missaal 1 kunnen verbinden.
Onder de eedformule heeft iemand veel later nog zijn naam gezet: ‘Cornelis Brune’. We kennen hem uit verschillende archiefstukken als secretaris van Goes, waar hij in 1635 werd begraven.
Afb. 3: Het Iuramentum (eedformule) en aan het einde de naam Cornelis Brune.(fol. [268]v (scan 504)).
Delfts penwerk
Missaal 1 is versierd met gekleurd penwerk met schulpenranden uit Delft dat gangbaar was in de periode van ca. 1440-1460. In Missaal 2 zijn die schulpenranden ook aanwezig, soms in blauw en rood (bv. op fol. 105v, 116r (afb. 4), 119r en 132r), maar qua stijl en inkleuring wel iets minder uitbundig dan in Missaal 1. Op fol. 13r is ook een zogenaamde j-lijst, verticale blauwe en rode balkjes (afb. 5), die nog gangbaar waren aan het begin van de vijftiende eeuw. Dit kan er op wijzen dat Missaal 2 eerder in het vroegere gedeelte van de periode van ca. 1440-1460 te dateren is, enkele jaren eerder dan Missaal 1. Verder onderzoek naar Delfts penwerk kan hier wellicht meer definitief uitsluitsel over geven.
Afb. 4: Delfts penwerk en in de marge een later toegevoegde verwijzing naar fol. 14 (fol. 116r (scan 201))Afb. 5: Delfts penwerk en verticale j-lijst (fol. 13r (scan 35))
Als de conclusie is dat beide missalen rond 1450 voor de Magdalenakerk in Goes bestemd waren, rijst de vraag waarom een enkele missaal niet volstond. Vanaf de tweede helft van de twaalfde eeuw bestond er al een parochiekerk in Goes, en in latere bronnen is zij gewijd aan Maria Magdalena. In 1423 werden de vernieuwde westtoren en een uitbreiding van het schip gewijd, en vanaf 1455 werd ook het koor uitgebreid. Of deze activiteiten verband houden met een of beide missalen, is onduidelijk. Vanaf 1440 werden pogingen gedaan om de zeven getijden in de kerk te zingen (zoals monniken dat in kloosters deden), maar onze missalen lijken daar niets mee te maken te hebben, en het initiatief was in het begin ook geen succes.
Nadat protestanten de kerk overnamen werd in 1578 werd volgens archiefstukken ‘het missaal’ door het gilde van kooplieden naar het stadhuis gebracht. Het enkelvoud lijkt te duiden op één (hoofd)missaal, maar verdere informatie ontbreekt. Het verklaart wel waarom een of beide missalen uiteindelijk in het Gemeentearchief terechtkwamen, samen met het kleinere en anders georganiseerde Missaal 3 van de Dominicanen.
Besluit
Net als bij Missaal 1 is verder onderzoek nodig om een beter beeld van alle aspecten van Missaal 2 en zijn verhouding met Missaal 1 te verkrijgen. De overeenkomsten en verschillen zijn intrigerend (afb. 6-7), en tonen eens te meer aan dat Missaal 2, net als zijn broedermissaal, als belangrijk Zeeuws erfgoed mag worden beschouwd. Dat er ruim 30 bladen nu missen is te betreuren, maar dat is ook onderdeel van het roerige verhaal van dit missaal en de tijd en de plaats waarin het is gebruikt.
Afb. 6: Kruis van bladgoud onderaan de sectie met eucharistische gebeden in Missaal 1 (fol. 126 extra 6v (scan 270))Afb. 7: Kruis van bladgoud onderaan de sectie met eucharistische gebeden in Missaal 2 (fol. 144 extra 6v (scan 266))
Onderzoek: Vera Langens, MA-student van de opleiding Ancient, Medieval en Renaissance Studies aan de Universiteit Utrecht. Dit onderzoek werd in mei en juni 2023 uitgevoerd onder begeleiding van Bart Jaski en prof. Marco Mostert. Met dank aan Marijn de Valk (Boekrestauratie, Middelburg) en Rutger Mauritz (cantor Grote Magdalenakerk, Goes).
C. Dekker, Een schamele landstede: geschiedenis van Goes tot aan de Satisfactie in 1577 (Goes, 2002).
A.L. Kort & A.J. Barth, Stappen in en om de Grote Kerk in Goes (Goes, 2013).
Klara H. Broekhuijsen, ‘Delft’, in: Anne S. Korteweg (red.), Kriezels, aubergines en takkenbossen. Randversiering in Noordnederlandse handschriften uit de vijftiende eeuw. (Zutphen, 1992), pp. 56-67.
G.J. Lepoeter, ‘Het zevengetijdencollege in de H. Maria Magdalenakerk te Goes. De bewaard gebleven missalen, tastbare herinnering aan een bijzonder aspect van de katholieke eredienst in de vijftiende en zestiende eeuw’, Bulletin Stichting Oude Zeeuwse Kerken 86 (april 2022), pp. 3-9.
J.G.C. Venner en C.A. Chavannes-Mazel, ‘Delftse handschriften en boekverluchting’, in: De stad Delft: cultuur en maatschappij tot 1572. 2 delen (Delft, 1979-1980), I, pp. 134-137.
In het Gemeentearchief Goes liggen drie middeleeuwse manuscripten, waaronder twee missalen die uit de Grote of Maria Magdalenakerk van Goes komen, terwijl Missaal 3 een zeldzaam dominicaans missaal is. Van de drie vertonen de twee grootste, Missaal 1 en Missaal 2, grote gelijkenissen met elkaar. Missaal 2 is het wat grotere exemplaar, maar is minder compleet: ca. 11% van het handschrift ontbreekt. Met behulp van Missaal 1 kunnen we voor een gedeelte beredeneren wat er gebeurd is.
In de beschrijving van Missaal 1 wordt uitgelegd wat een missaal is en in welke volgorde de teksten staan. Qua opzet en zelfs uitvoering toont Missaal 2 veel overeenkomsten met Missaal 1, en dus vinden we ook hier de heiligenkalender op drie ongenummerde bladen aan het begin, gevolgd door het Temporale en het Sanctorale. In het midden staan de eucharistische gebeden op ongenummerde bladen, na fol. 143 (cliii) en een abusievelijk ongenummerd folium. Na fol. 251 (ccli) volgen ook in Missaal 2 de sequensen op ongenummerde bladen. Al met al zal Missaal 2 hebben bestaan uit 4 (kalender en Adiutorium nostrum) + 145 (genummerd 1-143 en een ongenummerd blad) + 8 (eucharistische gebeden) + 107 (genummerd 145-251) + 14 (sequensen) = 278 bladen. Dit is los van de twee dekbladen voor en achter en drie bladen aan het einde die later zijn toegevoegd. Al met al bijna dertig bladen meer dan Missaal 1, dat ook iets kleiner is dan de ca. 37,5 x 26,5 cm die Missaal 2 meet. Missaal 2 is eveneens geschreven in een Gotische textualis, maar die is meestal wat groter uitgevoerd, zodat er meer bladen nodig waren om alle teksten te kunnen bevatten.
Uitgesneden bladen
Er ontbreken nu 31 bladen aan het missaal, de meeste genummerd: 1, 10-11, 80-87, 93, 96-103, 110-111, 144 extra 1 en 2 (begin van de eucharistische gebeden), 144 bis (voorafgaand aan 145), 175, 215, 224, 237-238 en [252] (begin sequensen). Voor een gedeelte komt dit overeen met de zes bladen die uit Missaal 1 ontbreken, namelijk de bladen die versierd zouden geweest met een miniatuur of een versierde initiaal met afbeeldingen met Christus of heiligen. Die afbeeldingen werden door protestanten niet getolereerd en zullen aan het einde van de zestiende eeuw zijn verwijderd. Dit kan ook verklaren waarom er in Missaal 2 twee complete katernen ontbreken. Katernen zijn verzamelingen van bijeengebonden gevouwen vellen, in dit missaal meestal vier dubbelgevouwen vellen perkament, in totaal acht bladen of zestien bladzijden. De twee katernen die hier missen (80-87 en 96-103) komen overeen met bladen 81 en 95 die in Missaal 1 ontbreken – alleen zijn in Missaal 2 dus gelijk de katernen als geheel verwijderd, niet slechts de individuele versierde bladen. In Missaal 2 ontbreekt ook het bladvullende miniatuur met Jezus aan het kruis, met Maria en Johannes eromheen, aan het begin van de eucharistische gebeden, en een versierde initiaal op het tegenoverliggende blad. Wie kijkt naar fol. 179v van het Missaal van de Utrechtse Mariakerk krijgt een indruk hoe dit eruit heeft kunnen zien. Dit missaal (Utrecht, Universiteitsbibliotheek, Hs. 402) komt uit het tweede kwart van de vijftiende eeuw. Wellicht dat er uit Missaal 2 zoveel meer bladen ontbreken omdat deze rijker was versierd dan Missaal 1, maar sommige bladen kunnen ook om andere redenen verloren zijn gegaan.
Een nieuwe band
Dat in Missaal 2 twee complete katernen ontbreken is niet gelijk zichtbaar, want het missaal is zodanig opnieuw ingebonden dat de overgebleven katernen naadloos op elkaar aansluiten. Daar waar Missaal 1 nog zijn oorspronkelijke vijftiende-eeuwse stempelband heeft, daar is deze bij Missaal 2 vervangen door een band die waarschijnlijk in de late zestiende eeuw of vroege zeventiende eeuw is aangebracht, versierd met rolstempels met palmetten, bloemranken en geometrische figuren, en met stempels van lelies en bloemmotieven (afb. 1). Op het achterplat zijn restanten van een hulselband te zien, die bij Missaal 1 veel beter bewaard is. De hulselband was voorheen vastgemaakt met metalen knoppen, die hebben doorgedrukt in de schutbladen en zelfs dieper in het handschrift. Waar de band is vervaardigd moet nog nader onderzocht worden, maar we mogen aannemen dat deze is aangebracht nadat (en wellicht doordat) de versierde en andere bladen waren verwijderd. Dat dit is gebeurd bleek uit de restauratie van het handschrift die in 2023 door Marijn de Valk werd gedaan. Hieruit werd duidelijk dat de huidige bindingen van touw (afb. 2) eerdere bindingen van leer hadden vervangen.
Afb. 1: Band met rolstempels van voor de restauratie (scan 1)Afb. 2: Bovenkant van de rug, met de katernen duidelijk zichtbaar, en zo ingebonden dat ze op elkaar aansluiten. De bindingen zijn gemaakt van touw (scan 2).
Aanvullingen
Bladen en teksten werden niet alleen verwijderd, maar ook aangevuld. Een interessante toevoeging is in de kalender (fol. iii-v) voor 21 november, waar ‘presentatio marie’ tussen de regels is bijgeschreven. Het feest van Maria Presentatie werd in 1472 ingesteld (en weer onderdrukt in 1568), wat een extra aanwijzing geeft dat het missaal vóór 1472 moet zijn vervaardigd. In Missaal 1 ontbreekt deze toevoeging. Andere toevoegingen zijn te vinden op de versozijde het eerste schutblad (mis voor bruidegom en bruid), fol. 9r, 109v (afgesneden bij het opnieuw inbinden), 210r, 218v (‘Gedruckt bij Adriaen Pieterszoon Bol, sijn neuse in mijn hol, Anno 1600’), 229v, 233r, 251r, [265]v en het laatste dekblad (met een gebed). Op fol. 210r is in rood geschreven: ‘de sancta Anna vidua officium quere in fine libri’ (Voor het officie van sint Anna de weduwe, zie aan het einde van het boek). En inderdaad vinden we daar drie later toegevoegde bladen (fol. [266]-[268]) met eerst gezangen met muzieknotatie en op het laatste blad, door dezelfde persoon geschreven, het officie van Sint Anna. In Missaal 1 zijn ook liturgische teksten voor de feestdag van Sint Anna toegevoegd. In Missaal 2 gebeurde dat in de jaren kort na 1500, want de schrijver heeft op de versozijde van dit blad nog een andere tekst gezet (afb. 3), die begint als volgt:
Iuramentum vicariorum vel officiantium missas, 1508. Ego Nomen, iuro ad hec sancta dei evangelia, quod ex hac die in antea, quamdiu presens tenuero beneficium, obediens ero curato ecclesie porrochialis beate marie magdalene in oppido de goes.
Eed van vicarissen (kapelanen) of officianten (priesters) voor de missen, 1508.
Ik, (Naam), zweer op dit heilige evangelie van God dat ik voortaan vanaf deze dag, zolang ik dit huidige beneficie zal behouden, gehoorzaam zal zijn aan de beheerder van de parochiekerk van de zalige Maria Magdalena in de stad Goes.
Dit is een standaard eedformule, en het is passend dat deze in een missaal wordt genoteerd – waarschijnlijk om uit gereciteerd te worden terwijl de eed op het evangelie zelf werd afgenomen. Het geeft ons ook belangrijk bewijs dat Missaal 2 in de Magdalenakerk werd gebruikt. Voor Missaal 1 ontbreekt daarvoor hard bewijs, maar er is in Goes of omgeving geen andere grote kerk aanwezig die een dergelijk duur missaal had kunnen laten vervaardigen en die we duidelijk aan Missaal 1 kunnen verbinden.
Onder de eedformule heeft iemand veel later nog zijn naam gezet: ‘Cornelis Brune’. We kennen hem uit verschillende archiefstukken als secretaris van Goes, waar hij in 1635 werd begraven.
Afb. 3: Het Iuramentum (eedformule) en aan het einde de naam Cornelis Brune.(fol. [268]v (scan 504)).
Delfts penwerk
Missaal 1 is versierd met gekleurd penwerk met schulpenranden uit Delft dat gangbaar was in de periode van ca. 1440-1460. In Missaal 2 zijn die schulpenranden ook aanwezig, soms in blauw en rood (bv. op fol. 105v, 116r (afb. 4), 119r en 132r), maar qua stijl en inkleuring wel iets minder uitbundig dan in Missaal 1. Op fol. 13r is ook een zogenaamde j-lijst, verticale blauwe en rode balkjes (afb. 5), die nog gangbaar waren aan het begin van de vijftiende eeuw. Dit kan er op wijzen dat Missaal 2 eerder in het vroegere gedeelte van de periode van ca. 1440-1460 te dateren is, enkele jaren eerder dan Missaal 1. Verder onderzoek naar Delfts penwerk kan hier wellicht meer definitief uitsluitsel over geven.
Afb. 4: Delfts penwerk en in de marge een later toegevoegde verwijzing naar fol. 14 (fol. 116r (scan 201))Afb. 5: Delfts penwerk en verticale j-lijst (fol. 13r (scan 35))
Als de conclusie is dat beide missalen rond 1450 voor de Magdalenakerk in Goes bestemd waren, rijst de vraag waarom een enkele missaal niet volstond. Vanaf de tweede helft van de twaalfde eeuw bestond er al een parochiekerk in Goes, en in latere bronnen is zij gewijd aan Maria Magdalena. In 1423 werden de vernieuwde westtoren en een uitbreiding van het schip gewijd, en vanaf 1455 werd ook het koor uitgebreid. Of deze activiteiten verband houden met een of beide missalen, is onduidelijk. Vanaf 1440 werden pogingen gedaan om de zeven getijden in de kerk te zingen (zoals monniken dat in kloosters deden), maar onze missalen lijken daar niets mee te maken te hebben, en het initiatief was in het begin ook geen succes.
Nadat protestanten de kerk overnamen werd in 1578 werd volgens archiefstukken ‘het missaal’ door het gilde van kooplieden naar het stadhuis gebracht. Het enkelvoud lijkt te duiden op één (hoofd)missaal, maar verdere informatie ontbreekt. Het verklaart wel waarom een of beide missalen uiteindelijk in het Gemeentearchief terechtkwamen, samen met het kleinere en anders georganiseerde Missaal 3 van de Dominicanen.
Besluit
Net als bij Missaal 1 is verder onderzoek nodig om een beter beeld van alle aspecten van Missaal 2 en zijn verhouding met Missaal 1 te verkrijgen. De overeenkomsten en verschillen zijn intrigerend (afb. 6-7), en tonen eens te meer aan dat Missaal 2, net als zijn broedermissaal, als belangrijk Zeeuws erfgoed mag worden beschouwd. Dat er ruim 30 bladen nu missen is te betreuren, maar dat is ook onderdeel van het roerige verhaal van dit missaal en de tijd en de plaats waarin het is gebruikt.
Afb. 6: Kruis van bladgoud onderaan de sectie met eucharistische gebeden in Missaal 1 (fol. 126 extra 6v (scan 270))Afb. 7: Kruis van bladgoud onderaan de sectie met eucharistische gebeden in Missaal 2 (fol. 144 extra 6v (scan 266))
Onderzoek: Vera Langens, MA-student van de opleiding Ancient, Medieval en Renaissance Studies aan de Universiteit Utrecht. Dit onderzoek werd in mei en juni 2023 uitgevoerd onder begeleiding van Bart Jaski en prof. Marco Mostert. Met dank aan Marijn de Valk (Boekrestauratie, Middelburg) en Rutger Mauritz (cantor Grote Magdalenakerk, Goes).
C. Dekker, Een schamele landstede: geschiedenis van Goes tot aan de Satisfactie in 1577 (Goes, 2002).
A.L. Kort & A.J. Barth, Stappen in en om de Grote Kerk in Goes (Goes, 2013).
Klara H. Broekhuijsen, ‘Delft’, in: Anne S. Korteweg (red.), Kriezels, aubergines en takkenbossen. Randversiering in Noordnederlandse handschriften uit de vijftiende eeuw. (Zutphen, 1992), pp. 56-67.
G.J. Lepoeter, ‘Het zevengetijdencollege in de H. Maria Magdalenakerk te Goes. De bewaard gebleven missalen, tastbare herinnering aan een bijzonder aspect van de katholieke eredienst in de vijftiende en zestiende eeuw’, Bulletin Stichting Oude Zeeuwse Kerken 86 (april 2022), pp. 3-9.
J.G.C. Venner en C.A. Chavannes-Mazel, ‘Delftse handschriften en boekverluchting’, in: De stad Delft: cultuur en maatschappij tot 1572. 2 delen (Delft, 1979-1980), I, pp. 134-137.
In het Gemeentearchief Goes liggen drie middeleeuwse manuscripten, waaronder twee missalen die uit de Grote of Maria Magdalenakerk van Goes komen, terwijl Missaal 3 een zeldzaam dominicaans missaal is. Van de drie vertonen de twee grootste, Missaal 1 en Missaal 2, grote gelijkenissen met elkaar. Missaal 2 is het wat grotere exemplaar, maar is minder compleet: ca. 11% van het handschrift ontbreekt. Met behulp van Missaal 1 kunnen we voor een gedeelte beredeneren wat er gebeurd is.
In de beschrijving van Missaal 1 wordt uitgelegd wat een missaal is en in welke volgorde de teksten staan. Qua opzet en zelfs uitvoering toont Missaal 2 veel overeenkomsten met Missaal 1, en dus vinden we ook hier de heiligenkalender op drie ongenummerde bladen aan het begin, gevolgd door het Temporale en het Sanctorale. In het midden staan de eucharistische gebeden op ongenummerde bladen, na fol. 143 (cliii) en een abusievelijk ongenummerd folium. Na fol. 251 (ccli) volgen ook in Missaal 2 de sequensen op ongenummerde bladen. Al met al zal Missaal 2 hebben bestaan uit 4 (kalender en Adiutorium nostrum) + 145 (genummerd 1-143 en een ongenummerd blad) + 8 (eucharistische gebeden) + 107 (genummerd 145-251) + 14 (sequensen) = 278 bladen. Dit is los van de twee dekbladen voor en achter en drie bladen aan het einde die later zijn toegevoegd. Al met al bijna dertig bladen meer dan Missaal 1, dat ook iets kleiner is dan de ca. 37,5 x 26,5 cm die Missaal 2 meet. Missaal 2 is eveneens geschreven in een Gotische textualis, maar die is meestal wat groter uitgevoerd, zodat er meer bladen nodig waren om alle teksten te kunnen bevatten.
Uitgesneden bladen
Er ontbreken nu 31 bladen aan het missaal, de meeste genummerd: 1, 10-11, 80-87, 93, 96-103, 110-111, 144 extra 1 en 2 (begin van de eucharistische gebeden), 144 bis (voorafgaand aan 145), 175, 215, 224, 237-238 en [252] (begin sequensen). Voor een gedeelte komt dit overeen met de zes bladen die uit Missaal 1 ontbreken, namelijk de bladen die versierd zouden geweest met een miniatuur of een versierde initiaal met afbeeldingen met Christus of heiligen. Die afbeeldingen werden door protestanten niet getolereerd en zullen aan het einde van de zestiende eeuw zijn verwijderd. Dit kan ook verklaren waarom er in Missaal 2 twee complete katernen ontbreken. Katernen zijn verzamelingen van bijeengebonden gevouwen vellen, in dit missaal meestal vier dubbelgevouwen vellen perkament, in totaal acht bladen of zestien bladzijden. De twee katernen die hier missen (80-87 en 96-103) komen overeen met bladen 81 en 95 die in Missaal 1 ontbreken – alleen zijn in Missaal 2 dus gelijk de katernen als geheel verwijderd, niet slechts de individuele versierde bladen. In Missaal 2 ontbreekt ook het bladvullende miniatuur met Jezus aan het kruis, met Maria en Johannes eromheen, aan het begin van de eucharistische gebeden, en een versierde initiaal op het tegenoverliggende blad. Wie kijkt naar fol. 179v van het Missaal van de Utrechtse Mariakerk krijgt een indruk hoe dit eruit heeft kunnen zien. Dit missaal (Utrecht, Universiteitsbibliotheek, Hs. 402) komt uit het tweede kwart van de vijftiende eeuw. Wellicht dat er uit Missaal 2 zoveel meer bladen ontbreken omdat deze rijker was versierd dan Missaal 1, maar sommige bladen kunnen ook om andere redenen verloren zijn gegaan.
Een nieuwe band
Dat in Missaal 2 twee complete katernen ontbreken is niet gelijk zichtbaar, want het missaal is zodanig opnieuw ingebonden dat de overgebleven katernen naadloos op elkaar aansluiten. Daar waar Missaal 1 nog zijn oorspronkelijke vijftiende-eeuwse stempelband heeft, daar is deze bij Missaal 2 vervangen door een band die waarschijnlijk in de late zestiende eeuw of vroege zeventiende eeuw is aangebracht, versierd met rolstempels met palmetten, bloemranken en geometrische figuren, en met stempels van lelies en bloemmotieven (afb. 1). Op het achterplat zijn restanten van een hulselband te zien, die bij Missaal 1 veel beter bewaard is. De hulselband was voorheen vastgemaakt met metalen knoppen, die hebben doorgedrukt in de schutbladen en zelfs dieper in het handschrift. Waar de band is vervaardigd moet nog nader onderzocht worden, maar we mogen aannemen dat deze is aangebracht nadat (en wellicht doordat) de versierde en andere bladen waren verwijderd. Dat dit is gebeurd bleek uit de restauratie van het handschrift die in 2023 door Marijn de Valk werd gedaan. Hieruit werd duidelijk dat de huidige bindingen van touw (afb. 2) eerdere bindingen van leer hadden vervangen.
Afb. 1: Band met rolstempels van voor de restauratie (scan 1)Afb. 2: Bovenkant van de rug, met de katernen duidelijk zichtbaar, en zo ingebonden dat ze op elkaar aansluiten. De bindingen zijn gemaakt van touw (scan 2).
Aanvullingen
Bladen en teksten werden niet alleen verwijderd, maar ook aangevuld. Een interessante toevoeging is in de kalender (fol. iii-v) voor 21 november, waar ‘presentatio marie’ tussen de regels is bijgeschreven. Het feest van Maria Presentatie werd in 1472 ingesteld (en weer onderdrukt in 1568), wat een extra aanwijzing geeft dat het missaal vóór 1472 moet zijn vervaardigd. In Missaal 1 ontbreekt deze toevoeging. Andere toevoegingen zijn te vinden op de versozijde het eerste schutblad (mis voor bruidegom en bruid), fol. 9r, 109v (afgesneden bij het opnieuw inbinden), 210r, 218v (‘Gedruckt bij Adriaen Pieterszoon Bol, sijn neuse in mijn hol, Anno 1600’), 229v, 233r, 251r, [265]v en het laatste dekblad (met een gebed). Op fol. 210r is in rood geschreven: ‘de sancta Anna vidua officium quere in fine libri’ (Voor het officie van sint Anna de weduwe, zie aan het einde van het boek). En inderdaad vinden we daar drie later toegevoegde bladen (fol. [266]-[268]) met eerst gezangen met muzieknotatie en op het laatste blad, door dezelfde persoon geschreven, het officie van Sint Anna. In Missaal 1 zijn ook liturgische teksten voor de feestdag van Sint Anna toegevoegd. In Missaal 2 gebeurde dat in de jaren kort na 1500, want de schrijver heeft op de versozijde van dit blad nog een andere tekst gezet (afb. 3), die begint als volgt:
Iuramentum vicariorum vel officiantium missas, 1508. Ego Nomen, iuro ad hec sancta dei evangelia, quod ex hac die in antea, quamdiu presens tenuero beneficium, obediens ero curato ecclesie porrochialis beate marie magdalene in oppido de goes.
Eed van vicarissen (kapelanen) of officianten (priesters) voor de missen, 1508.
Ik, (Naam), zweer op dit heilige evangelie van God dat ik voortaan vanaf deze dag, zolang ik dit huidige beneficie zal behouden, gehoorzaam zal zijn aan de beheerder van de parochiekerk van de zalige Maria Magdalena in de stad Goes.
Dit is een standaard eedformule, en het is passend dat deze in een missaal wordt genoteerd – waarschijnlijk om uit gereciteerd te worden terwijl de eed op het evangelie zelf werd afgenomen. Het geeft ons ook belangrijk bewijs dat Missaal 2 in de Magdalenakerk werd gebruikt. Voor Missaal 1 ontbreekt daarvoor hard bewijs, maar er is in Goes of omgeving geen andere grote kerk aanwezig die een dergelijk duur missaal had kunnen laten vervaardigen en die we duidelijk aan Missaal 1 kunnen verbinden.
Onder de eedformule heeft iemand veel later nog zijn naam gezet: ‘Cornelis Brune’. We kennen hem uit verschillende archiefstukken als secretaris van Goes, waar hij in 1635 werd begraven.
Afb. 3: Het Iuramentum (eedformule) en aan het einde de naam Cornelis Brune.(fol. [268]v (scan 504)).
Delfts penwerk
Missaal 1 is versierd met gekleurd penwerk met schulpenranden uit Delft dat gangbaar was in de periode van ca. 1440-1460. In Missaal 2 zijn die schulpenranden ook aanwezig, soms in blauw en rood (bv. op fol. 105v, 116r (afb. 4), 119r en 132r), maar qua stijl en inkleuring wel iets minder uitbundig dan in Missaal 1. Op fol. 13r is ook een zogenaamde j-lijst, verticale blauwe en rode balkjes (afb. 5), die nog gangbaar waren aan het begin van de vijftiende eeuw. Dit kan er op wijzen dat Missaal 2 eerder in het vroegere gedeelte van de periode van ca. 1440-1460 te dateren is, enkele jaren eerder dan Missaal 1. Verder onderzoek naar Delfts penwerk kan hier wellicht meer definitief uitsluitsel over geven.
Afb. 4: Delfts penwerk en in de marge een later toegevoegde verwijzing naar fol. 14 (fol. 116r (scan 201))Afb. 5: Delfts penwerk en verticale j-lijst (fol. 13r (scan 35))
Als de conclusie is dat beide missalen rond 1450 voor de Magdalenakerk in Goes bestemd waren, rijst de vraag waarom een enkele missaal niet volstond. Vanaf de tweede helft van de twaalfde eeuw bestond er al een parochiekerk in Goes, en in latere bronnen is zij gewijd aan Maria Magdalena. In 1423 werden de vernieuwde westtoren en een uitbreiding van het schip gewijd, en vanaf 1455 werd ook het koor uitgebreid. Of deze activiteiten verband houden met een of beide missalen, is onduidelijk. Vanaf 1440 werden pogingen gedaan om de zeven getijden in de kerk te zingen (zoals monniken dat in kloosters deden), maar onze missalen lijken daar niets mee te maken te hebben, en het initiatief was in het begin ook geen succes.
Nadat protestanten de kerk overnamen werd in 1578 werd volgens archiefstukken ‘het missaal’ door het gilde van kooplieden naar het stadhuis gebracht. Het enkelvoud lijkt te duiden op één (hoofd)missaal, maar verdere informatie ontbreekt. Het verklaart wel waarom een of beide missalen uiteindelijk in het Gemeentearchief terechtkwamen, samen met het kleinere en anders georganiseerde Missaal 3 van de Dominicanen.
Besluit
Net als bij Missaal 1 is verder onderzoek nodig om een beter beeld van alle aspecten van Missaal 2 en zijn verhouding met Missaal 1 te verkrijgen. De overeenkomsten en verschillen zijn intrigerend (afb. 6-7), en tonen eens te meer aan dat Missaal 2, net als zijn broedermissaal, als belangrijk Zeeuws erfgoed mag worden beschouwd. Dat er ruim 30 bladen nu missen is te betreuren, maar dat is ook onderdeel van het roerige verhaal van dit missaal en de tijd en de plaats waarin het is gebruikt.
Afb. 6: Kruis van bladgoud onderaan de sectie met eucharistische gebeden in Missaal 1 (fol. 126 extra 6v (scan 270))Afb. 7: Kruis van bladgoud onderaan de sectie met eucharistische gebeden in Missaal 2 (fol. 144 extra 6v (scan 266))
Onderzoek: Vera Langens, MA-student van de opleiding Ancient, Medieval en Renaissance Studies aan de Universiteit Utrecht. Dit onderzoek werd in mei en juni 2023 uitgevoerd onder begeleiding van Bart Jaski en prof. Marco Mostert. Met dank aan Marijn de Valk (Boekrestauratie, Middelburg) en Rutger Mauritz (cantor Grote Magdalenakerk, Goes).
C. Dekker, Een schamele landstede: geschiedenis van Goes tot aan de Satisfactie in 1577 (Goes, 2002).
A.L. Kort & A.J. Barth, Stappen in en om de Grote Kerk in Goes (Goes, 2013).
Klara H. Broekhuijsen, ‘Delft’, in: Anne S. Korteweg (red.), Kriezels, aubergines en takkenbossen. Randversiering in Noordnederlandse handschriften uit de vijftiende eeuw. (Zutphen, 1992), pp. 56-67.
G.J. Lepoeter, ‘Het zevengetijdencollege in de H. Maria Magdalenakerk te Goes. De bewaard gebleven missalen, tastbare herinnering aan een bijzonder aspect van de katholieke eredienst in de vijftiende en zestiende eeuw’, Bulletin Stichting Oude Zeeuwse Kerken 86 (april 2022), pp. 3-9.
J.G.C. Venner en C.A. Chavannes-Mazel, ‘Delftse handschriften en boekverluchting’, in: De stad Delft: cultuur en maatschappij tot 1572. 2 delen (Delft, 1979-1980), I, pp. 134-137.
In het Gemeentearchief Goes liggen drie middeleeuwse manuscripten, waaronder twee missalen die uit de Grote of Maria Magdalenakerk van Goes komen, terwijl Missaal 3 een zeldzaam dominicaans missaal is. Van de drie vertonen de twee grootste, Missaal 1 en Missaal 2, grote gelijkenissen met elkaar. Missaal 2 is het wat grotere exemplaar, maar is minder compleet: ca. 11% van het handschrift ontbreekt. Met behulp van Missaal 1 kunnen we voor een gedeelte beredeneren wat er gebeurd is.
In de beschrijving van Missaal 1 wordt uitgelegd wat een missaal is en in welke volgorde de teksten staan. Qua opzet en zelfs uitvoering toont Missaal 2 veel overeenkomsten met Missaal 1, en dus vinden we ook hier de heiligenkalender op drie ongenummerde bladen aan het begin, gevolgd door het Temporale en het Sanctorale. In het midden staan de eucharistische gebeden op ongenummerde bladen, na fol. 143 (cliii) en een abusievelijk ongenummerd folium. Na fol. 251 (ccli) volgen ook in Missaal 2 de sequensen op ongenummerde bladen. Al met al zal Missaal 2 hebben bestaan uit 4 (kalender en Adiutorium nostrum) + 145 (genummerd 1-143 en een ongenummerd blad) + 8 (eucharistische gebeden) + 107 (genummerd 145-251) + 14 (sequensen) = 278 bladen. Dit is los van de twee dekbladen voor en achter en drie bladen aan het einde die later zijn toegevoegd. Al met al bijna dertig bladen meer dan Missaal 1, dat ook iets kleiner is dan de ca. 37,5 x 26,5 cm die Missaal 2 meet. Missaal 2 is eveneens geschreven in een Gotische textualis, maar die is meestal wat groter uitgevoerd, zodat er meer bladen nodig waren om alle teksten te kunnen bevatten.
Uitgesneden bladen
Er ontbreken nu 31 bladen aan het missaal, de meeste genummerd: 1, 10-11, 80-87, 93, 96-103, 110-111, 144 extra 1 en 2 (begin van de eucharistische gebeden), 144 bis (voorafgaand aan 145), 175, 215, 224, 237-238 en [252] (begin sequensen). Voor een gedeelte komt dit overeen met de zes bladen die uit Missaal 1 ontbreken, namelijk de bladen die versierd zouden geweest met een miniatuur of een versierde initiaal met afbeeldingen met Christus of heiligen. Die afbeeldingen werden door protestanten niet getolereerd en zullen aan het einde van de zestiende eeuw zijn verwijderd. Dit kan ook verklaren waarom er in Missaal 2 twee complete katernen ontbreken. Katernen zijn verzamelingen van bijeengebonden gevouwen vellen, in dit missaal meestal vier dubbelgevouwen vellen perkament, in totaal acht bladen of zestien bladzijden. De twee katernen die hier missen (80-87 en 96-103) komen overeen met bladen 81 en 95 die in Missaal 1 ontbreken – alleen zijn in Missaal 2 dus gelijk de katernen als geheel verwijderd, niet slechts de individuele versierde bladen. In Missaal 2 ontbreekt ook het bladvullende miniatuur met Jezus aan het kruis, met Maria en Johannes eromheen, aan het begin van de eucharistische gebeden, en een versierde initiaal op het tegenoverliggende blad. Wie kijkt naar fol. 179v van het Missaal van de Utrechtse Mariakerk krijgt een indruk hoe dit eruit heeft kunnen zien. Dit missaal (Utrecht, Universiteitsbibliotheek, Hs. 402) komt uit het tweede kwart van de vijftiende eeuw. Wellicht dat er uit Missaal 2 zoveel meer bladen ontbreken omdat deze rijker was versierd dan Missaal 1, maar sommige bladen kunnen ook om andere redenen verloren zijn gegaan.
Een nieuwe band
Dat in Missaal 2 twee complete katernen ontbreken is niet gelijk zichtbaar, want het missaal is zodanig opnieuw ingebonden dat de overgebleven katernen naadloos op elkaar aansluiten. Daar waar Missaal 1 nog zijn oorspronkelijke vijftiende-eeuwse stempelband heeft, daar is deze bij Missaal 2 vervangen door een band die waarschijnlijk in de late zestiende eeuw of vroege zeventiende eeuw is aangebracht, versierd met rolstempels met palmetten, bloemranken en geometrische figuren, en met stempels van lelies en bloemmotieven (afb. 1). Op het achterplat zijn restanten van een hulselband te zien, die bij Missaal 1 veel beter bewaard is. De hulselband was voorheen vastgemaakt met metalen knoppen, die hebben doorgedrukt in de schutbladen en zelfs dieper in het handschrift. Waar de band is vervaardigd moet nog nader onderzocht worden, maar we mogen aannemen dat deze is aangebracht nadat (en wellicht doordat) de versierde en andere bladen waren verwijderd. Dat dit is gebeurd bleek uit de restauratie van het handschrift die in 2023 door Marijn de Valk werd gedaan. Hieruit werd duidelijk dat de huidige bindingen van touw (afb. 2) eerdere bindingen van leer hadden vervangen.
Afb. 1: Band met rolstempels van voor de restauratie (scan 1)Afb. 2: Bovenkant van de rug, met de katernen duidelijk zichtbaar, en zo ingebonden dat ze op elkaar aansluiten. De bindingen zijn gemaakt van touw (scan 2).
Aanvullingen
Bladen en teksten werden niet alleen verwijderd, maar ook aangevuld. Een interessante toevoeging is in de kalender (fol. iii-v) voor 21 november, waar ‘presentatio marie’ tussen de regels is bijgeschreven. Het feest van Maria Presentatie werd in 1472 ingesteld (en weer onderdrukt in 1568), wat een extra aanwijzing geeft dat het missaal vóór 1472 moet zijn vervaardigd. In Missaal 1 ontbreekt deze toevoeging. Andere toevoegingen zijn te vinden op de versozijde het eerste schutblad (mis voor bruidegom en bruid), fol. 9r, 109v (afgesneden bij het opnieuw inbinden), 210r, 218v (‘Gedruckt bij Adriaen Pieterszoon Bol, sijn neuse in mijn hol, Anno 1600’), 229v, 233r, 251r, [265]v en het laatste dekblad (met een gebed). Op fol. 210r is in rood geschreven: ‘de sancta Anna vidua officium quere in fine libri’ (Voor het officie van sint Anna de weduwe, zie aan het einde van het boek). En inderdaad vinden we daar drie later toegevoegde bladen (fol. [266]-[268]) met eerst gezangen met muzieknotatie en op het laatste blad, door dezelfde persoon geschreven, het officie van Sint Anna. In Missaal 1 zijn ook liturgische teksten voor de feestdag van Sint Anna toegevoegd. In Missaal 2 gebeurde dat in de jaren kort na 1500, want de schrijver heeft op de versozijde van dit blad nog een andere tekst gezet (afb. 3), die begint als volgt:
Iuramentum vicariorum vel officiantium missas, 1508. Ego Nomen, iuro ad hec sancta dei evangelia, quod ex hac die in antea, quamdiu presens tenuero beneficium, obediens ero curato ecclesie porrochialis beate marie magdalene in oppido de goes.
Eed van vicarissen (kapelanen) of officianten (priesters) voor de missen, 1508.
Ik, (Naam), zweer op dit heilige evangelie van God dat ik voortaan vanaf deze dag, zolang ik dit huidige beneficie zal behouden, gehoorzaam zal zijn aan de beheerder van de parochiekerk van de zalige Maria Magdalena in de stad Goes.
Dit is een standaard eedformule, en het is passend dat deze in een missaal wordt genoteerd – waarschijnlijk om uit gereciteerd te worden terwijl de eed op het evangelie zelf werd afgenomen. Het geeft ons ook belangrijk bewijs dat Missaal 2 in de Magdalenakerk werd gebruikt. Voor Missaal 1 ontbreekt daarvoor hard bewijs, maar er is in Goes of omgeving geen andere grote kerk aanwezig die een dergelijk duur missaal had kunnen laten vervaardigen en die we duidelijk aan Missaal 1 kunnen verbinden.
Onder de eedformule heeft iemand veel later nog zijn naam gezet: ‘Cornelis Brune’. We kennen hem uit verschillende archiefstukken als secretaris van Goes, waar hij in 1635 werd begraven.
Afb. 3: Het Iuramentum (eedformule) en aan het einde de naam Cornelis Brune.(fol. [268]v (scan 504)).
Delfts penwerk
Missaal 1 is versierd met gekleurd penwerk met schulpenranden uit Delft dat gangbaar was in de periode van ca. 1440-1460. In Missaal 2 zijn die schulpenranden ook aanwezig, soms in blauw en rood (bv. op fol. 105v, 116r (afb. 4), 119r en 132r), maar qua stijl en inkleuring wel iets minder uitbundig dan in Missaal 1. Op fol. 13r is ook een zogenaamde j-lijst, verticale blauwe en rode balkjes (afb. 5), die nog gangbaar waren aan het begin van de vijftiende eeuw. Dit kan er op wijzen dat Missaal 2 eerder in het vroegere gedeelte van de periode van ca. 1440-1460 te dateren is, enkele jaren eerder dan Missaal 1. Verder onderzoek naar Delfts penwerk kan hier wellicht meer definitief uitsluitsel over geven.
Afb. 4: Delfts penwerk en in de marge een later toegevoegde verwijzing naar fol. 14 (fol. 116r (scan 201))Afb. 5: Delfts penwerk en verticale j-lijst (fol. 13r (scan 35))
Als de conclusie is dat beide missalen rond 1450 voor de Magdalenakerk in Goes bestemd waren, rijst de vraag waarom een enkele missaal niet volstond. Vanaf de tweede helft van de twaalfde eeuw bestond er al een parochiekerk in Goes, en in latere bronnen is zij gewijd aan Maria Magdalena. In 1423 werden de vernieuwde westtoren en een uitbreiding van het schip gewijd, en vanaf 1455 werd ook het koor uitgebreid. Of deze activiteiten verband houden met een of beide missalen, is onduidelijk. Vanaf 1440 werden pogingen gedaan om de zeven getijden in de kerk te zingen (zoals monniken dat in kloosters deden), maar onze missalen lijken daar niets mee te maken te hebben, en het initiatief was in het begin ook geen succes.
Nadat protestanten de kerk overnamen werd in 1578 werd volgens archiefstukken ‘het missaal’ door het gilde van kooplieden naar het stadhuis gebracht. Het enkelvoud lijkt te duiden op één (hoofd)missaal, maar verdere informatie ontbreekt. Het verklaart wel waarom een of beide missalen uiteindelijk in het Gemeentearchief terechtkwamen, samen met het kleinere en anders georganiseerde Missaal 3 van de Dominicanen.
Besluit
Net als bij Missaal 1 is verder onderzoek nodig om een beter beeld van alle aspecten van Missaal 2 en zijn verhouding met Missaal 1 te verkrijgen. De overeenkomsten en verschillen zijn intrigerend (afb. 6-7), en tonen eens te meer aan dat Missaal 2, net als zijn broedermissaal, als belangrijk Zeeuws erfgoed mag worden beschouwd. Dat er ruim 30 bladen nu missen is te betreuren, maar dat is ook onderdeel van het roerige verhaal van dit missaal en de tijd en de plaats waarin het is gebruikt.
Afb. 6: Kruis van bladgoud onderaan de sectie met eucharistische gebeden in Missaal 1 (fol. 126 extra 6v (scan 270))Afb. 7: Kruis van bladgoud onderaan de sectie met eucharistische gebeden in Missaal 2 (fol. 144 extra 6v (scan 266))
Onderzoek: Vera Langens, MA-student van de opleiding Ancient, Medieval en Renaissance Studies aan de Universiteit Utrecht. Dit onderzoek werd in mei en juni 2023 uitgevoerd onder begeleiding van Bart Jaski en prof. Marco Mostert. Met dank aan Marijn de Valk (Boekrestauratie, Middelburg) en Rutger Mauritz (cantor Grote Magdalenakerk, Goes).
C. Dekker, Een schamele landstede: geschiedenis van Goes tot aan de Satisfactie in 1577 (Goes, 2002).
A.L. Kort & A.J. Barth, Stappen in en om de Grote Kerk in Goes (Goes, 2013).
Klara H. Broekhuijsen, ‘Delft’, in: Anne S. Korteweg (red.), Kriezels, aubergines en takkenbossen. Randversiering in Noordnederlandse handschriften uit de vijftiende eeuw. (Zutphen, 1992), pp. 56-67.
G.J. Lepoeter, ‘Het zevengetijdencollege in de H. Maria Magdalenakerk te Goes. De bewaard gebleven missalen, tastbare herinnering aan een bijzonder aspect van de katholieke eredienst in de vijftiende en zestiende eeuw’, Bulletin Stichting Oude Zeeuwse Kerken 86 (april 2022), pp. 3-9.
J.G.C. Venner en C.A. Chavannes-Mazel, ‘Delftse handschriften en boekverluchting’, in: De stad Delft: cultuur en maatschappij tot 1572. 2 delen (Delft, 1979-1980), I, pp. 134-137.
In het Gemeentearchief Goes liggen drie middeleeuwse manuscripten, waaronder twee missalen die uit de Grote of Maria Magdalenakerk van Goes komen, terwijl Missaal 3 een zeldzaam dominicaans missaal is. Van de drie vertonen de twee grootste, Missaal 1 en Missaal 2, grote gelijkenissen met elkaar. Missaal 2 is het wat grotere exemplaar, maar is minder compleet: ca. 11% van het handschrift ontbreekt. Met behulp van Missaal 1 kunnen we voor een gedeelte beredeneren wat er gebeurd is.
In de beschrijving van Missaal 1 wordt uitgelegd wat een missaal is en in welke volgorde de teksten staan. Qua opzet en zelfs uitvoering toont Missaal 2 veel overeenkomsten met Missaal 1, en dus vinden we ook hier de heiligenkalender op drie ongenummerde bladen aan het begin, gevolgd door het Temporale en het Sanctorale. In het midden staan de eucharistische gebeden op ongenummerde bladen, na fol. 143 (cliii) en een abusievelijk ongenummerd folium. Na fol. 251 (ccli) volgen ook in Missaal 2 de sequensen op ongenummerde bladen. Al met al zal Missaal 2 hebben bestaan uit 4 (kalender en Adiutorium nostrum) + 145 (genummerd 1-143 en een ongenummerd blad) + 8 (eucharistische gebeden) + 107 (genummerd 145-251) + 14 (sequensen) = 278 bladen. Dit is los van de twee dekbladen voor en achter en drie bladen aan het einde die later zijn toegevoegd. Al met al bijna dertig bladen meer dan Missaal 1, dat ook iets kleiner is dan de ca. 37,5 x 26,5 cm die Missaal 2 meet. Missaal 2 is eveneens geschreven in een Gotische textualis, maar die is meestal wat groter uitgevoerd, zodat er meer bladen nodig waren om alle teksten te kunnen bevatten.
Uitgesneden bladen
Er ontbreken nu 31 bladen aan het missaal, de meeste genummerd: 1, 10-11, 80-87, 93, 96-103, 110-111, 144 extra 1 en 2 (begin van de eucharistische gebeden), 144 bis (voorafgaand aan 145), 175, 215, 224, 237-238 en [252] (begin sequensen). Voor een gedeelte komt dit overeen met de zes bladen die uit Missaal 1 ontbreken, namelijk de bladen die versierd zouden geweest met een miniatuur of een versierde initiaal met afbeeldingen met Christus of heiligen. Die afbeeldingen werden door protestanten niet getolereerd en zullen aan het einde van de zestiende eeuw zijn verwijderd. Dit kan ook verklaren waarom er in Missaal 2 twee complete katernen ontbreken. Katernen zijn verzamelingen van bijeengebonden gevouwen vellen, in dit missaal meestal vier dubbelgevouwen vellen perkament, in totaal acht bladen of zestien bladzijden. De twee katernen die hier missen (80-87 en 96-103) komen overeen met bladen 81 en 95 die in Missaal 1 ontbreken – alleen zijn in Missaal 2 dus gelijk de katernen als geheel verwijderd, niet slechts de individuele versierde bladen. In Missaal 2 ontbreekt ook het bladvullende miniatuur met Jezus aan het kruis, met Maria en Johannes eromheen, aan het begin van de eucharistische gebeden, en een versierde initiaal op het tegenoverliggende blad. Wie kijkt naar fol. 179v van het Missaal van de Utrechtse Mariakerk krijgt een indruk hoe dit eruit heeft kunnen zien. Dit missaal (Utrecht, Universiteitsbibliotheek, Hs. 402) komt uit het tweede kwart van de vijftiende eeuw. Wellicht dat er uit Missaal 2 zoveel meer bladen ontbreken omdat deze rijker was versierd dan Missaal 1, maar sommige bladen kunnen ook om andere redenen verloren zijn gegaan.
Een nieuwe band
Dat in Missaal 2 twee complete katernen ontbreken is niet gelijk zichtbaar, want het missaal is zodanig opnieuw ingebonden dat de overgebleven katernen naadloos op elkaar aansluiten. Daar waar Missaal 1 nog zijn oorspronkelijke vijftiende-eeuwse stempelband heeft, daar is deze bij Missaal 2 vervangen door een band die waarschijnlijk in de late zestiende eeuw of vroege zeventiende eeuw is aangebracht, versierd met rolstempels met palmetten, bloemranken en geometrische figuren, en met stempels van lelies en bloemmotieven (afb. 1). Op het achterplat zijn restanten van een hulselband te zien, die bij Missaal 1 veel beter bewaard is. De hulselband was voorheen vastgemaakt met metalen knoppen, die hebben doorgedrukt in de schutbladen en zelfs dieper in het handschrift. Waar de band is vervaardigd moet nog nader onderzocht worden, maar we mogen aannemen dat deze is aangebracht nadat (en wellicht doordat) de versierde en andere bladen waren verwijderd. Dat dit is gebeurd bleek uit de restauratie van het handschrift die in 2023 door Marijn de Valk werd gedaan. Hieruit werd duidelijk dat de huidige bindingen van touw (afb. 2) eerdere bindingen van leer hadden vervangen.
Afb. 1: Band met rolstempels van voor de restauratie (scan 1)Afb. 2: Bovenkant van de rug, met de katernen duidelijk zichtbaar, en zo ingebonden dat ze op elkaar aansluiten. De bindingen zijn gemaakt van touw (scan 2).
Aanvullingen
Bladen en teksten werden niet alleen verwijderd, maar ook aangevuld. Een interessante toevoeging is in de kalender (fol. iii-v) voor 21 november, waar ‘presentatio marie’ tussen de regels is bijgeschreven. Het feest van Maria Presentatie werd in 1472 ingesteld (en weer onderdrukt in 1568), wat een extra aanwijzing geeft dat het missaal vóór 1472 moet zijn vervaardigd. In Missaal 1 ontbreekt deze toevoeging. Andere toevoegingen zijn te vinden op de versozijde het eerste schutblad (mis voor bruidegom en bruid), fol. 9r, 109v (afgesneden bij het opnieuw inbinden), 210r, 218v (‘Gedruckt bij Adriaen Pieterszoon Bol, sijn neuse in mijn hol, Anno 1600’), 229v, 233r, 251r, [265]v en het laatste dekblad (met een gebed). Op fol. 210r is in rood geschreven: ‘de sancta Anna vidua officium quere in fine libri’ (Voor het officie van sint Anna de weduwe, zie aan het einde van het boek). En inderdaad vinden we daar drie later toegevoegde bladen (fol. [266]-[268]) met eerst gezangen met muzieknotatie en op het laatste blad, door dezelfde persoon geschreven, het officie van Sint Anna. In Missaal 1 zijn ook liturgische teksten voor de feestdag van Sint Anna toegevoegd. In Missaal 2 gebeurde dat in de jaren kort na 1500, want de schrijver heeft op de versozijde van dit blad nog een andere tekst gezet (afb. 3), die begint als volgt:
Iuramentum vicariorum vel officiantium missas, 1508. Ego Nomen, iuro ad hec sancta dei evangelia, quod ex hac die in antea, quamdiu presens tenuero beneficium, obediens ero curato ecclesie porrochialis beate marie magdalene in oppido de goes.
Eed van vicarissen (kapelanen) of officianten (priesters) voor de missen, 1508.
Ik, (Naam), zweer op dit heilige evangelie van God dat ik voortaan vanaf deze dag, zolang ik dit huidige beneficie zal behouden, gehoorzaam zal zijn aan de beheerder van de parochiekerk van de zalige Maria Magdalena in de stad Goes.
Dit is een standaard eedformule, en het is passend dat deze in een missaal wordt genoteerd – waarschijnlijk om uit gereciteerd te worden terwijl de eed op het evangelie zelf werd afgenomen. Het geeft ons ook belangrijk bewijs dat Missaal 2 in de Magdalenakerk werd gebruikt. Voor Missaal 1 ontbreekt daarvoor hard bewijs, maar er is in Goes of omgeving geen andere grote kerk aanwezig die een dergelijk duur missaal had kunnen laten vervaardigen en die we duidelijk aan Missaal 1 kunnen verbinden.
Onder de eedformule heeft iemand veel later nog zijn naam gezet: ‘Cornelis Brune’. We kennen hem uit verschillende archiefstukken als secretaris van Goes, waar hij in 1635 werd begraven.
Afb. 3: Het Iuramentum (eedformule) en aan het einde de naam Cornelis Brune.(fol. [268]v (scan 504)).
Delfts penwerk
Missaal 1 is versierd met gekleurd penwerk met schulpenranden uit Delft dat gangbaar was in de periode van ca. 1440-1460. In Missaal 2 zijn die schulpenranden ook aanwezig, soms in blauw en rood (bv. op fol. 105v, 116r (afb. 4), 119r en 132r), maar qua stijl en inkleuring wel iets minder uitbundig dan in Missaal 1. Op fol. 13r is ook een zogenaamde j-lijst, verticale blauwe en rode balkjes (afb. 5), die nog gangbaar waren aan het begin van de vijftiende eeuw. Dit kan er op wijzen dat Missaal 2 eerder in het vroegere gedeelte van de periode van ca. 1440-1460 te dateren is, enkele jaren eerder dan Missaal 1. Verder onderzoek naar Delfts penwerk kan hier wellicht meer definitief uitsluitsel over geven.
Afb. 4: Delfts penwerk en in de marge een later toegevoegde verwijzing naar fol. 14 (fol. 116r (scan 201))Afb. 5: Delfts penwerk en verticale j-lijst (fol. 13r (scan 35))
Als de conclusie is dat beide missalen rond 1450 voor de Magdalenakerk in Goes bestemd waren, rijst de vraag waarom een enkele missaal niet volstond. Vanaf de tweede helft van de twaalfde eeuw bestond er al een parochiekerk in Goes, en in latere bronnen is zij gewijd aan Maria Magdalena. In 1423 werden de vernieuwde westtoren en een uitbreiding van het schip gewijd, en vanaf 1455 werd ook het koor uitgebreid. Of deze activiteiten verband houden met een of beide missalen, is onduidelijk. Vanaf 1440 werden pogingen gedaan om de zeven getijden in de kerk te zingen (zoals monniken dat in kloosters deden), maar onze missalen lijken daar niets mee te maken te hebben, en het initiatief was in het begin ook geen succes.
Nadat protestanten de kerk overnamen werd in 1578 werd volgens archiefstukken ‘het missaal’ door het gilde van kooplieden naar het stadhuis gebracht. Het enkelvoud lijkt te duiden op één (hoofd)missaal, maar verdere informatie ontbreekt. Het verklaart wel waarom een of beide missalen uiteindelijk in het Gemeentearchief terechtkwamen, samen met het kleinere en anders georganiseerde Missaal 3 van de Dominicanen.
Besluit
Net als bij Missaal 1 is verder onderzoek nodig om een beter beeld van alle aspecten van Missaal 2 en zijn verhouding met Missaal 1 te verkrijgen. De overeenkomsten en verschillen zijn intrigerend (afb. 6-7), en tonen eens te meer aan dat Missaal 2, net als zijn broedermissaal, als belangrijk Zeeuws erfgoed mag worden beschouwd. Dat er ruim 30 bladen nu missen is te betreuren, maar dat is ook onderdeel van het roerige verhaal van dit missaal en de tijd en de plaats waarin het is gebruikt.
Afb. 6: Kruis van bladgoud onderaan de sectie met eucharistische gebeden in Missaal 1 (fol. 126 extra 6v (scan 270))Afb. 7: Kruis van bladgoud onderaan de sectie met eucharistische gebeden in Missaal 2 (fol. 144 extra 6v (scan 266))
Onderzoek: Vera Langens, MA-student van de opleiding Ancient, Medieval en Renaissance Studies aan de Universiteit Utrecht. Dit onderzoek werd in mei en juni 2023 uitgevoerd onder begeleiding van Bart Jaski en prof. Marco Mostert. Met dank aan Marijn de Valk (Boekrestauratie, Middelburg) en Rutger Mauritz (cantor Grote Magdalenakerk, Goes).
C. Dekker, Een schamele landstede: geschiedenis van Goes tot aan de Satisfactie in 1577 (Goes, 2002).
A.L. Kort & A.J. Barth, Stappen in en om de Grote Kerk in Goes (Goes, 2013).
Klara H. Broekhuijsen, ‘Delft’, in: Anne S. Korteweg (red.), Kriezels, aubergines en takkenbossen. Randversiering in Noordnederlandse handschriften uit de vijftiende eeuw. (Zutphen, 1992), pp. 56-67.
G.J. Lepoeter, ‘Het zevengetijdencollege in de H. Maria Magdalenakerk te Goes. De bewaard gebleven missalen, tastbare herinnering aan een bijzonder aspect van de katholieke eredienst in de vijftiende en zestiende eeuw’, Bulletin Stichting Oude Zeeuwse Kerken 86 (april 2022), pp. 3-9.
J.G.C. Venner en C.A. Chavannes-Mazel, ‘Delftse handschriften en boekverluchting’, in: De stad Delft: cultuur en maatschappij tot 1572. 2 delen (Delft, 1979-1980), I, pp. 134-137.
De klokken uit de Grote Kerk worden afgevoerd in 1943.
— Jo Vissers
“Gemeente Goes 1930”: zo luidt het opschrift van de klok die een tijdje geleden in een klokkenstoel in Hijken werd opgehangen. Maar wat doet deze klok in Drenthe?
De klokken staan op de grond in afwachting van vervoer in 1943. Foto door Jo Vissers.
Een schema uit 1935 door stadsklokkenist (of beiaardier) H. Vissers biedt inzicht in het carillon. Vissers beschreef de klank, grootte, het opschrift en het bouwjaar van de klokken. De klok met het opschrift “Gemeente Goes”, gegoten in 1930, is aangeduid met het nummer 9. Dit is het enige klokje in het carillon van de Grote Kerk dat dit opschrift draagt, en uit 1930 komt. Het gaat om een klok met de toon Ais. Zijn voorganger komt uit 1913. In 1930 krijgt Eijsbouts de opdracht om vijf nieuwe klokken te gieten, waar deze er één van is.
Een mysterie als deze nodigt uit tot speculatie. Er zijn al wat verhalen en geruchten online verschenen: de klok zou met vier andere klokken onderweg naar Friesland zijn gezonken en verdwenen, of de klok zou tevoorschijn zijn gekomen bij de drooglegging van de Noordoostpolder. Deze mysteries kunnen we gelijk de wereld uithelpen: de klok is niet op de Noordoostpolder beland, en is na het zinken gewoon weer teruggekomen naar Goes. De vraag die overblijft: wat is er dan wel met deze klok gebeurd?
Schematisch overzicht van het carillon van de Grote Kerk, afkomstig uit het boekje “Aanteekeningen over het klokkenspel van den toren der St. Maria Magdalenakerk te Goes”, in 1935 geschreven door H. Vissers, stadsklokkenist/beiaardier en uitgegeven door de Oudheidkundige Vereeniging.
Deze klok maakte deel uit van de grote vracht klokken die in 1943 richting Duitsland voerde om te laten omsmelten voor de wapenindustrie. Ook de 39 andere klokken uit het carillon van de Grote Kerk, de klok uit het Soepuus en de klokken uit het Stadhuis moesten eraan geloven. Eenmaal op het IJsselmeer werd het schip echter moedwillig gezonken.
De correspondentie over het carillon na de Tweede Wereldoorlog is uitvoerig. Na de bevrijding kwam er een proces op gang om alle klokken te laten terugkeren naar hun oorspronkelijke plek. In een brief van de gemeente Goes naar de minister van binnenlandse zaken is een overzicht met alle klokken die uit Goes verdwenen opgenomen. De stadhuisklokken, de klok uit het Soepuus en het overzicht van de carillonklokken van Vissers. In totaal zijn er op dat moment 34 klokken terecht. 6 klokken, waaronder nummer 9, ontbreken nog.
Klokken uit het carillon van de Grote Kerk op weg naar beneden. Foto’s door Jo Vissers.
In een artikel van RTV Drenthe verschijnt er een foto van een archiefstuk waarop de klokken uit Goes worden genoemd. Vermeld staat dat de klokken 1 en 4 vermist zijn. Deze klokken blijken tijdens transport te zijn gebroken. Klok 15 is in de opslag te Amsterdam kapotgegaan. Drie klokken (waaronder nummer 9) bevinden zich in Delft voor klankanalyse in het Laboratirium voor Technische Physica (inmiddels TU Delft). De andere klokken zijn al terug in Goes.
Een fragment uit het rapport van de Nederlandse Klokkenspelvereniging over de klokken en inrichting van het klokkenspel uit de Grote Kerk, gedateerd 26 april 1947. Archief Gemeente Goes 1930-1969, inventarisnummer 192.
De perikelen rondom het carillon zijn echter nog niet opgelost. Er worden meerdere pogingen gedaan om het carillon weer op niveau te krijgen. Een groot deel moet opnieuw gekeurd, gestemd of geheel vervangen worden. De gemeente ontvangt het advies om een tiental klokken opnieuw te laten gieten. Welke klokken dat exact zijn, blijft helaas onduidelijk. In de tussentijd wordt ook nog besloten om zeven klokken toe te voegen, waardoor het carillon 47 klokken telt. In de jaren 1960 besluit de gemeente echter toch dat de kwaliteit van het klokkenspel niet meer goed te krijgen is. De materialen die zijn gebruikt bij het herstel, waren van onvoldoende kwaliteit en niet in staat de schade volledig teniet te doen. Het carillon wordt bijna volledig vervangen, met uitzondering van zes achttiende-eeuwse klokken die worden gerestaureerd.
De oude klokken worden verkocht als oud ijzer. Waar de klokken gebleven zijn is onduidelijk, maar waar klok 9 hangt weten we het inmiddels: in een klokkenstoel in Hijken.
"Gemeente Goes 1930": zo luidt het opschrift van de klok die een tijdje geleden in een klokkenstoel in Hijken werd opgehangen. Maar wat doet deze klok in Drenthe?
De klokken staan op de grond in afwachting van vervoer in 1943. Foto door Jo Vissers.
Een schema uit 1935 door stadsklokkenist (of beiaardier) H. Vissers biedt inzicht in het carillon. Vissers beschreef de klank, grootte, het opschrift en het bouwjaar van de klokken. De klok met het opschrift “Gemeente Goes”, gegoten in 1930, is aangeduid met het nummer 9. Dit is het enige klokje in het carillon van de Grote Kerk dat dit opschrift draagt, en uit 1930 komt. Het gaat om een klok met de toon Ais. Zijn voorganger komt uit 1913. In 1930 krijgt Eijsbouts de opdracht om vijf nieuwe klokken te gieten, waar deze er één van is.
Een mysterie als deze nodigt uit tot speculatie. Er zijn al wat verhalen en geruchten online verschenen: de klok zou met vier andere klokken onderweg naar Friesland zijn gezonken en verdwenen, of de klok zou tevoorschijn zijn gekomen bij de drooglegging van de Noordoostpolder. Deze mysteries kunnen we gelijk de wereld uithelpen: de klok is niet op de Noordoostpolder beland, en is na het zinken gewoon weer teruggekomen naar Goes. De vraag die overblijft: wat is er dan wel met deze klok gebeurd?
Schematisch overzicht van het carillon van de Grote Kerk, afkomstig uit het boekje “Aanteekeningen over het klokkenspel van den toren der St. Maria Magdalenakerk te Goes”, in 1935 geschreven door H. Vissers, stadsklokkenist/beiaardier en uitgegeven door de Oudheidkundige Vereeniging.
Deze klok maakte deel uit van de grote vracht klokken die in 1943 richting Duitsland voerde om te laten omsmelten voor de wapenindustrie. Ook de 39 andere klokken uit het carillon van de Grote Kerk, de klok uit het Soepuus en de klokken uit het Stadhuis moesten eraan geloven. Eenmaal op het IJsselmeer werd het schip echter moedwillig gezonken.
De correspondentie over het carillon na de Tweede Wereldoorlog is uitvoerig. Na de bevrijding kwam er een proces op gang om alle klokken te laten terugkeren naar hun oorspronkelijke plek. In een brief van de gemeente Goes naar de minister van binnenlandse zaken is een overzicht met alle klokken die uit Goes verdwenen opgenomen. De stadhuisklokken, de klok uit het Soepuus en het overzicht van de carillonklokken van Vissers. In totaal zijn er op dat moment 34 klokken terecht. 6 klokken, waaronder nummer 9, ontbreken nog.
Klokken uit het carillon van de Grote Kerk op weg naar beneden. Foto's door Jo Vissers.
In een artikel van RTV Drenthe verschijnt er een foto van een archiefstuk waarop de klokken uit Goes worden genoemd. Vermeld staat dat de klokken 1 en 4 vermist zijn. Deze klokken blijken tijdens transport te zijn gebroken. Klok 15 is in de opslag te Amsterdam kapotgegaan. Drie klokken (waaronder nummer 9) bevinden zich in Delft voor klankanalyse in het Laboratirium voor Technische Physica (inmiddels TU Delft). De andere klokken zijn al terug in Goes.
Een fragment uit het rapport van de Nederlandse Klokkenspelvereniging over de klokken en inrichting van het klokkenspel uit de Grote Kerk, gedateerd 26 april 1947. Archief Gemeente Goes 1930-1969, inventarisnummer 192.
De perikelen rondom het carillon zijn echter nog niet opgelost. Er worden meerdere pogingen gedaan om het carillon weer op niveau te krijgen. Een groot deel moet opnieuw gekeurd, gestemd of geheel vervangen worden. De gemeente ontvangt het advies om een tiental klokken opnieuw te laten gieten. Welke klokken dat exact zijn, blijft helaas onduidelijk. In de tussentijd wordt ook nog besloten om zeven klokken toe te voegen, waardoor het carillon 47 klokken telt. In de jaren 1960 besluit de gemeente echter toch dat de kwaliteit van het klokkenspel niet meer goed te krijgen is. De materialen die zijn gebruikt bij het herstel, waren van onvoldoende kwaliteit en niet in staat de schade volledig teniet te doen. Het carillon wordt bijna volledig vervangen, met uitzondering van zes achttiende-eeuwse klokken die worden gerestaureerd.
De oude klokken worden verkocht als oud ijzer. Waar de klokken gebleven zijn is onduidelijk, maar waar klok 9 hangt weten we het inmiddels: in een klokkenstoel in Hijken.
"
["post_date"]=>
string(19) "2025-07-29 11:08:05"
["post_excerpt"]=>
string(200) "Wat doet een klok met het opschrift "Gemeente Goes 1930" in het Drentse Hijken? Het Gemeentearchief Goes zocht het uit en ontdekte het verrassende lot van de carillonklokken na de Tweede Wereldoorlog."
["post_parent"]=>
int(0)
["post_status"]=>
string(7) "publish"
["post_title"]=>
string(24) "Een Goese klok in Hijken"
["post_type"]=>
string(4) "post"
["slug"]=>
string(24) "een-goese-klok-in-hijken"
["__type":protected]=>
NULL
["_edit_lock"]=>
string(12) "1753794128:3"
["prose_content"]=>
string(20010) "
Een Goese klok in Hijken
De klokken uit de Grote Kerk worden afgevoerd in 1943.
— Jo Vissers
“Gemeente Goes 1930”: zo luidt het opschrift van de klok die een tijdje geleden in een klokkenstoel in Hijken werd opgehangen. Maar wat doet deze klok in Drenthe?
De klokken staan op de grond in afwachting van vervoer in 1943. Foto door Jo Vissers.
Een schema uit 1935 door stadsklokkenist (of beiaardier) H. Vissers biedt inzicht in het carillon. Vissers beschreef de klank, grootte, het opschrift en het bouwjaar van de klokken. De klok met het opschrift “Gemeente Goes”, gegoten in 1930, is aangeduid met het nummer 9. Dit is het enige klokje in het carillon van de Grote Kerk dat dit opschrift draagt, en uit 1930 komt. Het gaat om een klok met de toon Ais. Zijn voorganger komt uit 1913. In 1930 krijgt Eijsbouts de opdracht om vijf nieuwe klokken te gieten, waar deze er één van is.
Een mysterie als deze nodigt uit tot speculatie. Er zijn al wat verhalen en geruchten online verschenen: de klok zou met vier andere klokken onderweg naar Friesland zijn gezonken en verdwenen, of de klok zou tevoorschijn zijn gekomen bij de drooglegging van de Noordoostpolder. Deze mysteries kunnen we gelijk de wereld uithelpen: de klok is niet op de Noordoostpolder beland, en is na het zinken gewoon weer teruggekomen naar Goes. De vraag die overblijft: wat is er dan wel met deze klok gebeurd?
Schematisch overzicht van het carillon van de Grote Kerk, afkomstig uit het boekje “Aanteekeningen over het klokkenspel van den toren der St. Maria Magdalenakerk te Goes”, in 1935 geschreven door H. Vissers, stadsklokkenist/beiaardier en uitgegeven door de Oudheidkundige Vereeniging.
Deze klok maakte deel uit van de grote vracht klokken die in 1943 richting Duitsland voerde om te laten omsmelten voor de wapenindustrie. Ook de 39 andere klokken uit het carillon van de Grote Kerk, de klok uit het Soepuus en de klokken uit het Stadhuis moesten eraan geloven. Eenmaal op het IJsselmeer werd het schip echter moedwillig gezonken.
De correspondentie over het carillon na de Tweede Wereldoorlog is uitvoerig. Na de bevrijding kwam er een proces op gang om alle klokken te laten terugkeren naar hun oorspronkelijke plek. In een brief van de gemeente Goes naar de minister van binnenlandse zaken is een overzicht met alle klokken die uit Goes verdwenen opgenomen. De stadhuisklokken, de klok uit het Soepuus en het overzicht van de carillonklokken van Vissers. In totaal zijn er op dat moment 34 klokken terecht. 6 klokken, waaronder nummer 9, ontbreken nog.
Klokken uit het carillon van de Grote Kerk op weg naar beneden. Foto’s door Jo Vissers.
In een artikel van RTV Drenthe verschijnt er een foto van een archiefstuk waarop de klokken uit Goes worden genoemd. Vermeld staat dat de klokken 1 en 4 vermist zijn. Deze klokken blijken tijdens transport te zijn gebroken. Klok 15 is in de opslag te Amsterdam kapotgegaan. Drie klokken (waaronder nummer 9) bevinden zich in Delft voor klankanalyse in het Laboratirium voor Technische Physica (inmiddels TU Delft). De andere klokken zijn al terug in Goes.
Een fragment uit het rapport van de Nederlandse Klokkenspelvereniging over de klokken en inrichting van het klokkenspel uit de Grote Kerk, gedateerd 26 april 1947. Archief Gemeente Goes 1930-1969, inventarisnummer 192.
De perikelen rondom het carillon zijn echter nog niet opgelost. Er worden meerdere pogingen gedaan om het carillon weer op niveau te krijgen. Een groot deel moet opnieuw gekeurd, gestemd of geheel vervangen worden. De gemeente ontvangt het advies om een tiental klokken opnieuw te laten gieten. Welke klokken dat exact zijn, blijft helaas onduidelijk. In de tussentijd wordt ook nog besloten om zeven klokken toe te voegen, waardoor het carillon 47 klokken telt. In de jaren 1960 besluit de gemeente echter toch dat de kwaliteit van het klokkenspel niet meer goed te krijgen is. De materialen die zijn gebruikt bij het herstel, waren van onvoldoende kwaliteit en niet in staat de schade volledig teniet te doen. Het carillon wordt bijna volledig vervangen, met uitzondering van zes achttiende-eeuwse klokken die worden gerestaureerd.
De oude klokken worden verkocht als oud ijzer. Waar de klokken gebleven zijn is onduidelijk, maar waar klok 9 hangt weten we het inmiddels: in een klokkenstoel in Hijken.
Oorlog in mijn Buurt – Verhalen van vroeger, verteld door jongeren van nu
Ter gelegenheid van 80 jaar Bevrijding sloegen de Gemeente Goes en Stichting In mijn Buurt de handen ineen voor het project Oorlog in mijn Buurt. Dit initiatief draait om echte ontmoetingen tussen jong en oud, waarbij jongeren het verleden ontdekken door de verhalen van mensen die het zelf meemaakten.
Leerlingen uit Goese basisschoolklassen begonnen het project met een gastles van het Gemeentearchief Goes. Daar doken ze in de lokale geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog en de bevrijding van Goes. Daarna gingen ze zelf op pad: in kleine groepjes bezochten ze ouderen die de oorlog aan den lijve hadden ondervonden.
Onder begeleiding van coördinator Nico Out en de stichting leerden de leerlingen hoe ze een goed interview voeren. Ze luisterden aandachtig naar de persoonlijke verhalen van de ooggetuigen, stelden vragen en leefden zich in. De gesprekken vonden plaats in de huiskamers van de ouderen – warme, persoonlijke ontmoetingen waarin geschiedenis opeens heel dichtbij kwam.
De leerlingen verwerkten de verhalen in hun eigen woorden en voerden ze op tijdens een indrukwekkende eindvoorstelling in Nieuwdorp. Ze spraken met overtuiging en inlevingsvermogen. Ouderen voelden zich gehoord, jongeren keken met andere ogen naar het verleden.
Met dit project gaven we herinneringen een gezicht en een stem. De leerlingen leerden meer dan historische feiten – ze leerden luisteren, verbinden en vertellen. Oorlog in mijn Buurt laat zien dat erfgoed leeft, juist als je het deelt.
Tijdens het bevrijdingsfestival in Vlissingen staan grote schermen met meer informatie over het project. In het najaar van 2025 wordt een tentoonstelling opgezet rondom Oorlog in mijn Buurt die in Goes geplaatst zal worden.
"
["_edit_last"]=>
string(1) "7"
["wider_content"]=>
string(1) "1"
["_wider_content"]=>
string(19) "field_65129630437f4"
["hide_title"]=>
string(1) "0"
["_hide_title"]=>
string(19) "field_6509a0b0983a3"
["hide_breadcrumbs"]=>
string(1) "0"
["_hide_breadcrumbs"]=>
string(19) "field_6511abbf2415d"
["floating_breadcrumbs"]=>
string(1) "0"
["_floating_breadcrumbs"]=>
string(19) "field_6512842afc997"
["text_over_banner"]=>
string(1) "0"
["_text_over_banner"]=>
string(19) "field_6512d6439ae35"
["loop_afbeelding"]=>
string(4) "7370"
["_loop_afbeelding"]=>
string(19) "field_650b04fc3443a"
["loop_titel"]=>
string(20) "Oorlog in mijn Buurt"
["_loop_titel"]=>
string(19) "field_650b065a3443c"
["loop_subtitel"]=>
string(25) "Oorlog in mijn Buurt Goes"
["_loop_subtitel"]=>
string(19) "field_65144485d77d4"
["loop_omschrijving"]=>
string(140) "In het teken van 80 jaar bevrijding is het educatieproject Oorlog in mijn Buurt opgezet in Goes. Een initiatief waar jong en oud samenkomt. "
["_loop_omschrijving"]=>
string(19) "field_650b065e3443d"
["loop"]=>
string(0) ""
["_loop"]=>
string(19) "field_650b05243443b"
["_yoast_wpseo_focuskw"]=>
string(25) "Oorlog in mijn Buurt Goes"
["_yoast_wpseo_metadesc"]=>
string(138) "Het project Oorlog in mijn Buurt in Goes koppelt basisschoolleerlingen aan ooggetuigen van de oorlog zodat de geschiedenis tastbaar wordt."
["_yoast_wpseo_linkdex"]=>
string(2) "69"
["_yoast_wpseo_content_score"]=>
string(2) "90"
["_yoast_wpseo_estimated-reading-time-minutes"]=>
string(1) "3"
["footnotes"]=>
string(0) ""
["_thumbnail_id"]=>
string(4) "7370"
["_yoast_wpseo_primary_category"]=>
string(0) ""
}
["___content":protected]=>
NULL
["_permalink":protected]=>
NULL
["_next":protected]=>
array(0) {
}
["_prev":protected]=>
array(0) {
}
["_css_class":protected]=>
NULL
["post_author"]=>
string(1) "7"
["post_content"]=>
string(3257) "
Oorlog in mijn Buurt – Verhalen van vroeger, verteld door jongeren van nu
Ter gelegenheid van 80 jaar Bevrijding sloegen de Gemeente Goes en Stichting In mijn Buurt de handen ineen voor het project Oorlog in mijn Buurt. Dit initiatief draait om echte ontmoetingen tussen jong en oud, waarbij jongeren het verleden ontdekken door de verhalen van mensen die het zelf meemaakten.
Leerlingen uit Goese basisschoolklassen begonnen het project met een gastles van het Gemeentearchief Goes. Daar doken ze in de lokale geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog en de bevrijding van Goes. Daarna gingen ze zelf op pad: in kleine groepjes bezochten ze ouderen die de oorlog aan den lijve hadden ondervonden.
Onder begeleiding van coördinator Nico Out en de stichting leerden de leerlingen hoe ze een goed interview voeren. Ze luisterden aandachtig naar de persoonlijke verhalen van de ooggetuigen, stelden vragen en leefden zich in. De gesprekken vonden plaats in de huiskamers van de ouderen – warme, persoonlijke ontmoetingen waarin geschiedenis opeens heel dichtbij kwam.
De leerlingen verwerkten de verhalen in hun eigen woorden en voerden ze op tijdens een indrukwekkende eindvoorstelling in Nieuwdorp. Ze spraken met overtuiging en inlevingsvermogen. Ouderen voelden zich gehoord, jongeren keken met andere ogen naar het verleden.
Met dit project gaven we herinneringen een gezicht en een stem. De leerlingen leerden meer dan historische feiten – ze leerden luisteren, verbinden en vertellen. Oorlog in mijn Buurt laat zien dat erfgoed leeft, juist als je het deelt.
Tijdens het bevrijdingsfestival in Vlissingen staan grote schermen met meer informatie over het project. In het najaar van 2025 wordt een tentoonstelling opgezet rondom Oorlog in mijn Buurt die in Goes geplaatst zal worden.
"
["post_date"]=>
string(19) "2025-04-24 11:45:15"
["post_excerpt"]=>
string(302) "Ter gelegenheid van 80 jaar Bevrijding sloegen de Gemeente Goes en Stichting In mijn Buurt de handen ineen voor het project Oorlog in mijn Buurt. Dit initiatief draait om echte ontmoetingen tussen jong en oud, waarbij jongeren het verleden ontdekken door de verhalen van mensen die het zelf meemaakten."
["post_parent"]=>
int(0)
["post_status"]=>
string(7) "publish"
["post_title"]=>
string(20) "Oorlog in mijn Buurt"
["post_type"]=>
string(4) "post"
["slug"]=>
string(17) "oorloginmijnbuurt"
["__type":protected]=>
NULL
["_edit_lock"]=>
string(12) "1749133564:7"
["prose_content"]=>
string(3820) "
Oorlog in mijn Buurt
Oorlog in mijn Buurt – Verhalen van vroeger, verteld door jongeren van nu
Ter gelegenheid van 80 jaar Bevrijding sloegen de Gemeente Goes en Stichting In mijn Buurt de handen ineen voor het project Oorlog in mijn Buurt. Dit initiatief draait om echte ontmoetingen tussen jong en oud, waarbij jongeren het verleden ontdekken door de verhalen van mensen die het zelf meemaakten.
Leerlingen uit Goese basisschoolklassen begonnen het project met een gastles van het Gemeentearchief Goes. Daar doken ze in de lokale geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog en de bevrijding van Goes. Daarna gingen ze zelf op pad: in kleine groepjes bezochten ze ouderen die de oorlog aan den lijve hadden ondervonden.
Onder begeleiding van coördinator Nico Out en de stichting leerden de leerlingen hoe ze een goed interview voeren. Ze luisterden aandachtig naar de persoonlijke verhalen van de ooggetuigen, stelden vragen en leefden zich in. De gesprekken vonden plaats in de huiskamers van de ouderen – warme, persoonlijke ontmoetingen waarin geschiedenis opeens heel dichtbij kwam.
De leerlingen verwerkten de verhalen in hun eigen woorden en voerden ze op tijdens een indrukwekkende eindvoorstelling in Nieuwdorp. Ze spraken met overtuiging en inlevingsvermogen. Ouderen voelden zich gehoord, jongeren keken met andere ogen naar het verleden.
Met dit project gaven we herinneringen een gezicht en een stem. De leerlingen leerden meer dan historische feiten – ze leerden luisteren, verbinden en vertellen. Oorlog in mijn Buurt laat zien dat erfgoed leeft, juist als je het deelt.
Tijdens het bevrijdingsfestival in Vlissingen staan grote schermen met meer informatie over het project. In het najaar van 2025 wordt een tentoonstelling opgezet rondom Oorlog in mijn Buurt die in Goes geplaatst zal worden.
Derde Nationale Vrouwenfestival in Amsterdamse Bos – Foto door Croes, Rob C. / Anefo
Maart is officieel queer geschiedenismaand. Aardig om eens terug te kijken naar eerdere ‘roze’ manifestaties in Goes en om speciaal eens te focussen op de damesliefde, die zich – toepasselijk – vooral in de Zusterstraat afspeelde. In Krantenbank Zeeland is van alles te vinden.
De Roze Karavaan
Op 23 juni 1981 doet de ‘Roze Karavaan’ een homo-manifestatie in de Goese binnenstad aan, zo melden de PZC, de Zierikzeesche Nieuwsbode en De Stem. Met straattoneel, informatiestand en een fototentoonstelling. De manifestatie is opgezet door het Roze Front in Breda, samen met plaatselijke werkgroepen homofilie in Zeeland. Deze zijn vermoedelijk gelieerd aan het COC. In de jaren erna komt de Roze Karavaan opnieuw naar Goes, in 1982 en 1983. Vervolgens wordt het stil. In 1985 organiseert het Gay Promotion Team in ’t Beest de Zeeuwse Homomanifestatie, maar dat wil, zo bericht de PZC van 25 mei 1985, niets van doen hebben met de Roze Karavaan.
Het COC is de oudste nog bestaande belangenvereniging voor homoseksuelen, lesbiennes, biseksuelen en transgenders en werd in 1946 opgericht in Amsterdam. In Zeeland gaat de geschiedenis terug tot 1969 met het ontstaan van De Werkgroep Homofilie Walcheren. In de jaren tachtig is er een poging gedaan om een Zeeuwse afdeling van het COC op te richten maar deze is half jaren tachtig opgeheven (bron website COC Zeeland). Toch, zo weten we uit eigen herinnering, zijn er eind jaren tachtig nog wel informele COC-bijeenkomsten in Goes, maandelijks op zondagavonden, eerst in het vroegere restaurant Slot Ostende, later in Café-Galerie La Strada.
Lesbische werkgroep Prima Donna en Jet in Goes
→
Die bestaande plaatselijke werkgroepen voorzien blijkbaar niet voor iedereen in een behoefte, want in 1984 wordt een groep speciaal voor vrouwen opgericht. De PZC van 8 juni maakt melding van de oprichting van de nieuwe Zeeuwse werkroep Prima Donna, die zich gaat richten op lesbische vrouwen in de provincie. In de bestaande homo-werkgroepen komen deze vrouwen nauwelijks aan bod, is de motivatie. De aftrap zal op 29 juni zijn, want die datum viel in de nationale Roze Week. De werkgroep wil overigens wel gaan samenwerken met die homogroepen en ook met de COC-afdeling Zeeland die in oprichting is. In het begin zullen vooral ontspannende dingen georganiseerd worden, zoals film en theater. Later zal dan gekeken worden of er bijvoorbeeld behoefte is aan praatgroepen. ‘Nu zijn er nog sommige vrouwen die van tijd tot tijd de provincie uitgaan om een dagje lesbisch te kunnen zijn’.
Prima Donna vindt onderdak in Vrouwenontmoetingscentrum Jet in de Zusterstraat, bericht de PZC van 7 september 1984. Het vrouwenontmoetingscentrum was een jaar eerder geopend, door een medewerkster van het provinciale bureau Welzijn. Vrouwenemancipatie was het belangrijkste doel.
Prima Donna houdt de eerste bijeenkomst in Jet op 16 september 1984. Twee keer per maand zullen er activiteiten zijn. In de PZC, De Stem, de Bevelander, Faam, Scheldebode en Zierikzeesche Nieuwsbode van de komende jaren zijn vele aankondigingen van de activiteiten te vinden. Elke maand is er Vrouwencafé en ook elke maand een themamiddag. In 1984 worden bijvoorbeeld de films Weggehen om anzukommen en Mädchen in Uniform vertoond. De laatste is een film uit 1931, een wereldwijd succes en een van de eerste films waarin lesbische personages voorkomen. Zanggroep De Houten Kelen treedt een keer op, er is een gezellige middag met informatiemateriaal en een bijeenkomst met het thema ‘Uitkomen voor’. Met Kerst is er livemuziek door een gelegenheidsformatie van ‘muziekminnende gevoelsgenotes.’ De PZC meldt hierover dat er ongeveer vijfentwintig vrouwen en kinderen aan de kerstbijeenkomst deelnamen en voorts dat Prima Donna in de eerste maanden van 1985 zal doorgaan met de contactmiddagen in Jet.
In dat jaar worden weer films vertoond, zoals Het gaat wel weer over, Twee vrouwen, Lianne en een komische film. Themabijeenkomsten gaan over onderwerpen als ‘Kunst en cultuur voor en door vrouwen’, ‘Biseksualiteit, hoe is het om van mannen én vrouwen te kunnen houden en wat dit bijvoorbeeld tot gevolgen heeft wanneer je getrouwd bent’ en over ‘Geloof en homoseksualiteit’. Elly de Waard houdt een voordracht van haar gedichten. Ze brengen een keer een bezoek aan het COC-feest in Bergen op Zoom. Er zijn bijeenkomsten met ‘gelegenheid tot swingen, praten en informatie inwinnen’ en spelletjesmiddagen.
Het eenjarig bestaan wordt gevierd met het eerste Zeeuwse Vrouwenfeest in ’t Pand in Middelburg. Het Antwerpse vrouwencabaret Puur en Ongezoet brengt het avondvullende programma De frappante fabels van Filomena Fantasia, een kritisch stuk over de confrontatie tussen dromen en verwachtingen met de dagelijkse realiteit. Zaken als uiterlijk en borstkanker komen aan de orde en problemen die alleenstaande vrouwen en lesbiennes ondervinden bij het zoeken naar onderdak. Ook de vrouwenbeweging zelf wordt aan een kritisch onderzoek onderworpen. De PZC van 21 juni wijdt een bespreking aan de verjaardag, “Prima Donna blijkt in een grote behoefte te voorzien.” Ruim honderd vrouwen uit heel Zeeland, ook wel uit Bergen op Zoom en Antwerpen zijn op het feest afgekomen. En er zijn plannen om in Zeeuws-Vlaanderen een eigen werkgroep op te richten.
Manhuistuin, locatie van Jet en Prima Donna. Gefotografeerd door Jolanda Bosselaar.
Op 26 juni wijdt de PZC een beschouwend artikel aan het vrouwencentrum in de Zusterstraat, ‘Vrouwencentrum Jet redelijk tevreden over afgelopen jaar’, waarin de bestuursleden aan het woord komen. De opkomst valt nog een beetje tegen, van drie tot twaalf vrouwen. Dat wordt geweten aan de interne verhuizing in het gebouw, niet nader genoemde strubbelingen en het korte bestaan. “Veel vrouwen kijken toch nog een beetje vreemd tegen ons aan, omdat hier bijvoorbeeld ook lesbische vrouwen komen. Ook blijkt er een vertekend beeld te bestaan van feministes. Veel vrouwen hebben dan toch het idee van slonzige types. Als ze dan hier komen valt hun mond open van verbazing, want dan blijkt hier alles netjes te zijn. Je ziet ze dan denken: het valt toch wel mee. Het zijn heel gewone vrouwen.”
De kranten blijven de jaren daarna ook steevast berichten over de tweewekelijkse bijeenkomsten van Prima Donna. Muziek, swingen, cabaret, theater, films, spelletjes, of ‘zo maar wat gezelligheid’. Veel, nog steeds wel modern aandoende thema’s komen voorbij. Transseksualiteit, lesbisch ouderschap, vrouwenliteratuur, mannelijke en vrouwelijke aspecten van de mens, lesbische vrouwen in andere culturen, diverse esoterische onderwerpen in relatie tot seksualiteit, SM, uitkomen voor lesbisch zijn, zwanger worden door kunstmatige inseminatie, discriminatie, aids, genetische manipulatie en voorplantingstechnologie. Maar ook ‘gewonere’ activiteiten zoals paaseieren zoeken, barbecue, wandelen, fietsen en samenzijn met Kerst. Jaarlijks wordt een Vrouwenfeest georganiseerd, in Goes of Middelburg. Er is samenwerking. Met de afdeling Zeeland van de Nederlandse Vereniging tot Integratie van Homoseksualiteit wordt een subsidieaanvraag bij de Goese emancipatiecommissie van 900 gulden gedaan. Ze willen op 5 september een grote roze driehoek spannen op de hoek Grote Markt- Lange Kerkstraat. Aanleiding is de oprichting van het Nationale Homomonument in Amsterdam. Samen met FNV-vrouwen en Vrouwenontmoetingscentrum organiseren ze in Slot Oostende de internationale Vrouwendag op 8 maart 1988. Verblijfsrecht voor migrantenvrouwen staat centraal, er is een informatiemarkt over cursussen en het gaat over ‘indringen in typische mannensectoren.’ De PZC van 9 maart meldt dat de activiteit, geopend door de echtgenote van de burgemeester, redelijk bezocht werd.
Bij het vijfjarig bestaan heeft Prima Donna negentig leden, blijkt uit een stuk in de PZC van 26 oktober 1989. ‘Prima Donna wil meer bekendheid’ is de kop, en de bovenkop is ‘Homoseksualiteit wordt verzwegen’. Op het platteland blijkt het moeilijk met gelijkgestemden in contact te komen, zo wordt gezegd. Toch melden de kranten dat activiteiten van Prima Donna steeds slechter bezocht worden. Op 1 november 1990 komt het abrupte bericht dat de ‘Zeeuwse werkgroep Prima Donna stopt met activiteiten’. De belangstelling is de laatste anderhalf jaar te veel afgenomen. Werden bijeenkomsten eerder bezocht door twintig à vijfentwintig vrouwen, de laatste tijd zes of zeven. Spoedig daarna is ook Jet opgeheven.
Weet jij meer over de queergeschiedenis van Goes? We zijn op zoek naar vertellers! Neem contact met ons op door te mailen naar gemeentearchief@goes.nl.
"
["_edit_last"]=>
string(1) "7"
["wider_content"]=>
string(1) "1"
["_wider_content"]=>
string(19) "field_65129630437f4"
["hide_title"]=>
string(1) "1"
["_hide_title"]=>
string(19) "field_6509a0b0983a3"
["hide_breadcrumbs"]=>
string(1) "0"
["_hide_breadcrumbs"]=>
string(19) "field_6511abbf2415d"
["floating_breadcrumbs"]=>
string(1) "1"
["_floating_breadcrumbs"]=>
string(19) "field_6512842afc997"
["text_over_banner"]=>
string(1) "0"
["_text_over_banner"]=>
string(19) "field_6512d6439ae35"
["loop_afbeelding"]=>
string(4) "7148"
["_loop_afbeelding"]=>
string(19) "field_650b04fc3443a"
["loop_titel"]=>
string(28) "Queer Geschiedenismaand 2025"
["_loop_titel"]=>
string(19) "field_650b065a3443c"
["loop_subtitel"]=>
string(0) ""
["_loop_subtitel"]=>
string(19) "field_65144485d77d4"
["loop_omschrijving"]=>
string(86) "Een inkijkje in verschillende 'roze' manifestaties in Goes van de afgelopen decennia. "
["_loop_omschrijving"]=>
string(19) "field_650b065e3443d"
["loop"]=>
string(0) ""
["_loop"]=>
string(19) "field_650b05243443b"
["_yoast_wpseo_content_score"]=>
string(2) "30"
["_yoast_wpseo_estimated-reading-time-minutes"]=>
string(1) "8"
["_yoast_wpseo_focuskw"]=>
string(33) "Is er Queer geschiedenis in Goes?"
["_yoast_wpseo_metadesc"]=>
string(111) "Maart is queer geschiedenismaand. Lees hier meer over de 'roze' initiatieven in Goes van de afgelopen decennia."
["_yoast_wpseo_linkdex"]=>
string(2) "57"
["_thumbnail_id"]=>
string(4) "7148"
["_yoast_wpseo_primary_category"]=>
string(0) ""
}
["___content":protected]=>
NULL
["_permalink":protected]=>
NULL
["_next":protected]=>
array(0) {
}
["_prev":protected]=>
array(0) {
}
["_css_class":protected]=>
NULL
["post_author"]=>
string(1) "7"
["post_content"]=>
string(11837) "
Maart is officieel queer geschiedenismaand. Aardig om eens terug te kijken naar eerdere ‘roze’ manifestaties in Goes en om speciaal eens te focussen op de damesliefde, die zich - toepasselijk - vooral in de Zusterstraat afspeelde. In Krantenbank Zeeland is van alles te vinden.
De Roze Karavaan
Op 23 juni 1981 doet de ‘Roze Karavaan’ een homo-manifestatie in de Goese binnenstad aan, zo melden de PZC, de Zierikzeesche Nieuwsbode en De Stem. Met straattoneel, informatiestand en een fototentoonstelling. De manifestatie is opgezet door het Roze Front in Breda, samen met plaatselijke werkgroepen homofilie in Zeeland. Deze zijn vermoedelijk gelieerd aan het COC. In de jaren erna komt de Roze Karavaan opnieuw naar Goes, in 1982 en 1983. Vervolgens wordt het stil. In 1985 organiseert het Gay Promotion Team in ’t Beest de Zeeuwse Homomanifestatie, maar dat wil, zo bericht de PZC van 25 mei 1985, niets van doen hebben met de Roze Karavaan.
Het COC is de oudste nog bestaande belangenvereniging voor homoseksuelen, lesbiennes, biseksuelen en transgenders en werd in 1946 opgericht in Amsterdam. In Zeeland gaat de geschiedenis terug tot 1969 met het ontstaan van De Werkgroep Homofilie Walcheren. In de jaren tachtig is er een poging gedaan om een Zeeuwse afdeling van het COC op te richten maar deze is half jaren tachtig opgeheven (bron website COC Zeeland). Toch, zo weten we uit eigen herinnering, zijn er eind jaren tachtig nog wel informele COC-bijeenkomsten in Goes, maandelijks op zondagavonden, eerst in het vroegere restaurant Slot Ostende, later in Café-Galerie La Strada.
Prima Donna houdt de eerste bijeenkomst in Jet op 16 september 1984. Twee keer per maand zullen er activiteiten zijn. In de PZC, De Stem, de Bevelander, Faam, Scheldebode en Zierikzeesche Nieuwsbode van de komende jaren zijn vele aankondigingen van de activiteiten te vinden. Elke maand is er Vrouwencafé en ook elke maand een themamiddag. In 1984 worden bijvoorbeeld de films Weggehen om anzukommen en Mädchen in Uniform vertoond. De laatste is een film uit 1931, een wereldwijd succes en een van de eerste films waarin lesbische personages voorkomen. Zanggroep De Houten Kelen treedt een keer op, er is een gezellige middag met informatiemateriaal en een bijeenkomst met het thema ‘Uitkomen voor’. Met Kerst is er livemuziek door een gelegenheidsformatie van ‘muziekminnende gevoelsgenotes.’ De PZC meldt hierover dat er ongeveer vijfentwintig vrouwen en kinderen aan de kerstbijeenkomst deelnamen en voorts dat Prima Donna in de eerste maanden van 1985 zal doorgaan met de contactmiddagen in Jet.
In dat jaar worden weer films vertoond, zoals Het gaat wel weer over, Twee vrouwen, Lianne en een komische film. Themabijeenkomsten gaan over onderwerpen als ‘Kunst en cultuur voor en door vrouwen’, ‘Biseksualiteit, hoe is het om van mannen én vrouwen te kunnen houden en wat dit bijvoorbeeld tot gevolgen heeft wanneer je getrouwd bent’ en over ‘Geloof en homoseksualiteit’. Elly de Waard houdt een voordracht van haar gedichten. Ze brengen een keer een bezoek aan het COC-feest in Bergen op Zoom. Er zijn bijeenkomsten met ‘gelegenheid tot swingen, praten en informatie inwinnen’ en spelletjesmiddagen.
Het eenjarig bestaan wordt gevierd met het eerste Zeeuwse Vrouwenfeest in ’t Pand in Middelburg. Het Antwerpse vrouwencabaret Puur en Ongezoet brengt het avondvullende programma De frappante fabels van Filomena Fantasia, een kritisch stuk over de confrontatie tussen dromen en verwachtingen met de dagelijkse realiteit. Zaken als uiterlijk en borstkanker komen aan de orde en problemen die alleenstaande vrouwen en lesbiennes ondervinden bij het zoeken naar onderdak. Ook de vrouwenbeweging zelf wordt aan een kritisch onderzoek onderworpen. De PZC van 21 juni wijdt een bespreking aan de verjaardag, “Prima Donna blijkt in een grote behoefte te voorzien.” Ruim honderd vrouwen uit heel Zeeland, ook wel uit Bergen op Zoom en Antwerpen zijn op het feest afgekomen. En er zijn plannen om in Zeeuws-Vlaanderen een eigen werkgroep op te richten.
Manhuistuin, locatie van Jet en Prima Donna. Gefotografeerd door Jolanda Bosselaar.
Op 26 juni wijdt de PZC een beschouwend artikel aan het vrouwencentrum in de Zusterstraat, ‘Vrouwencentrum Jet redelijk tevreden over afgelopen jaar’, waarin de bestuursleden aan het woord komen. De opkomst valt nog een beetje tegen, van drie tot twaalf vrouwen. Dat wordt geweten aan de interne verhuizing in het gebouw, niet nader genoemde strubbelingen en het korte bestaan. “Veel vrouwen kijken toch nog een beetje vreemd tegen ons aan, omdat hier bijvoorbeeld ook lesbische vrouwen komen. Ook blijkt er een vertekend beeld te bestaan van feministes. Veel vrouwen hebben dan toch het idee van slonzige types. Als ze dan hier komen valt hun mond open van verbazing, want dan blijkt hier alles netjes te zijn. Je ziet ze dan denken: het valt toch wel mee. Het zijn heel gewone vrouwen.”
De kranten blijven de jaren daarna ook steevast berichten over de tweewekelijkse bijeenkomsten van Prima Donna. Muziek, swingen, cabaret, theater, films, spelletjes, of ‘zo maar wat gezelligheid’. Veel, nog steeds wel modern aandoende thema’s komen voorbij. Transseksualiteit, lesbisch ouderschap, vrouwenliteratuur, mannelijke en vrouwelijke aspecten van de mens, lesbische vrouwen in andere culturen, diverse esoterische onderwerpen in relatie tot seksualiteit, SM, uitkomen voor lesbisch zijn, zwanger worden door kunstmatige inseminatie, discriminatie, aids, genetische manipulatie en voorplantingstechnologie. Maar ook ‘gewonere’ activiteiten zoals paaseieren zoeken, barbecue, wandelen, fietsen en samenzijn met Kerst. Jaarlijks wordt een Vrouwenfeest georganiseerd, in Goes of Middelburg. Er is samenwerking. Met de afdeling Zeeland van de Nederlandse Vereniging tot Integratie van Homoseksualiteit wordt een subsidieaanvraag bij de Goese emancipatiecommissie van 900 gulden gedaan. Ze willen op 5 september een grote roze driehoek spannen op de hoek Grote Markt- Lange Kerkstraat. Aanleiding is de oprichting van het Nationale Homomonument in Amsterdam. Samen met FNV-vrouwen en Vrouwenontmoetingscentrum organiseren ze in Slot Oostende de internationale Vrouwendag op 8 maart 1988. Verblijfsrecht voor migrantenvrouwen staat centraal, er is een informatiemarkt over cursussen en het gaat over ‘indringen in typische mannensectoren.’ De PZC van 9 maart meldt dat de activiteit, geopend door de echtgenote van de burgemeester, redelijk bezocht werd.
Bij het vijfjarig bestaan heeft Prima Donna negentig leden, blijkt uit een stuk in de PZC van 26 oktober 1989. ‘Prima Donna wil meer bekendheid’ is de kop, en de bovenkop is ‘Homoseksualiteit wordt verzwegen’. Op het platteland blijkt het moeilijk met gelijkgestemden in contact te komen, zo wordt gezegd. Toch melden de kranten dat activiteiten van Prima Donna steeds slechter bezocht worden. Op 1 november 1990 komt het abrupte bericht dat de ‘Zeeuwse werkgroep Prima Donna stopt met activiteiten’. De belangstelling is de laatste anderhalf jaar te veel afgenomen. Werden bijeenkomsten eerder bezocht door twintig à vijfentwintig vrouwen, de laatste tijd zes of zeven. Spoedig daarna is ook Jet opgeheven.
Weet jij meer over de queergeschiedenis van Goes? We zijn op zoek naar vertellers! Neem contact met ons op door te mailen naar gemeentearchief@goes.nl.
"
["post_date"]=>
string(19) "2025-03-25 15:32:45"
["post_excerpt"]=>
string(234) "Maart is officieel queer geschiedenismaand. Aardig om eens terug te kijken naar eerdere ‘roze’ manifestaties in Goes en om speciaal eens te focussen op de damesliefde, die zich - toepasselijk - vooral in de Zusterstraat afspeelde."
["post_parent"]=>
int(0)
["post_status"]=>
string(7) "publish"
["post_title"]=>
string(28) "Queer Geschiedenismaand 2025"
["post_type"]=>
string(4) "post"
["slug"]=>
string(28) "queer-geschiedenismaand-2025"
["__type":protected]=>
NULL
["_edit_lock"]=>
string(12) "1749719119:7"
["prose_content"]=>
string(16630) "
Queer Geschiedenismaand 2025
Derde Nationale Vrouwenfestival in Amsterdamse Bos – Foto door Croes, Rob C. / Anefo
Maart is officieel queer geschiedenismaand. Aardig om eens terug te kijken naar eerdere ‘roze’ manifestaties in Goes en om speciaal eens te focussen op de damesliefde, die zich – toepasselijk – vooral in de Zusterstraat afspeelde. In Krantenbank Zeeland is van alles te vinden.
De Roze Karavaan
Op 23 juni 1981 doet de ‘Roze Karavaan’ een homo-manifestatie in de Goese binnenstad aan, zo melden de PZC, de Zierikzeesche Nieuwsbode en De Stem. Met straattoneel, informatiestand en een fototentoonstelling. De manifestatie is opgezet door het Roze Front in Breda, samen met plaatselijke werkgroepen homofilie in Zeeland. Deze zijn vermoedelijk gelieerd aan het COC. In de jaren erna komt de Roze Karavaan opnieuw naar Goes, in 1982 en 1983. Vervolgens wordt het stil. In 1985 organiseert het Gay Promotion Team in ’t Beest de Zeeuwse Homomanifestatie, maar dat wil, zo bericht de PZC van 25 mei 1985, niets van doen hebben met de Roze Karavaan.
Het COC is de oudste nog bestaande belangenvereniging voor homoseksuelen, lesbiennes, biseksuelen en transgenders en werd in 1946 opgericht in Amsterdam. In Zeeland gaat de geschiedenis terug tot 1969 met het ontstaan van De Werkgroep Homofilie Walcheren. In de jaren tachtig is er een poging gedaan om een Zeeuwse afdeling van het COC op te richten maar deze is half jaren tachtig opgeheven (bron website COC Zeeland). Toch, zo weten we uit eigen herinnering, zijn er eind jaren tachtig nog wel informele COC-bijeenkomsten in Goes, maandelijks op zondagavonden, eerst in het vroegere restaurant Slot Ostende, later in Café-Galerie La Strada.
Lesbische werkgroep Prima Donna en Jet in Goes
→
Die bestaande plaatselijke werkgroepen voorzien blijkbaar niet voor iedereen in een behoefte, want in 1984 wordt een groep speciaal voor vrouwen opgericht. De PZC van 8 juni maakt melding van de oprichting van de nieuwe Zeeuwse werkroep Prima Donna, die zich gaat richten op lesbische vrouwen in de provincie. In de bestaande homo-werkgroepen komen deze vrouwen nauwelijks aan bod, is de motivatie. De aftrap zal op 29 juni zijn, want die datum viel in de nationale Roze Week. De werkgroep wil overigens wel gaan samenwerken met die homogroepen en ook met de COC-afdeling Zeeland die in oprichting is. In het begin zullen vooral ontspannende dingen georganiseerd worden, zoals film en theater. Later zal dan gekeken worden of er bijvoorbeeld behoefte is aan praatgroepen. ‘Nu zijn er nog sommige vrouwen die van tijd tot tijd de provincie uitgaan om een dagje lesbisch te kunnen zijn’.
Prima Donna vindt onderdak in Vrouwenontmoetingscentrum Jet in de Zusterstraat, bericht de PZC van 7 september 1984. Het vrouwenontmoetingscentrum was een jaar eerder geopend, door een medewerkster van het provinciale bureau Welzijn. Vrouwenemancipatie was het belangrijkste doel.
Prima Donna houdt de eerste bijeenkomst in Jet op 16 september 1984. Twee keer per maand zullen er activiteiten zijn. In de PZC, De Stem, de Bevelander, Faam, Scheldebode en Zierikzeesche Nieuwsbode van de komende jaren zijn vele aankondigingen van de activiteiten te vinden. Elke maand is er Vrouwencafé en ook elke maand een themamiddag. In 1984 worden bijvoorbeeld de films Weggehen om anzukommen en Mädchen in Uniform vertoond. De laatste is een film uit 1931, een wereldwijd succes en een van de eerste films waarin lesbische personages voorkomen. Zanggroep De Houten Kelen treedt een keer op, er is een gezellige middag met informatiemateriaal en een bijeenkomst met het thema ‘Uitkomen voor’. Met Kerst is er livemuziek door een gelegenheidsformatie van ‘muziekminnende gevoelsgenotes.’ De PZC meldt hierover dat er ongeveer vijfentwintig vrouwen en kinderen aan de kerstbijeenkomst deelnamen en voorts dat Prima Donna in de eerste maanden van 1985 zal doorgaan met de contactmiddagen in Jet.
In dat jaar worden weer films vertoond, zoals Het gaat wel weer over, Twee vrouwen, Lianne en een komische film. Themabijeenkomsten gaan over onderwerpen als ‘Kunst en cultuur voor en door vrouwen’, ‘Biseksualiteit, hoe is het om van mannen én vrouwen te kunnen houden en wat dit bijvoorbeeld tot gevolgen heeft wanneer je getrouwd bent’ en over ‘Geloof en homoseksualiteit’. Elly de Waard houdt een voordracht van haar gedichten. Ze brengen een keer een bezoek aan het COC-feest in Bergen op Zoom. Er zijn bijeenkomsten met ‘gelegenheid tot swingen, praten en informatie inwinnen’ en spelletjesmiddagen.
Het eenjarig bestaan wordt gevierd met het eerste Zeeuwse Vrouwenfeest in ’t Pand in Middelburg. Het Antwerpse vrouwencabaret Puur en Ongezoet brengt het avondvullende programma De frappante fabels van Filomena Fantasia, een kritisch stuk over de confrontatie tussen dromen en verwachtingen met de dagelijkse realiteit. Zaken als uiterlijk en borstkanker komen aan de orde en problemen die alleenstaande vrouwen en lesbiennes ondervinden bij het zoeken naar onderdak. Ook de vrouwenbeweging zelf wordt aan een kritisch onderzoek onderworpen. De PZC van 21 juni wijdt een bespreking aan de verjaardag, “Prima Donna blijkt in een grote behoefte te voorzien.” Ruim honderd vrouwen uit heel Zeeland, ook wel uit Bergen op Zoom en Antwerpen zijn op het feest afgekomen. En er zijn plannen om in Zeeuws-Vlaanderen een eigen werkgroep op te richten.
Manhuistuin, locatie van Jet en Prima Donna. Gefotografeerd door Jolanda Bosselaar.
Op 26 juni wijdt de PZC een beschouwend artikel aan het vrouwencentrum in de Zusterstraat, ‘Vrouwencentrum Jet redelijk tevreden over afgelopen jaar’, waarin de bestuursleden aan het woord komen. De opkomst valt nog een beetje tegen, van drie tot twaalf vrouwen. Dat wordt geweten aan de interne verhuizing in het gebouw, niet nader genoemde strubbelingen en het korte bestaan. “Veel vrouwen kijken toch nog een beetje vreemd tegen ons aan, omdat hier bijvoorbeeld ook lesbische vrouwen komen. Ook blijkt er een vertekend beeld te bestaan van feministes. Veel vrouwen hebben dan toch het idee van slonzige types. Als ze dan hier komen valt hun mond open van verbazing, want dan blijkt hier alles netjes te zijn. Je ziet ze dan denken: het valt toch wel mee. Het zijn heel gewone vrouwen.”
De kranten blijven de jaren daarna ook steevast berichten over de tweewekelijkse bijeenkomsten van Prima Donna. Muziek, swingen, cabaret, theater, films, spelletjes, of ‘zo maar wat gezelligheid’. Veel, nog steeds wel modern aandoende thema’s komen voorbij. Transseksualiteit, lesbisch ouderschap, vrouwenliteratuur, mannelijke en vrouwelijke aspecten van de mens, lesbische vrouwen in andere culturen, diverse esoterische onderwerpen in relatie tot seksualiteit, SM, uitkomen voor lesbisch zijn, zwanger worden door kunstmatige inseminatie, discriminatie, aids, genetische manipulatie en voorplantingstechnologie. Maar ook ‘gewonere’ activiteiten zoals paaseieren zoeken, barbecue, wandelen, fietsen en samenzijn met Kerst. Jaarlijks wordt een Vrouwenfeest georganiseerd, in Goes of Middelburg. Er is samenwerking. Met de afdeling Zeeland van de Nederlandse Vereniging tot Integratie van Homoseksualiteit wordt een subsidieaanvraag bij de Goese emancipatiecommissie van 900 gulden gedaan. Ze willen op 5 september een grote roze driehoek spannen op de hoek Grote Markt- Lange Kerkstraat. Aanleiding is de oprichting van het Nationale Homomonument in Amsterdam. Samen met FNV-vrouwen en Vrouwenontmoetingscentrum organiseren ze in Slot Oostende de internationale Vrouwendag op 8 maart 1988. Verblijfsrecht voor migrantenvrouwen staat centraal, er is een informatiemarkt over cursussen en het gaat over ‘indringen in typische mannensectoren.’ De PZC van 9 maart meldt dat de activiteit, geopend door de echtgenote van de burgemeester, redelijk bezocht werd.
Bij het vijfjarig bestaan heeft Prima Donna negentig leden, blijkt uit een stuk in de PZC van 26 oktober 1989. ‘Prima Donna wil meer bekendheid’ is de kop, en de bovenkop is ‘Homoseksualiteit wordt verzwegen’. Op het platteland blijkt het moeilijk met gelijkgestemden in contact te komen, zo wordt gezegd. Toch melden de kranten dat activiteiten van Prima Donna steeds slechter bezocht worden. Op 1 november 1990 komt het abrupte bericht dat de ‘Zeeuwse werkgroep Prima Donna stopt met activiteiten’. De belangstelling is de laatste anderhalf jaar te veel afgenomen. Werden bijeenkomsten eerder bezocht door twintig à vijfentwintig vrouwen, de laatste tijd zes of zeven. Spoedig daarna is ook Jet opgeheven.
Weet jij meer over de queergeschiedenis van Goes? We zijn op zoek naar vertellers! Neem contact met ons op door te mailen naar gemeentearchief@goes.nl.
Tijdens de feestdagen hanteert het Gemeentearchief Goes andere openingstijden dan gebruikelijk.
De studiezaal, normaal gesproken geopend op maandag en dinsdag, is vanwege de feestdagen gesloten op 23 en 24 december, en 30 en 31 december. Informatieverzoeken worden mogelijk later beantwoordt dan je van ons gewend bent. Op 6 januari tussen 9:00-12:30 ben je weer welkom in onze studiezaal.
Tijdens de feestdagen hanteert het Gemeentearchief Goes andere openingstijden dan gebruikelijk.
De studiezaal, normaal gesproken geopend op maandag en dinsdag, is vanwege de feestdagen gesloten op 23 en 24 december, en 30 en 31 december. Informatieverzoeken worden mogelijk later beantwoordt dan je van ons gewend bent. Op 6 januari tussen 9:00-12:30 ben je weer welkom in onze studiezaal.
Tijdens de feestdagen hanteert het Gemeentearchief Goes andere openingstijden dan gebruikelijk.
De studiezaal, normaal gesproken geopend op maandag en dinsdag, is vanwege de feestdagen gesloten op 23 en 24 december, en 30 en 31 december. Informatieverzoeken worden mogelijk later beantwoordt dan je van ons gewend bent. Op 6 januari tussen 9:00-12:30 ben je weer welkom in onze studiezaal.
In het Gemeentearchief Goes liggen drie middeleeuwse manuscripten, waaronder twee missalen die uit de Grote of Maria Magdalenakerk van Goes komen, terwijl Missaal 3 een zeldzaam dominicaans missaal is. Van de drie vertonen de twee grootste, Missaal 1 en Missaal 2, grote gelijkenissen met elkaar. Missaal 2 is het wat grotere exemplaar, maar is minder compleet: ca. 11% van het handschrift ontbreekt. Met behulp van Missaal 1 kunnen we voor een gedeelte beredeneren wat er gebeurd is.
In de beschrijving van Missaal 1 wordt uitgelegd wat een missaal is en in welke volgorde de teksten staan. Qua opzet en zelfs uitvoering toont Missaal 2 veel overeenkomsten met Missaal 1, en dus vinden we ook hier de heiligenkalender op drie ongenummerde bladen aan het begin, gevolgd door het Temporale en het Sanctorale. In het midden staan de eucharistische gebeden op ongenummerde bladen, na fol. 143 (cliii) en een abusievelijk ongenummerd folium. Na fol. 251 (ccli) volgen ook in Missaal 2 de sequensen op ongenummerde bladen. Al met al zal Missaal 2 hebben bestaan uit 4 (kalender en Adiutorium nostrum) + 145 (genummerd 1-143 en een ongenummerd blad) + 8 (eucharistische gebeden) + 107 (genummerd 145-251) + 14 (sequensen) = 278 bladen. Dit is los van de twee dekbladen voor en achter en drie bladen aan het einde die later zijn toegevoegd. Al met al bijna dertig bladen meer dan Missaal 1, dat ook iets kleiner is dan de ca. 37,5 x 26,5 cm die Missaal 2 meet. Missaal 2 is eveneens geschreven in een Gotische textualis, maar die is meestal wat groter uitgevoerd, zodat er meer bladen nodig waren om alle teksten te kunnen bevatten.
Uitgesneden bladen
Er ontbreken nu 31 bladen aan het missaal, de meeste genummerd: 1, 10-11, 80-87, 93, 96-103, 110-111, 144 extra 1 en 2 (begin van de eucharistische gebeden), 144 bis (voorafgaand aan 145), 175, 215, 224, 237-238 en [252] (begin sequensen). Voor een gedeelte komt dit overeen met de zes bladen die uit Missaal 1 ontbreken, namelijk de bladen die versierd zouden geweest met een miniatuur of een versierde initiaal met afbeeldingen met Christus of heiligen. Die afbeeldingen werden door protestanten niet getolereerd en zullen aan het einde van de zestiende eeuw zijn verwijderd. Dit kan ook verklaren waarom er in Missaal 2 twee complete katernen ontbreken. Katernen zijn verzamelingen van bijeengebonden gevouwen vellen, in dit missaal meestal vier dubbelgevouwen vellen perkament, in totaal acht bladen of zestien bladzijden. De twee katernen die hier missen (80-87 en 96-103) komen overeen met bladen 81 en 95 die in Missaal 1 ontbreken – alleen zijn in Missaal 2 dus gelijk de katernen als geheel verwijderd, niet slechts de individuele versierde bladen. In Missaal 2 ontbreekt ook het bladvullende miniatuur met Jezus aan het kruis, met Maria en Johannes eromheen, aan het begin van de eucharistische gebeden, en een versierde initiaal op het tegenoverliggende blad. Wie kijkt naar fol. 179v van het Missaal van de Utrechtse Mariakerk krijgt een indruk hoe dit eruit heeft kunnen zien. Dit missaal (Utrecht, Universiteitsbibliotheek, Hs. 402) komt uit het tweede kwart van de vijftiende eeuw. Wellicht dat er uit Missaal 2 zoveel meer bladen ontbreken omdat deze rijker was versierd dan Missaal 1, maar sommige bladen kunnen ook om andere redenen verloren zijn gegaan.
Een nieuwe band
Dat in Missaal 2 twee complete katernen ontbreken is niet gelijk zichtbaar, want het missaal is zodanig opnieuw ingebonden dat de overgebleven katernen naadloos op elkaar aansluiten. Daar waar Missaal 1 nog zijn oorspronkelijke vijftiende-eeuwse stempelband heeft, daar is deze bij Missaal 2 vervangen door een band die waarschijnlijk in de late zestiende eeuw of vroege zeventiende eeuw is aangebracht, versierd met rolstempels met palmetten, bloemranken en geometrische figuren, en met stempels van lelies en bloemmotieven (afb. 1). Op het achterplat zijn restanten van een hulselband te zien, die bij Missaal 1 veel beter bewaard is. De hulselband was voorheen vastgemaakt met metalen knoppen, die hebben doorgedrukt in de schutbladen en zelfs dieper in het handschrift. Waar de band is vervaardigd moet nog nader onderzocht worden, maar we mogen aannemen dat deze is aangebracht nadat (en wellicht doordat) de versierde en andere bladen waren verwijderd. Dat dit is gebeurd bleek uit de restauratie van het handschrift die in 2023 door Marijn de Valk werd gedaan. Hieruit werd duidelijk dat de huidige bindingen van touw (afb. 2) eerdere bindingen van leer hadden vervangen.
Afb. 1: Band met rolstempels van voor de restauratie (scan 1)Afb. 2: Bovenkant van de rug, met de katernen duidelijk zichtbaar, en zo ingebonden dat ze op elkaar aansluiten. De bindingen zijn gemaakt van touw (scan 2).
Aanvullingen
Bladen en teksten werden niet alleen verwijderd, maar ook aangevuld. Een interessante toevoeging is in de kalender (fol. iii-v) voor 21 november, waar ‘presentatio marie’ tussen de regels is bijgeschreven. Het feest van Maria Presentatie werd in 1472 ingesteld (en weer onderdrukt in 1568), wat een extra aanwijzing geeft dat het missaal vóór 1472 moet zijn vervaardigd. In Missaal 1 ontbreekt deze toevoeging. Andere toevoegingen zijn te vinden op de versozijde het eerste schutblad (mis voor bruidegom en bruid), fol. 9r, 109v (afgesneden bij het opnieuw inbinden), 210r, 218v (‘Gedruckt bij Adriaen Pieterszoon Bol, sijn neuse in mijn hol, Anno 1600’), 229v, 233r, 251r, [265]v en het laatste dekblad (met een gebed). Op fol. 210r is in rood geschreven: ‘de sancta Anna vidua officium quere in fine libri’ (Voor het officie van sint Anna de weduwe, zie aan het einde van het boek). En inderdaad vinden we daar drie later toegevoegde bladen (fol. [266]-[268]) met eerst gezangen met muzieknotatie en op het laatste blad, door dezelfde persoon geschreven, het officie van Sint Anna. In Missaal 1 zijn ook liturgische teksten voor de feestdag van Sint Anna toegevoegd. In Missaal 2 gebeurde dat in de jaren kort na 1500, want de schrijver heeft op de versozijde van dit blad nog een andere tekst gezet (afb. 3), die begint als volgt:
Iuramentum vicariorum vel officiantium missas, 1508. Ego Nomen, iuro ad hec sancta dei evangelia, quod ex hac die in antea, quamdiu presens tenuero beneficium, obediens ero curato ecclesie porrochialis beate marie magdalene in oppido de goes.
Eed van vicarissen (kapelanen) of officianten (priesters) voor de missen, 1508.
Ik, (Naam), zweer op dit heilige evangelie van God dat ik voortaan vanaf deze dag, zolang ik dit huidige beneficie zal behouden, gehoorzaam zal zijn aan de beheerder van de parochiekerk van de zalige Maria Magdalena in de stad Goes.
Dit is een standaard eedformule, en het is passend dat deze in een missaal wordt genoteerd – waarschijnlijk om uit gereciteerd te worden terwijl de eed op het evangelie zelf werd afgenomen. Het geeft ons ook belangrijk bewijs dat Missaal 2 in de Magdalenakerk werd gebruikt. Voor Missaal 1 ontbreekt daarvoor hard bewijs, maar er is in Goes of omgeving geen andere grote kerk aanwezig die een dergelijk duur missaal had kunnen laten vervaardigen en die we duidelijk aan Missaal 1 kunnen verbinden.
Onder de eedformule heeft iemand veel later nog zijn naam gezet: ‘Cornelis Brune’. We kennen hem uit verschillende archiefstukken als secretaris van Goes, waar hij in 1635 werd begraven.
Afb. 3: Het Iuramentum (eedformule) en aan het einde de naam Cornelis Brune.(fol. [268]v (scan 504)).
Delfts penwerk
Missaal 1 is versierd met gekleurd penwerk met schulpenranden uit Delft dat gangbaar was in de periode van ca. 1440-1460. In Missaal 2 zijn die schulpenranden ook aanwezig, soms in blauw en rood (bv. op fol. 105v, 116r (afb. 4), 119r en 132r), maar qua stijl en inkleuring wel iets minder uitbundig dan in Missaal 1. Op fol. 13r is ook een zogenaamde j-lijst, verticale blauwe en rode balkjes (afb. 5), die nog gangbaar waren aan het begin van de vijftiende eeuw. Dit kan er op wijzen dat Missaal 2 eerder in het vroegere gedeelte van de periode van ca. 1440-1460 te dateren is, enkele jaren eerder dan Missaal 1. Verder onderzoek naar Delfts penwerk kan hier wellicht meer definitief uitsluitsel over geven.
Afb. 4: Delfts penwerk en in de marge een later toegevoegde verwijzing naar fol. 14 (fol. 116r (scan 201))Afb. 5: Delfts penwerk en verticale j-lijst (fol. 13r (scan 35))
Als de conclusie is dat beide missalen rond 1450 voor de Magdalenakerk in Goes bestemd waren, rijst de vraag waarom een enkele missaal niet volstond. Vanaf de tweede helft van de twaalfde eeuw bestond er al een parochiekerk in Goes, en in latere bronnen is zij gewijd aan Maria Magdalena. In 1423 werden de vernieuwde westtoren en een uitbreiding van het schip gewijd, en vanaf 1455 werd ook het koor uitgebreid. Of deze activiteiten verband houden met een of beide missalen, is onduidelijk. Vanaf 1440 werden pogingen gedaan om de zeven getijden in de kerk te zingen (zoals monniken dat in kloosters deden), maar onze missalen lijken daar niets mee te maken te hebben, en het initiatief was in het begin ook geen succes.
Nadat protestanten de kerk overnamen werd in 1578 werd volgens archiefstukken ‘het missaal’ door het gilde van kooplieden naar het stadhuis gebracht. Het enkelvoud lijkt te duiden op één (hoofd)missaal, maar verdere informatie ontbreekt. Het verklaart wel waarom een of beide missalen uiteindelijk in het Gemeentearchief terechtkwamen, samen met het kleinere en anders georganiseerde Missaal 3 van de Dominicanen.
Besluit
Net als bij Missaal 1 is verder onderzoek nodig om een beter beeld van alle aspecten van Missaal 2 en zijn verhouding met Missaal 1 te verkrijgen. De overeenkomsten en verschillen zijn intrigerend (afb. 6-7), en tonen eens te meer aan dat Missaal 2, net als zijn broedermissaal, als belangrijk Zeeuws erfgoed mag worden beschouwd. Dat er ruim 30 bladen nu missen is te betreuren, maar dat is ook onderdeel van het roerige verhaal van dit missaal en de tijd en de plaats waarin het is gebruikt.
Afb. 6: Kruis van bladgoud onderaan de sectie met eucharistische gebeden in Missaal 1 (fol. 126 extra 6v (scan 270))Afb. 7: Kruis van bladgoud onderaan de sectie met eucharistische gebeden in Missaal 2 (fol. 144 extra 6v (scan 266))
Onderzoek: Vera Langens, MA-student van de opleiding Ancient, Medieval en Renaissance Studies aan de Universiteit Utrecht. Dit onderzoek werd in mei en juni 2023 uitgevoerd onder begeleiding van Bart Jaski en prof. Marco Mostert. Met dank aan Marijn de Valk (Boekrestauratie, Middelburg) en Rutger Mauritz (cantor Grote Magdalenakerk, Goes).
C. Dekker, Een schamele landstede: geschiedenis van Goes tot aan de Satisfactie in 1577 (Goes, 2002).
A.L. Kort & A.J. Barth, Stappen in en om de Grote Kerk in Goes (Goes, 2013).
Klara H. Broekhuijsen, ‘Delft’, in: Anne S. Korteweg (red.), Kriezels, aubergines en takkenbossen. Randversiering in Noordnederlandse handschriften uit de vijftiende eeuw. (Zutphen, 1992), pp. 56-67.
G.J. Lepoeter, ‘Het zevengetijdencollege in de H. Maria Magdalenakerk te Goes. De bewaard gebleven missalen, tastbare herinnering aan een bijzonder aspect van de katholieke eredienst in de vijftiende en zestiende eeuw’, Bulletin Stichting Oude Zeeuwse Kerken 86 (april 2022), pp. 3-9.
J.G.C. Venner en C.A. Chavannes-Mazel, ‘Delftse handschriften en boekverluchting’, in: De stad Delft: cultuur en maatschappij tot 1572. 2 delen (Delft, 1979-1980), I, pp. 134-137.
In het Gemeentearchief Goes liggen drie middeleeuwse manuscripten, waaronder twee missalen die uit de Grote of Maria Magdalenakerk van Goes komen, terwijl Missaal 3 een zeldzaam dominicaans missaal is. Van de drie vertonen de twee grootste, Missaal 1 en Missaal 2, grote gelijkenissen met elkaar. Missaal 2 is het wat grotere exemplaar, maar is minder compleet: ca. 11% van het handschrift ontbreekt. Met behulp van Missaal 1 kunnen we voor een gedeelte beredeneren wat er gebeurd is.
In de beschrijving van Missaal 1 wordt uitgelegd wat een missaal is en in welke volgorde de teksten staan. Qua opzet en zelfs uitvoering toont Missaal 2 veel overeenkomsten met Missaal 1, en dus vinden we ook hier de heiligenkalender op drie ongenummerde bladen aan het begin, gevolgd door het Temporale en het Sanctorale. In het midden staan de eucharistische gebeden op ongenummerde bladen, na fol. 143 (cliii) en een abusievelijk ongenummerd folium. Na fol. 251 (ccli) volgen ook in Missaal 2 de sequensen op ongenummerde bladen. Al met al zal Missaal 2 hebben bestaan uit 4 (kalender en Adiutorium nostrum) + 145 (genummerd 1-143 en een ongenummerd blad) + 8 (eucharistische gebeden) + 107 (genummerd 145-251) + 14 (sequensen) = 278 bladen. Dit is los van de twee dekbladen voor en achter en drie bladen aan het einde die later zijn toegevoegd. Al met al bijna dertig bladen meer dan Missaal 1, dat ook iets kleiner is dan de ca. 37,5 x 26,5 cm die Missaal 2 meet. Missaal 2 is eveneens geschreven in een Gotische textualis, maar die is meestal wat groter uitgevoerd, zodat er meer bladen nodig waren om alle teksten te kunnen bevatten.
Uitgesneden bladen
Er ontbreken nu 31 bladen aan het missaal, de meeste genummerd: 1, 10-11, 80-87, 93, 96-103, 110-111, 144 extra 1 en 2 (begin van de eucharistische gebeden), 144 bis (voorafgaand aan 145), 175, 215, 224, 237-238 en [252] (begin sequensen). Voor een gedeelte komt dit overeen met de zes bladen die uit Missaal 1 ontbreken, namelijk de bladen die versierd zouden geweest met een miniatuur of een versierde initiaal met afbeeldingen met Christus of heiligen. Die afbeeldingen werden door protestanten niet getolereerd en zullen aan het einde van de zestiende eeuw zijn verwijderd. Dit kan ook verklaren waarom er in Missaal 2 twee complete katernen ontbreken. Katernen zijn verzamelingen van bijeengebonden gevouwen vellen, in dit missaal meestal vier dubbelgevouwen vellen perkament, in totaal acht bladen of zestien bladzijden. De twee katernen die hier missen (80-87 en 96-103) komen overeen met bladen 81 en 95 die in Missaal 1 ontbreken – alleen zijn in Missaal 2 dus gelijk de katernen als geheel verwijderd, niet slechts de individuele versierde bladen. In Missaal 2 ontbreekt ook het bladvullende miniatuur met Jezus aan het kruis, met Maria en Johannes eromheen, aan het begin van de eucharistische gebeden, en een versierde initiaal op het tegenoverliggende blad. Wie kijkt naar fol. 179v van het Missaal van de Utrechtse Mariakerk krijgt een indruk hoe dit eruit heeft kunnen zien. Dit missaal (Utrecht, Universiteitsbibliotheek, Hs. 402) komt uit het tweede kwart van de vijftiende eeuw. Wellicht dat er uit Missaal 2 zoveel meer bladen ontbreken omdat deze rijker was versierd dan Missaal 1, maar sommige bladen kunnen ook om andere redenen verloren zijn gegaan.
Een nieuwe band
Dat in Missaal 2 twee complete katernen ontbreken is niet gelijk zichtbaar, want het missaal is zodanig opnieuw ingebonden dat de overgebleven katernen naadloos op elkaar aansluiten. Daar waar Missaal 1 nog zijn oorspronkelijke vijftiende-eeuwse stempelband heeft, daar is deze bij Missaal 2 vervangen door een band die waarschijnlijk in de late zestiende eeuw of vroege zeventiende eeuw is aangebracht, versierd met rolstempels met palmetten, bloemranken en geometrische figuren, en met stempels van lelies en bloemmotieven (afb. 1). Op het achterplat zijn restanten van een hulselband te zien, die bij Missaal 1 veel beter bewaard is. De hulselband was voorheen vastgemaakt met metalen knoppen, die hebben doorgedrukt in de schutbladen en zelfs dieper in het handschrift. Waar de band is vervaardigd moet nog nader onderzocht worden, maar we mogen aannemen dat deze is aangebracht nadat (en wellicht doordat) de versierde en andere bladen waren verwijderd. Dat dit is gebeurd bleek uit de restauratie van het handschrift die in 2023 door Marijn de Valk werd gedaan. Hieruit werd duidelijk dat de huidige bindingen van touw (afb. 2) eerdere bindingen van leer hadden vervangen.
Afb. 1: Band met rolstempels van voor de restauratie (scan 1)Afb. 2: Bovenkant van de rug, met de katernen duidelijk zichtbaar, en zo ingebonden dat ze op elkaar aansluiten. De bindingen zijn gemaakt van touw (scan 2).
Aanvullingen
Bladen en teksten werden niet alleen verwijderd, maar ook aangevuld. Een interessante toevoeging is in de kalender (fol. iii-v) voor 21 november, waar ‘presentatio marie’ tussen de regels is bijgeschreven. Het feest van Maria Presentatie werd in 1472 ingesteld (en weer onderdrukt in 1568), wat een extra aanwijzing geeft dat het missaal vóór 1472 moet zijn vervaardigd. In Missaal 1 ontbreekt deze toevoeging. Andere toevoegingen zijn te vinden op de versozijde het eerste schutblad (mis voor bruidegom en bruid), fol. 9r, 109v (afgesneden bij het opnieuw inbinden), 210r, 218v (‘Gedruckt bij Adriaen Pieterszoon Bol, sijn neuse in mijn hol, Anno 1600’), 229v, 233r, 251r, [265]v en het laatste dekblad (met een gebed). Op fol. 210r is in rood geschreven: ‘de sancta Anna vidua officium quere in fine libri’ (Voor het officie van sint Anna de weduwe, zie aan het einde van het boek). En inderdaad vinden we daar drie later toegevoegde bladen (fol. [266]-[268]) met eerst gezangen met muzieknotatie en op het laatste blad, door dezelfde persoon geschreven, het officie van Sint Anna. In Missaal 1 zijn ook liturgische teksten voor de feestdag van Sint Anna toegevoegd. In Missaal 2 gebeurde dat in de jaren kort na 1500, want de schrijver heeft op de versozijde van dit blad nog een andere tekst gezet (afb. 3), die begint als volgt:
Iuramentum vicariorum vel officiantium missas, 1508. Ego Nomen, iuro ad hec sancta dei evangelia, quod ex hac die in antea, quamdiu presens tenuero beneficium, obediens ero curato ecclesie porrochialis beate marie magdalene in oppido de goes.
Eed van vicarissen (kapelanen) of officianten (priesters) voor de missen, 1508.
Ik, (Naam), zweer op dit heilige evangelie van God dat ik voortaan vanaf deze dag, zolang ik dit huidige beneficie zal behouden, gehoorzaam zal zijn aan de beheerder van de parochiekerk van de zalige Maria Magdalena in de stad Goes.
Dit is een standaard eedformule, en het is passend dat deze in een missaal wordt genoteerd – waarschijnlijk om uit gereciteerd te worden terwijl de eed op het evangelie zelf werd afgenomen. Het geeft ons ook belangrijk bewijs dat Missaal 2 in de Magdalenakerk werd gebruikt. Voor Missaal 1 ontbreekt daarvoor hard bewijs, maar er is in Goes of omgeving geen andere grote kerk aanwezig die een dergelijk duur missaal had kunnen laten vervaardigen en die we duidelijk aan Missaal 1 kunnen verbinden.
Onder de eedformule heeft iemand veel later nog zijn naam gezet: ‘Cornelis Brune’. We kennen hem uit verschillende archiefstukken als secretaris van Goes, waar hij in 1635 werd begraven.
Afb. 3: Het Iuramentum (eedformule) en aan het einde de naam Cornelis Brune.(fol. [268]v (scan 504)).
Delfts penwerk
Missaal 1 is versierd met gekleurd penwerk met schulpenranden uit Delft dat gangbaar was in de periode van ca. 1440-1460. In Missaal 2 zijn die schulpenranden ook aanwezig, soms in blauw en rood (bv. op fol. 105v, 116r (afb. 4), 119r en 132r), maar qua stijl en inkleuring wel iets minder uitbundig dan in Missaal 1. Op fol. 13r is ook een zogenaamde j-lijst, verticale blauwe en rode balkjes (afb. 5), die nog gangbaar waren aan het begin van de vijftiende eeuw. Dit kan er op wijzen dat Missaal 2 eerder in het vroegere gedeelte van de periode van ca. 1440-1460 te dateren is, enkele jaren eerder dan Missaal 1. Verder onderzoek naar Delfts penwerk kan hier wellicht meer definitief uitsluitsel over geven.
Afb. 4: Delfts penwerk en in de marge een later toegevoegde verwijzing naar fol. 14 (fol. 116r (scan 201))Afb. 5: Delfts penwerk en verticale j-lijst (fol. 13r (scan 35))
Als de conclusie is dat beide missalen rond 1450 voor de Magdalenakerk in Goes bestemd waren, rijst de vraag waarom een enkele missaal niet volstond. Vanaf de tweede helft van de twaalfde eeuw bestond er al een parochiekerk in Goes, en in latere bronnen is zij gewijd aan Maria Magdalena. In 1423 werden de vernieuwde westtoren en een uitbreiding van het schip gewijd, en vanaf 1455 werd ook het koor uitgebreid. Of deze activiteiten verband houden met een of beide missalen, is onduidelijk. Vanaf 1440 werden pogingen gedaan om de zeven getijden in de kerk te zingen (zoals monniken dat in kloosters deden), maar onze missalen lijken daar niets mee te maken te hebben, en het initiatief was in het begin ook geen succes.
Nadat protestanten de kerk overnamen werd in 1578 werd volgens archiefstukken ‘het missaal’ door het gilde van kooplieden naar het stadhuis gebracht. Het enkelvoud lijkt te duiden op één (hoofd)missaal, maar verdere informatie ontbreekt. Het verklaart wel waarom een of beide missalen uiteindelijk in het Gemeentearchief terechtkwamen, samen met het kleinere en anders georganiseerde Missaal 3 van de Dominicanen.
Besluit
Net als bij Missaal 1 is verder onderzoek nodig om een beter beeld van alle aspecten van Missaal 2 en zijn verhouding met Missaal 1 te verkrijgen. De overeenkomsten en verschillen zijn intrigerend (afb. 6-7), en tonen eens te meer aan dat Missaal 2, net als zijn broedermissaal, als belangrijk Zeeuws erfgoed mag worden beschouwd. Dat er ruim 30 bladen nu missen is te betreuren, maar dat is ook onderdeel van het roerige verhaal van dit missaal en de tijd en de plaats waarin het is gebruikt.
Afb. 6: Kruis van bladgoud onderaan de sectie met eucharistische gebeden in Missaal 1 (fol. 126 extra 6v (scan 270))Afb. 7: Kruis van bladgoud onderaan de sectie met eucharistische gebeden in Missaal 2 (fol. 144 extra 6v (scan 266))
Onderzoek: Vera Langens, MA-student van de opleiding Ancient, Medieval en Renaissance Studies aan de Universiteit Utrecht. Dit onderzoek werd in mei en juni 2023 uitgevoerd onder begeleiding van Bart Jaski en prof. Marco Mostert. Met dank aan Marijn de Valk (Boekrestauratie, Middelburg) en Rutger Mauritz (cantor Grote Magdalenakerk, Goes).
C. Dekker, Een schamele landstede: geschiedenis van Goes tot aan de Satisfactie in 1577 (Goes, 2002).
A.L. Kort & A.J. Barth, Stappen in en om de Grote Kerk in Goes (Goes, 2013).
Klara H. Broekhuijsen, ‘Delft’, in: Anne S. Korteweg (red.), Kriezels, aubergines en takkenbossen. Randversiering in Noordnederlandse handschriften uit de vijftiende eeuw. (Zutphen, 1992), pp. 56-67.
G.J. Lepoeter, ‘Het zevengetijdencollege in de H. Maria Magdalenakerk te Goes. De bewaard gebleven missalen, tastbare herinnering aan een bijzonder aspect van de katholieke eredienst in de vijftiende en zestiende eeuw’, Bulletin Stichting Oude Zeeuwse Kerken 86 (april 2022), pp. 3-9.
J.G.C. Venner en C.A. Chavannes-Mazel, ‘Delftse handschriften en boekverluchting’, in: De stad Delft: cultuur en maatschappij tot 1572. 2 delen (Delft, 1979-1980), I, pp. 134-137.
"
["_edit_last"]=>
string(1) "3"
["wider_content"]=>
string(1) "0"
["_wider_content"]=>
string(19) "field_65129630437f4"
["hide_title"]=>
string(1) "1"
["_hide_title"]=>
string(19) "field_6509a0b0983a3"
["hide_breadcrumbs"]=>
string(1) "0"
["_hide_breadcrumbs"]=>
string(19) "field_6511abbf2415d"
["floating_breadcrumbs"]=>
string(1) "1"
["_floating_breadcrumbs"]=>
string(19) "field_6512842afc997"
["text_over_banner"]=>
string(1) "1"
["_text_over_banner"]=>
string(19) "field_6512d6439ae35"
["loop_afbeelding"]=>
string(0) ""
["_loop_afbeelding"]=>
string(19) "field_650b04fc3443a"
["loop_titel"]=>
string(0) ""
["_loop_titel"]=>
string(19) "field_650b065a3443c"
["loop_subtitel"]=>
string(0) ""
["_loop_subtitel"]=>
string(19) "field_65144485d77d4"
["loop_omschrijving"]=>
string(0) ""
["_loop_omschrijving"]=>
string(19) "field_650b065e3443d"
["loop"]=>
string(0) ""
["_loop"]=>
string(19) "field_650b05243443b"
["_yoast_wpseo_content_score"]=>
string(2) "30"
["_yoast_wpseo_estimated-reading-time-minutes"]=>
string(2) "11"
["_yoast_wpseo_wordproof_timestamp"]=>
string(0) ""
["_yoast_wpseo_focuskw"]=>
string(7) "missaal"
["_yoast_wpseo_metadesc"]=>
string(129) "Missaal 2 is groter, maar is minder compleet. Met behulp van Missaal 1 kunnen we voor een gedeelte beredeneren wat er gebeurd is."
["_yoast_wpseo_linkdex"]=>
string(2) "57"
}
["___content":protected]=>
string(27178) "
Missaal 2
Een beschadigd missaal
In het Gemeentearchief Goes liggen drie middeleeuwse manuscripten, waaronder twee missalen die uit de Grote of Maria Magdalenakerk van Goes komen, terwijl Missaal 3 een zeldzaam dominicaans missaal is. Van de drie vertonen de twee grootste, Missaal 1 en Missaal 2, grote gelijkenissen met elkaar. Missaal 2 is het wat grotere exemplaar, maar is minder compleet: ca. 11% van het handschrift ontbreekt. Met behulp van Missaal 1 kunnen we voor een gedeelte beredeneren wat er gebeurd is.
In de beschrijving van Missaal 1 wordt uitgelegd wat een missaal is en in welke volgorde de teksten staan. Qua opzet en zelfs uitvoering toont Missaal 2 veel overeenkomsten met Missaal 1, en dus vinden we ook hier de heiligenkalender op drie ongenummerde bladen aan het begin, gevolgd door het Temporale en het Sanctorale. In het midden staan de eucharistische gebeden op ongenummerde bladen, na fol. 143 (cliii) en een abusievelijk ongenummerd folium. Na fol. 251 (ccli) volgen ook in Missaal 2 de sequensen op ongenummerde bladen. Al met al zal Missaal 2 hebben bestaan uit 4 (kalender en Adiutorium nostrum) + 145 (genummerd 1-143 en een ongenummerd blad) + 8 (eucharistische gebeden) + 107 (genummerd 145-251) + 14 (sequensen) = 278 bladen. Dit is los van de twee dekbladen voor en achter en drie bladen aan het einde die later zijn toegevoegd. Al met al bijna dertig bladen meer dan Missaal 1, dat ook iets kleiner is dan de ca. 37,5 x 26,5 cm die Missaal 2 meet. Missaal 2 is eveneens geschreven in een Gotische textualis, maar die is meestal wat groter uitgevoerd, zodat er meer bladen nodig waren om alle teksten te kunnen bevatten.
Uitgesneden bladen
Er ontbreken nu 31 bladen aan het missaal, de meeste genummerd: 1, 10-11, 80-87, 93, 96-103, 110-111, 144 extra 1 en 2 (begin van de eucharistische gebeden), 144 bis (voorafgaand aan 145), 175, 215, 224, 237-238 en [252] (begin sequensen). Voor een gedeelte komt dit overeen met de zes bladen die uit Missaal 1 ontbreken, namelijk de bladen die versierd zouden geweest met een miniatuur of een versierde initiaal met afbeeldingen met Christus of heiligen. Die afbeeldingen werden door protestanten niet getolereerd en zullen aan het einde van de zestiende eeuw zijn verwijderd. Dit kan ook verklaren waarom er in Missaal 2 twee complete katernen ontbreken. Katernen zijn verzamelingen van bijeengebonden gevouwen vellen, in dit missaal meestal vier dubbelgevouwen vellen perkament, in totaal acht bladen of zestien bladzijden. De twee katernen die hier missen (80-87 en 96-103) komen overeen met bladen 81 en 95 die in Missaal 1 ontbreken – alleen zijn in Missaal 2 dus gelijk de katernen als geheel verwijderd, niet slechts de individuele versierde bladen. In Missaal 2 ontbreekt ook het bladvullende miniatuur met Jezus aan het kruis, met Maria en Johannes eromheen, aan het begin van de eucharistische gebeden, en een versierde initiaal op het tegenoverliggende blad. Wie kijkt naar fol. 179v van het Missaal van de Utrechtse Mariakerk krijgt een indruk hoe dit eruit heeft kunnen zien. Dit missaal (Utrecht, Universiteitsbibliotheek, Hs. 402) komt uit het tweede kwart van de vijftiende eeuw. Wellicht dat er uit Missaal 2 zoveel meer bladen ontbreken omdat deze rijker was versierd dan Missaal 1, maar sommige bladen kunnen ook om andere redenen verloren zijn gegaan.
Een nieuwe band
Dat in Missaal 2 twee complete katernen ontbreken is niet gelijk zichtbaar, want het missaal is zodanig opnieuw ingebonden dat de overgebleven katernen naadloos op elkaar aansluiten. Daar waar Missaal 1 nog zijn oorspronkelijke vijftiende-eeuwse stempelband heeft, daar is deze bij Missaal 2 vervangen door een band die waarschijnlijk in de late zestiende eeuw of vroege zeventiende eeuw is aangebracht, versierd met rolstempels met palmetten, bloemranken en geometrische figuren, en met stempels van lelies en bloemmotieven (afb. 1). Op het achterplat zijn restanten van een hulselband te zien, die bij Missaal 1 veel beter bewaard is. De hulselband was voorheen vastgemaakt met metalen knoppen, die hebben doorgedrukt in de schutbladen en zelfs dieper in het handschrift. Waar de band is vervaardigd moet nog nader onderzocht worden, maar we mogen aannemen dat deze is aangebracht nadat (en wellicht doordat) de versierde en andere bladen waren verwijderd. Dat dit is gebeurd bleek uit de restauratie van het handschrift die in 2023 door Marijn de Valk werd gedaan. Hieruit werd duidelijk dat de huidige bindingen van touw (afb. 2) eerdere bindingen van leer hadden vervangen.
Afb. 1: Band met rolstempels van voor de restauratie (scan 1)Afb. 2: Bovenkant van de rug, met de katernen duidelijk zichtbaar, en zo ingebonden dat ze op elkaar aansluiten. De bindingen zijn gemaakt van touw (scan 2).
Aanvullingen
Bladen en teksten werden niet alleen verwijderd, maar ook aangevuld. Een interessante toevoeging is in de kalender (fol. iii-v) voor 21 november, waar ‘presentatio marie’ tussen de regels is bijgeschreven. Het feest van Maria Presentatie werd in 1472 ingesteld (en weer onderdrukt in 1568), wat een extra aanwijzing geeft dat het missaal vóór 1472 moet zijn vervaardigd. In Missaal 1 ontbreekt deze toevoeging. Andere toevoegingen zijn te vinden op de versozijde het eerste schutblad (mis voor bruidegom en bruid), fol. 9r, 109v (afgesneden bij het opnieuw inbinden), 210r, 218v (‘Gedruckt bij Adriaen Pieterszoon Bol, sijn neuse in mijn hol, Anno 1600’), 229v, 233r, 251r, [265]v en het laatste dekblad (met een gebed). Op fol. 210r is in rood geschreven: ‘de sancta Anna vidua officium quere in fine libri’ (Voor het officie van sint Anna de weduwe, zie aan het einde van het boek). En inderdaad vinden we daar drie later toegevoegde bladen (fol. [266]-[268]) met eerst gezangen met muzieknotatie en op het laatste blad, door dezelfde persoon geschreven, het officie van Sint Anna. In Missaal 1 zijn ook liturgische teksten voor de feestdag van Sint Anna toegevoegd. In Missaal 2 gebeurde dat in de jaren kort na 1500, want de schrijver heeft op de versozijde van dit blad nog een andere tekst gezet (afb. 3), die begint als volgt:
Iuramentum vicariorum vel officiantium missas, 1508. Ego Nomen, iuro ad hec sancta dei evangelia, quod ex hac die in antea, quamdiu presens tenuero beneficium, obediens ero curato ecclesie porrochialis beate marie magdalene in oppido de goes.
Eed van vicarissen (kapelanen) of officianten (priesters) voor de missen, 1508.
Ik, (Naam), zweer op dit heilige evangelie van God dat ik voortaan vanaf deze dag, zolang ik dit huidige beneficie zal behouden, gehoorzaam zal zijn aan de beheerder van de parochiekerk van de zalige Maria Magdalena in de stad Goes.
Dit is een standaard eedformule, en het is passend dat deze in een missaal wordt genoteerd – waarschijnlijk om uit gereciteerd te worden terwijl de eed op het evangelie zelf werd afgenomen. Het geeft ons ook belangrijk bewijs dat Missaal 2 in de Magdalenakerk werd gebruikt. Voor Missaal 1 ontbreekt daarvoor hard bewijs, maar er is in Goes of omgeving geen andere grote kerk aanwezig die een dergelijk duur missaal had kunnen laten vervaardigen en die we duidelijk aan Missaal 1 kunnen verbinden.
Onder de eedformule heeft iemand veel later nog zijn naam gezet: ‘Cornelis Brune’. We kennen hem uit verschillende archiefstukken als secretaris van Goes, waar hij in 1635 werd begraven.
Afb. 3: Het Iuramentum (eedformule) en aan het einde de naam Cornelis Brune.(fol. [268]v (scan 504)).
Delfts penwerk
Missaal 1 is versierd met gekleurd penwerk met schulpenranden uit Delft dat gangbaar was in de periode van ca. 1440-1460. In Missaal 2 zijn die schulpenranden ook aanwezig, soms in blauw en rood (bv. op fol. 105v, 116r (afb. 4), 119r en 132r), maar qua stijl en inkleuring wel iets minder uitbundig dan in Missaal 1. Op fol. 13r is ook een zogenaamde j-lijst, verticale blauwe en rode balkjes (afb. 5), die nog gangbaar waren aan het begin van de vijftiende eeuw. Dit kan er op wijzen dat Missaal 2 eerder in het vroegere gedeelte van de periode van ca. 1440-1460 te dateren is, enkele jaren eerder dan Missaal 1. Verder onderzoek naar Delfts penwerk kan hier wellicht meer definitief uitsluitsel over geven.
Afb. 4: Delfts penwerk en in de marge een later toegevoegde verwijzing naar fol. 14 (fol. 116r (scan 201))Afb. 5: Delfts penwerk en verticale j-lijst (fol. 13r (scan 35))
Als de conclusie is dat beide missalen rond 1450 voor de Magdalenakerk in Goes bestemd waren, rijst de vraag waarom een enkele missaal niet volstond. Vanaf de tweede helft van de twaalfde eeuw bestond er al een parochiekerk in Goes, en in latere bronnen is zij gewijd aan Maria Magdalena. In 1423 werden de vernieuwde westtoren en een uitbreiding van het schip gewijd, en vanaf 1455 werd ook het koor uitgebreid. Of deze activiteiten verband houden met een of beide missalen, is onduidelijk. Vanaf 1440 werden pogingen gedaan om de zeven getijden in de kerk te zingen (zoals monniken dat in kloosters deden), maar onze missalen lijken daar niets mee te maken te hebben, en het initiatief was in het begin ook geen succes.
Nadat protestanten de kerk overnamen werd in 1578 werd volgens archiefstukken ‘het missaal’ door het gilde van kooplieden naar het stadhuis gebracht. Het enkelvoud lijkt te duiden op één (hoofd)missaal, maar verdere informatie ontbreekt. Het verklaart wel waarom een of beide missalen uiteindelijk in het Gemeentearchief terechtkwamen, samen met het kleinere en anders georganiseerde Missaal 3 van de Dominicanen.
Besluit
Net als bij Missaal 1 is verder onderzoek nodig om een beter beeld van alle aspecten van Missaal 2 en zijn verhouding met Missaal 1 te verkrijgen. De overeenkomsten en verschillen zijn intrigerend (afb. 6-7), en tonen eens te meer aan dat Missaal 2, net als zijn broedermissaal, als belangrijk Zeeuws erfgoed mag worden beschouwd. Dat er ruim 30 bladen nu missen is te betreuren, maar dat is ook onderdeel van het roerige verhaal van dit missaal en de tijd en de plaats waarin het is gebruikt.
Afb. 6: Kruis van bladgoud onderaan de sectie met eucharistische gebeden in Missaal 1 (fol. 126 extra 6v (scan 270))Afb. 7: Kruis van bladgoud onderaan de sectie met eucharistische gebeden in Missaal 2 (fol. 144 extra 6v (scan 266))
Onderzoek: Vera Langens, MA-student van de opleiding Ancient, Medieval en Renaissance Studies aan de Universiteit Utrecht. Dit onderzoek werd in mei en juni 2023 uitgevoerd onder begeleiding van Bart Jaski en prof. Marco Mostert. Met dank aan Marijn de Valk (Boekrestauratie, Middelburg) en Rutger Mauritz (cantor Grote Magdalenakerk, Goes).
C. Dekker, Een schamele landstede: geschiedenis van Goes tot aan de Satisfactie in 1577 (Goes, 2002).
A.L. Kort & A.J. Barth, Stappen in en om de Grote Kerk in Goes (Goes, 2013).
Klara H. Broekhuijsen, ‘Delft’, in: Anne S. Korteweg (red.), Kriezels, aubergines en takkenbossen. Randversiering in Noordnederlandse handschriften uit de vijftiende eeuw. (Zutphen, 1992), pp. 56-67.
G.J. Lepoeter, ‘Het zevengetijdencollege in de H. Maria Magdalenakerk te Goes. De bewaard gebleven missalen, tastbare herinnering aan een bijzonder aspect van de katholieke eredienst in de vijftiende en zestiende eeuw’, Bulletin Stichting Oude Zeeuwse Kerken 86 (april 2022), pp. 3-9.
J.G.C. Venner en C.A. Chavannes-Mazel, ‘Delftse handschriften en boekverluchting’, in: De stad Delft: cultuur en maatschappij tot 1572. 2 delen (Delft, 1979-1980), I, pp. 134-137.
In het Gemeentearchief Goes liggen drie middeleeuwse manuscripten, waaronder twee missalen die uit de Grote of Maria Magdalenakerk van Goes komen, terwijl Missaal 3 een zeldzaam dominicaans missaal is. Van de drie vertonen de twee grootste, Missaal 1 en Missaal 2, grote gelijkenissen met elkaar. Missaal 2 is het wat grotere exemplaar, maar is minder compleet: ca. 11% van het handschrift ontbreekt. Met behulp van Missaal 1 kunnen we voor een gedeelte beredeneren wat er gebeurd is.
In de beschrijving van Missaal 1 wordt uitgelegd wat een missaal is en in welke volgorde de teksten staan. Qua opzet en zelfs uitvoering toont Missaal 2 veel overeenkomsten met Missaal 1, en dus vinden we ook hier de heiligenkalender op drie ongenummerde bladen aan het begin, gevolgd door het Temporale en het Sanctorale. In het midden staan de eucharistische gebeden op ongenummerde bladen, na fol. 143 (cliii) en een abusievelijk ongenummerd folium. Na fol. 251 (ccli) volgen ook in Missaal 2 de sequensen op ongenummerde bladen. Al met al zal Missaal 2 hebben bestaan uit 4 (kalender en Adiutorium nostrum) + 145 (genummerd 1-143 en een ongenummerd blad) + 8 (eucharistische gebeden) + 107 (genummerd 145-251) + 14 (sequensen) = 278 bladen. Dit is los van de twee dekbladen voor en achter en drie bladen aan het einde die later zijn toegevoegd. Al met al bijna dertig bladen meer dan Missaal 1, dat ook iets kleiner is dan de ca. 37,5 x 26,5 cm die Missaal 2 meet. Missaal 2 is eveneens geschreven in een Gotische textualis, maar die is meestal wat groter uitgevoerd, zodat er meer bladen nodig waren om alle teksten te kunnen bevatten.
Uitgesneden bladen
Er ontbreken nu 31 bladen aan het missaal, de meeste genummerd: 1, 10-11, 80-87, 93, 96-103, 110-111, 144 extra 1 en 2 (begin van de eucharistische gebeden), 144 bis (voorafgaand aan 145), 175, 215, 224, 237-238 en [252] (begin sequensen). Voor een gedeelte komt dit overeen met de zes bladen die uit Missaal 1 ontbreken, namelijk de bladen die versierd zouden geweest met een miniatuur of een versierde initiaal met afbeeldingen met Christus of heiligen. Die afbeeldingen werden door protestanten niet getolereerd en zullen aan het einde van de zestiende eeuw zijn verwijderd. Dit kan ook verklaren waarom er in Missaal 2 twee complete katernen ontbreken. Katernen zijn verzamelingen van bijeengebonden gevouwen vellen, in dit missaal meestal vier dubbelgevouwen vellen perkament, in totaal acht bladen of zestien bladzijden. De twee katernen die hier missen (80-87 en 96-103) komen overeen met bladen 81 en 95 die in Missaal 1 ontbreken – alleen zijn in Missaal 2 dus gelijk de katernen als geheel verwijderd, niet slechts de individuele versierde bladen. In Missaal 2 ontbreekt ook het bladvullende miniatuur met Jezus aan het kruis, met Maria en Johannes eromheen, aan het begin van de eucharistische gebeden, en een versierde initiaal op het tegenoverliggende blad. Wie kijkt naar fol. 179v van het Missaal van de Utrechtse Mariakerk krijgt een indruk hoe dit eruit heeft kunnen zien. Dit missaal (Utrecht, Universiteitsbibliotheek, Hs. 402) komt uit het tweede kwart van de vijftiende eeuw. Wellicht dat er uit Missaal 2 zoveel meer bladen ontbreken omdat deze rijker was versierd dan Missaal 1, maar sommige bladen kunnen ook om andere redenen verloren zijn gegaan.
Een nieuwe band
Dat in Missaal 2 twee complete katernen ontbreken is niet gelijk zichtbaar, want het missaal is zodanig opnieuw ingebonden dat de overgebleven katernen naadloos op elkaar aansluiten. Daar waar Missaal 1 nog zijn oorspronkelijke vijftiende-eeuwse stempelband heeft, daar is deze bij Missaal 2 vervangen door een band die waarschijnlijk in de late zestiende eeuw of vroege zeventiende eeuw is aangebracht, versierd met rolstempels met palmetten, bloemranken en geometrische figuren, en met stempels van lelies en bloemmotieven (afb. 1). Op het achterplat zijn restanten van een hulselband te zien, die bij Missaal 1 veel beter bewaard is. De hulselband was voorheen vastgemaakt met metalen knoppen, die hebben doorgedrukt in de schutbladen en zelfs dieper in het handschrift. Waar de band is vervaardigd moet nog nader onderzocht worden, maar we mogen aannemen dat deze is aangebracht nadat (en wellicht doordat) de versierde en andere bladen waren verwijderd. Dat dit is gebeurd bleek uit de restauratie van het handschrift die in 2023 door Marijn de Valk werd gedaan. Hieruit werd duidelijk dat de huidige bindingen van touw (afb. 2) eerdere bindingen van leer hadden vervangen.
Afb. 1: Band met rolstempels van voor de restauratie (scan 1)Afb. 2: Bovenkant van de rug, met de katernen duidelijk zichtbaar, en zo ingebonden dat ze op elkaar aansluiten. De bindingen zijn gemaakt van touw (scan 2).
Aanvullingen
Bladen en teksten werden niet alleen verwijderd, maar ook aangevuld. Een interessante toevoeging is in de kalender (fol. iii-v) voor 21 november, waar ‘presentatio marie’ tussen de regels is bijgeschreven. Het feest van Maria Presentatie werd in 1472 ingesteld (en weer onderdrukt in 1568), wat een extra aanwijzing geeft dat het missaal vóór 1472 moet zijn vervaardigd. In Missaal 1 ontbreekt deze toevoeging. Andere toevoegingen zijn te vinden op de versozijde het eerste schutblad (mis voor bruidegom en bruid), fol. 9r, 109v (afgesneden bij het opnieuw inbinden), 210r, 218v (‘Gedruckt bij Adriaen Pieterszoon Bol, sijn neuse in mijn hol, Anno 1600’), 229v, 233r, 251r, [265]v en het laatste dekblad (met een gebed). Op fol. 210r is in rood geschreven: ‘de sancta Anna vidua officium quere in fine libri’ (Voor het officie van sint Anna de weduwe, zie aan het einde van het boek). En inderdaad vinden we daar drie later toegevoegde bladen (fol. [266]-[268]) met eerst gezangen met muzieknotatie en op het laatste blad, door dezelfde persoon geschreven, het officie van Sint Anna. In Missaal 1 zijn ook liturgische teksten voor de feestdag van Sint Anna toegevoegd. In Missaal 2 gebeurde dat in de jaren kort na 1500, want de schrijver heeft op de versozijde van dit blad nog een andere tekst gezet (afb. 3), die begint als volgt:
Iuramentum vicariorum vel officiantium missas, 1508. Ego Nomen, iuro ad hec sancta dei evangelia, quod ex hac die in antea, quamdiu presens tenuero beneficium, obediens ero curato ecclesie porrochialis beate marie magdalene in oppido de goes.
Eed van vicarissen (kapelanen) of officianten (priesters) voor de missen, 1508.
Ik, (Naam), zweer op dit heilige evangelie van God dat ik voortaan vanaf deze dag, zolang ik dit huidige beneficie zal behouden, gehoorzaam zal zijn aan de beheerder van de parochiekerk van de zalige Maria Magdalena in de stad Goes.
Dit is een standaard eedformule, en het is passend dat deze in een missaal wordt genoteerd – waarschijnlijk om uit gereciteerd te worden terwijl de eed op het evangelie zelf werd afgenomen. Het geeft ons ook belangrijk bewijs dat Missaal 2 in de Magdalenakerk werd gebruikt. Voor Missaal 1 ontbreekt daarvoor hard bewijs, maar er is in Goes of omgeving geen andere grote kerk aanwezig die een dergelijk duur missaal had kunnen laten vervaardigen en die we duidelijk aan Missaal 1 kunnen verbinden.
Onder de eedformule heeft iemand veel later nog zijn naam gezet: ‘Cornelis Brune’. We kennen hem uit verschillende archiefstukken als secretaris van Goes, waar hij in 1635 werd begraven.
Afb. 3: Het Iuramentum (eedformule) en aan het einde de naam Cornelis Brune.(fol. [268]v (scan 504)).
Delfts penwerk
Missaal 1 is versierd met gekleurd penwerk met schulpenranden uit Delft dat gangbaar was in de periode van ca. 1440-1460. In Missaal 2 zijn die schulpenranden ook aanwezig, soms in blauw en rood (bv. op fol. 105v, 116r (afb. 4), 119r en 132r), maar qua stijl en inkleuring wel iets minder uitbundig dan in Missaal 1. Op fol. 13r is ook een zogenaamde j-lijst, verticale blauwe en rode balkjes (afb. 5), die nog gangbaar waren aan het begin van de vijftiende eeuw. Dit kan er op wijzen dat Missaal 2 eerder in het vroegere gedeelte van de periode van ca. 1440-1460 te dateren is, enkele jaren eerder dan Missaal 1. Verder onderzoek naar Delfts penwerk kan hier wellicht meer definitief uitsluitsel over geven.
Afb. 4: Delfts penwerk en in de marge een later toegevoegde verwijzing naar fol. 14 (fol. 116r (scan 201))Afb. 5: Delfts penwerk en verticale j-lijst (fol. 13r (scan 35))
Als de conclusie is dat beide missalen rond 1450 voor de Magdalenakerk in Goes bestemd waren, rijst de vraag waarom een enkele missaal niet volstond. Vanaf de tweede helft van de twaalfde eeuw bestond er al een parochiekerk in Goes, en in latere bronnen is zij gewijd aan Maria Magdalena. In 1423 werden de vernieuwde westtoren en een uitbreiding van het schip gewijd, en vanaf 1455 werd ook het koor uitgebreid. Of deze activiteiten verband houden met een of beide missalen, is onduidelijk. Vanaf 1440 werden pogingen gedaan om de zeven getijden in de kerk te zingen (zoals monniken dat in kloosters deden), maar onze missalen lijken daar niets mee te maken te hebben, en het initiatief was in het begin ook geen succes.
Nadat protestanten de kerk overnamen werd in 1578 werd volgens archiefstukken ‘het missaal’ door het gilde van kooplieden naar het stadhuis gebracht. Het enkelvoud lijkt te duiden op één (hoofd)missaal, maar verdere informatie ontbreekt. Het verklaart wel waarom een of beide missalen uiteindelijk in het Gemeentearchief terechtkwamen, samen met het kleinere en anders georganiseerde Missaal 3 van de Dominicanen.
Besluit
Net als bij Missaal 1 is verder onderzoek nodig om een beter beeld van alle aspecten van Missaal 2 en zijn verhouding met Missaal 1 te verkrijgen. De overeenkomsten en verschillen zijn intrigerend (afb. 6-7), en tonen eens te meer aan dat Missaal 2, net als zijn broedermissaal, als belangrijk Zeeuws erfgoed mag worden beschouwd. Dat er ruim 30 bladen nu missen is te betreuren, maar dat is ook onderdeel van het roerige verhaal van dit missaal en de tijd en de plaats waarin het is gebruikt.
Afb. 6: Kruis van bladgoud onderaan de sectie met eucharistische gebeden in Missaal 1 (fol. 126 extra 6v (scan 270))Afb. 7: Kruis van bladgoud onderaan de sectie met eucharistische gebeden in Missaal 2 (fol. 144 extra 6v (scan 266))
Onderzoek: Vera Langens, MA-student van de opleiding Ancient, Medieval en Renaissance Studies aan de Universiteit Utrecht. Dit onderzoek werd in mei en juni 2023 uitgevoerd onder begeleiding van Bart Jaski en prof. Marco Mostert. Met dank aan Marijn de Valk (Boekrestauratie, Middelburg) en Rutger Mauritz (cantor Grote Magdalenakerk, Goes).
C. Dekker, Een schamele landstede: geschiedenis van Goes tot aan de Satisfactie in 1577 (Goes, 2002).
A.L. Kort & A.J. Barth, Stappen in en om de Grote Kerk in Goes (Goes, 2013).
Klara H. Broekhuijsen, ‘Delft’, in: Anne S. Korteweg (red.), Kriezels, aubergines en takkenbossen. Randversiering in Noordnederlandse handschriften uit de vijftiende eeuw. (Zutphen, 1992), pp. 56-67.
G.J. Lepoeter, ‘Het zevengetijdencollege in de H. Maria Magdalenakerk te Goes. De bewaard gebleven missalen, tastbare herinnering aan een bijzonder aspect van de katholieke eredienst in de vijftiende en zestiende eeuw’, Bulletin Stichting Oude Zeeuwse Kerken 86 (april 2022), pp. 3-9.
J.G.C. Venner en C.A. Chavannes-Mazel, ‘Delftse handschriften en boekverluchting’, in: De stad Delft: cultuur en maatschappij tot 1572. 2 delen (Delft, 1979-1980), I, pp. 134-137.
In het Gemeentearchief Goes liggen drie middeleeuwse manuscripten, waaronder twee missalen die uit de Grote of Maria Magdalenakerk van Goes komen, terwijl Missaal 3 een zeldzaam dominicaans missaal is. Van de drie vertonen de twee grootste, Missaal 1 en Missaal 2, grote gelijkenissen met elkaar. Missaal 2 is het wat grotere exemplaar, maar is minder compleet: ca. 11% van het handschrift ontbreekt. Met behulp van Missaal 1 kunnen we voor een gedeelte beredeneren wat er gebeurd is.
In de beschrijving van Missaal 1 wordt uitgelegd wat een missaal is en in welke volgorde de teksten staan. Qua opzet en zelfs uitvoering toont Missaal 2 veel overeenkomsten met Missaal 1, en dus vinden we ook hier de heiligenkalender op drie ongenummerde bladen aan het begin, gevolgd door het Temporale en het Sanctorale. In het midden staan de eucharistische gebeden op ongenummerde bladen, na fol. 143 (cliii) en een abusievelijk ongenummerd folium. Na fol. 251 (ccli) volgen ook in Missaal 2 de sequensen op ongenummerde bladen. Al met al zal Missaal 2 hebben bestaan uit 4 (kalender en Adiutorium nostrum) + 145 (genummerd 1-143 en een ongenummerd blad) + 8 (eucharistische gebeden) + 107 (genummerd 145-251) + 14 (sequensen) = 278 bladen. Dit is los van de twee dekbladen voor en achter en drie bladen aan het einde die later zijn toegevoegd. Al met al bijna dertig bladen meer dan Missaal 1, dat ook iets kleiner is dan de ca. 37,5 x 26,5 cm die Missaal 2 meet. Missaal 2 is eveneens geschreven in een Gotische textualis, maar die is meestal wat groter uitgevoerd, zodat er meer bladen nodig waren om alle teksten te kunnen bevatten.
Uitgesneden bladen
Er ontbreken nu 31 bladen aan het missaal, de meeste genummerd: 1, 10-11, 80-87, 93, 96-103, 110-111, 144 extra 1 en 2 (begin van de eucharistische gebeden), 144 bis (voorafgaand aan 145), 175, 215, 224, 237-238 en [252] (begin sequensen). Voor een gedeelte komt dit overeen met de zes bladen die uit Missaal 1 ontbreken, namelijk de bladen die versierd zouden geweest met een miniatuur of een versierde initiaal met afbeeldingen met Christus of heiligen. Die afbeeldingen werden door protestanten niet getolereerd en zullen aan het einde van de zestiende eeuw zijn verwijderd. Dit kan ook verklaren waarom er in Missaal 2 twee complete katernen ontbreken. Katernen zijn verzamelingen van bijeengebonden gevouwen vellen, in dit missaal meestal vier dubbelgevouwen vellen perkament, in totaal acht bladen of zestien bladzijden. De twee katernen die hier missen (80-87 en 96-103) komen overeen met bladen 81 en 95 die in Missaal 1 ontbreken – alleen zijn in Missaal 2 dus gelijk de katernen als geheel verwijderd, niet slechts de individuele versierde bladen. In Missaal 2 ontbreekt ook het bladvullende miniatuur met Jezus aan het kruis, met Maria en Johannes eromheen, aan het begin van de eucharistische gebeden, en een versierde initiaal op het tegenoverliggende blad. Wie kijkt naar fol. 179v van het Missaal van de Utrechtse Mariakerk krijgt een indruk hoe dit eruit heeft kunnen zien. Dit missaal (Utrecht, Universiteitsbibliotheek, Hs. 402) komt uit het tweede kwart van de vijftiende eeuw. Wellicht dat er uit Missaal 2 zoveel meer bladen ontbreken omdat deze rijker was versierd dan Missaal 1, maar sommige bladen kunnen ook om andere redenen verloren zijn gegaan.
Een nieuwe band
Dat in Missaal 2 twee complete katernen ontbreken is niet gelijk zichtbaar, want het missaal is zodanig opnieuw ingebonden dat de overgebleven katernen naadloos op elkaar aansluiten. Daar waar Missaal 1 nog zijn oorspronkelijke vijftiende-eeuwse stempelband heeft, daar is deze bij Missaal 2 vervangen door een band die waarschijnlijk in de late zestiende eeuw of vroege zeventiende eeuw is aangebracht, versierd met rolstempels met palmetten, bloemranken en geometrische figuren, en met stempels van lelies en bloemmotieven (afb. 1). Op het achterplat zijn restanten van een hulselband te zien, die bij Missaal 1 veel beter bewaard is. De hulselband was voorheen vastgemaakt met metalen knoppen, die hebben doorgedrukt in de schutbladen en zelfs dieper in het handschrift. Waar de band is vervaardigd moet nog nader onderzocht worden, maar we mogen aannemen dat deze is aangebracht nadat (en wellicht doordat) de versierde en andere bladen waren verwijderd. Dat dit is gebeurd bleek uit de restauratie van het handschrift die in 2023 door Marijn de Valk werd gedaan. Hieruit werd duidelijk dat de huidige bindingen van touw (afb. 2) eerdere bindingen van leer hadden vervangen.
Afb. 1: Band met rolstempels van voor de restauratie (scan 1)Afb. 2: Bovenkant van de rug, met de katernen duidelijk zichtbaar, en zo ingebonden dat ze op elkaar aansluiten. De bindingen zijn gemaakt van touw (scan 2).
Aanvullingen
Bladen en teksten werden niet alleen verwijderd, maar ook aangevuld. Een interessante toevoeging is in de kalender (fol. iii-v) voor 21 november, waar ‘presentatio marie’ tussen de regels is bijgeschreven. Het feest van Maria Presentatie werd in 1472 ingesteld (en weer onderdrukt in 1568), wat een extra aanwijzing geeft dat het missaal vóór 1472 moet zijn vervaardigd. In Missaal 1 ontbreekt deze toevoeging. Andere toevoegingen zijn te vinden op de versozijde het eerste schutblad (mis voor bruidegom en bruid), fol. 9r, 109v (afgesneden bij het opnieuw inbinden), 210r, 218v (‘Gedruckt bij Adriaen Pieterszoon Bol, sijn neuse in mijn hol, Anno 1600’), 229v, 233r, 251r, [265]v en het laatste dekblad (met een gebed). Op fol. 210r is in rood geschreven: ‘de sancta Anna vidua officium quere in fine libri’ (Voor het officie van sint Anna de weduwe, zie aan het einde van het boek). En inderdaad vinden we daar drie later toegevoegde bladen (fol. [266]-[268]) met eerst gezangen met muzieknotatie en op het laatste blad, door dezelfde persoon geschreven, het officie van Sint Anna. In Missaal 1 zijn ook liturgische teksten voor de feestdag van Sint Anna toegevoegd. In Missaal 2 gebeurde dat in de jaren kort na 1500, want de schrijver heeft op de versozijde van dit blad nog een andere tekst gezet (afb. 3), die begint als volgt:
Iuramentum vicariorum vel officiantium missas, 1508. Ego Nomen, iuro ad hec sancta dei evangelia, quod ex hac die in antea, quamdiu presens tenuero beneficium, obediens ero curato ecclesie porrochialis beate marie magdalene in oppido de goes.
Eed van vicarissen (kapelanen) of officianten (priesters) voor de missen, 1508.
Ik, (Naam), zweer op dit heilige evangelie van God dat ik voortaan vanaf deze dag, zolang ik dit huidige beneficie zal behouden, gehoorzaam zal zijn aan de beheerder van de parochiekerk van de zalige Maria Magdalena in de stad Goes.
Dit is een standaard eedformule, en het is passend dat deze in een missaal wordt genoteerd – waarschijnlijk om uit gereciteerd te worden terwijl de eed op het evangelie zelf werd afgenomen. Het geeft ons ook belangrijk bewijs dat Missaal 2 in de Magdalenakerk werd gebruikt. Voor Missaal 1 ontbreekt daarvoor hard bewijs, maar er is in Goes of omgeving geen andere grote kerk aanwezig die een dergelijk duur missaal had kunnen laten vervaardigen en die we duidelijk aan Missaal 1 kunnen verbinden.
Onder de eedformule heeft iemand veel later nog zijn naam gezet: ‘Cornelis Brune’. We kennen hem uit verschillende archiefstukken als secretaris van Goes, waar hij in 1635 werd begraven.
Afb. 3: Het Iuramentum (eedformule) en aan het einde de naam Cornelis Brune.(fol. [268]v (scan 504)).
Delfts penwerk
Missaal 1 is versierd met gekleurd penwerk met schulpenranden uit Delft dat gangbaar was in de periode van ca. 1440-1460. In Missaal 2 zijn die schulpenranden ook aanwezig, soms in blauw en rood (bv. op fol. 105v, 116r (afb. 4), 119r en 132r), maar qua stijl en inkleuring wel iets minder uitbundig dan in Missaal 1. Op fol. 13r is ook een zogenaamde j-lijst, verticale blauwe en rode balkjes (afb. 5), die nog gangbaar waren aan het begin van de vijftiende eeuw. Dit kan er op wijzen dat Missaal 2 eerder in het vroegere gedeelte van de periode van ca. 1440-1460 te dateren is, enkele jaren eerder dan Missaal 1. Verder onderzoek naar Delfts penwerk kan hier wellicht meer definitief uitsluitsel over geven.
Afb. 4: Delfts penwerk en in de marge een later toegevoegde verwijzing naar fol. 14 (fol. 116r (scan 201))Afb. 5: Delfts penwerk en verticale j-lijst (fol. 13r (scan 35))
Als de conclusie is dat beide missalen rond 1450 voor de Magdalenakerk in Goes bestemd waren, rijst de vraag waarom een enkele missaal niet volstond. Vanaf de tweede helft van de twaalfde eeuw bestond er al een parochiekerk in Goes, en in latere bronnen is zij gewijd aan Maria Magdalena. In 1423 werden de vernieuwde westtoren en een uitbreiding van het schip gewijd, en vanaf 1455 werd ook het koor uitgebreid. Of deze activiteiten verband houden met een of beide missalen, is onduidelijk. Vanaf 1440 werden pogingen gedaan om de zeven getijden in de kerk te zingen (zoals monniken dat in kloosters deden), maar onze missalen lijken daar niets mee te maken te hebben, en het initiatief was in het begin ook geen succes.
Nadat protestanten de kerk overnamen werd in 1578 werd volgens archiefstukken ‘het missaal’ door het gilde van kooplieden naar het stadhuis gebracht. Het enkelvoud lijkt te duiden op één (hoofd)missaal, maar verdere informatie ontbreekt. Het verklaart wel waarom een of beide missalen uiteindelijk in het Gemeentearchief terechtkwamen, samen met het kleinere en anders georganiseerde Missaal 3 van de Dominicanen.
Besluit
Net als bij Missaal 1 is verder onderzoek nodig om een beter beeld van alle aspecten van Missaal 2 en zijn verhouding met Missaal 1 te verkrijgen. De overeenkomsten en verschillen zijn intrigerend (afb. 6-7), en tonen eens te meer aan dat Missaal 2, net als zijn broedermissaal, als belangrijk Zeeuws erfgoed mag worden beschouwd. Dat er ruim 30 bladen nu missen is te betreuren, maar dat is ook onderdeel van het roerige verhaal van dit missaal en de tijd en de plaats waarin het is gebruikt.
Afb. 6: Kruis van bladgoud onderaan de sectie met eucharistische gebeden in Missaal 1 (fol. 126 extra 6v (scan 270))Afb. 7: Kruis van bladgoud onderaan de sectie met eucharistische gebeden in Missaal 2 (fol. 144 extra 6v (scan 266))
Onderzoek: Vera Langens, MA-student van de opleiding Ancient, Medieval en Renaissance Studies aan de Universiteit Utrecht. Dit onderzoek werd in mei en juni 2023 uitgevoerd onder begeleiding van Bart Jaski en prof. Marco Mostert. Met dank aan Marijn de Valk (Boekrestauratie, Middelburg) en Rutger Mauritz (cantor Grote Magdalenakerk, Goes).
C. Dekker, Een schamele landstede: geschiedenis van Goes tot aan de Satisfactie in 1577 (Goes, 2002).
A.L. Kort & A.J. Barth, Stappen in en om de Grote Kerk in Goes (Goes, 2013).
Klara H. Broekhuijsen, ‘Delft’, in: Anne S. Korteweg (red.), Kriezels, aubergines en takkenbossen. Randversiering in Noordnederlandse handschriften uit de vijftiende eeuw. (Zutphen, 1992), pp. 56-67.
G.J. Lepoeter, ‘Het zevengetijdencollege in de H. Maria Magdalenakerk te Goes. De bewaard gebleven missalen, tastbare herinnering aan een bijzonder aspect van de katholieke eredienst in de vijftiende en zestiende eeuw’, Bulletin Stichting Oude Zeeuwse Kerken 86 (april 2022), pp. 3-9.
J.G.C. Venner en C.A. Chavannes-Mazel, ‘Delftse handschriften en boekverluchting’, in: De stad Delft: cultuur en maatschappij tot 1572. 2 delen (Delft, 1979-1980), I, pp. 134-137.