Stadhuis
Vanaf de late middeleeuwen tot aan de gemeentelijke herindeling in 1970 is het stadhuis op de Grote Markt het gemeentehuis van de oude Gemeente Goes. In 1972 krijgt het gebouw officieel een monumentale status en wordt het ingeschreven in het rijksmonumentenregister.
Op Goese Grond
Bekijk hieronder de virtuele rondleiding door het stadhuis van archivaris Frank de Klerk of scrol verder voor meer informatie.
De evolutie van het stadhuis
Van het stadhuiscomplex zijn de vlees- en lakenhal het oudst. We vinden al aanwijzingen voor het bestaan van deze hallen in de 13e eeuw: lakensnijders verkopen het laken op zolder, vleeshouwers verkopen het vlees beneden. In deze hallen staan houten stallen die de vleeshouwers en lakensnijders kunnen huren van de ambachtsheer. Het veld voor het stadhuis krijgt al in de veertiende eeuw een marktbestemming, waarvan de huidige dinsdagmarkt een voortzetting is. In de hallen zijn de juiste maten beschikbaar voor het afwegen van koopwaren. Overigens zijn de vlees- en lakenhal dan nog niet zo lang als het stadhuis nu is: aan de kant van de Korte Kerkstraat staat namelijk nog een huisje naast de hallen.
Wanneer het dorpsbestuur ruimere bevoegdheden (dat wil zeggen: meer taken en rechten) krijgt, bouwen ze een vergaderkamer en een rechtbank—een zogenaamde vierschaar—tegen de hallen. Dit gedeelte van het dorpshuis is geen eigendom van de ambachtsheer, maar wordt betaald vanuit de dorpskas. Naast de vergaderkamer en rechtbank noemen de veertiende-eeuwse burgemeestersrekeningen ook een ‘vanghuus’ (gevangenentoren). Dat er vóór die tijd al mensen gevangen worden gezet in Goes, weten we zeker. Maar of dat toen ook al gebeurde in het dorpshuis, is niet te achterhalen. Uiteindelijk breekt het stadsbestuur dit rommelige gebouw af, en beginnen ze vanaf 1464 met de bouw van een nieuw stadhuis op de oude fundering.
Verbouwen
In 1634 koopt het stadsbestuur een nieuw bordes voor de westtoren aan, namelijk die uit de verdronken stad Reimerswaal (zie afb. 1). Tijdens de ingrijpende verbouwing van het stadhuis in 1770 maken de trappen plaats voor de huidige stenen versie. Bij deze verbouwing komt er ook een toren aan de oostzijde van het gebouw, waardoor het stadhuis een symmetrische uitstraling krijgt. Bovendien krijgt het gehele gebouw een rococostijl aangemeten. Het plafond en de wanden van de vierschaar worden gevuld met nieuwe symbolen van rechtspraak en bestuur.
De weerhaan op de spits van de stadhuistoren wordt vervangen. Op de torens en schoorstenen komen windwijzers in de vorm van ganzen. Helaas is alleen die van de oosttoren bewaard gebleven. De dakrand met het stadswapen, geflankeerd door Prudentia aan de linkerkant en Justitia aan de rechterkant, trekt sterk de aandacht. Het stadswapen op het bordes, uitgehakt in steen met een leeuwtje als schildhouder, valt echter minder op. Het andere leeuwtje houdt het provinciewapen vast.
Het stadsbestuur laat de minder representatieve ruimten, zoals de vleeshal en de middeleeuwse gevangenissen in de oude toren, ongewijzigd.
De dakrand met stadswapen, en links Prudentia en rechts Justitia in 1988.
Uitsnede van een foto vervaardigd door Dukker, G.J. (Gerard), Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Documentnummer 269.237
Trouwzaal
De huidige trouw- en ontvangstzaal heeft betimmerde wanden en een dubbele deur met houtsnijwerk. De zaal bevat een schoorsteenstuk en een dessus de porte (bovendeurstuk) met grisaille (een schilderij in witte en grijze tinten), schouwpartij met houtsnijwerk en schildering in grisaille op de boezem, en een marmeren mantel met betegeling in de nis vervaardigd door M.J. Geeraerts. Hendrik van Diest maakte in 1773 mallen voor de omlijstingen voor de timmerlui. De uit Antwerpen afkomstige schilderstukken, zoals de spelende ‘putti’ (mollige kinderfiguren uit de schilder- en beeldhouwkunst), moesten passen in de sieromlijstingen.
Guiseppe Soldati vervaardigde het stucplafond met allegorieën. Het smeedijzeren hek werd vervaardigd door Maxime Sumel.
Klok Merten
In 1384 bouwt het dorpsbestuur een klokhuis naast Slot Oostende. In de toren hangt een uurwerk dat de missen aankondigt, maar ook van groot belang is voor andere gebeurtenissen in het dorp zoals de start en het einde van de markt. Het is echter onduidelijk of er in het stadhuis op dat moment ook al een klok hangt.
In 1476 worden er vijf nieuwe klokken gegoten voor de Grote of Maria Magdalenakerk. Deze klokken zijn allemaal uitsluitend bedoeld voor kerkelijk gebruik en hangen in een westelijke toren van de kerk. In het stadhuis hangt dan al wel (in ieder geval sinds 1432) een klok die luidt voor zogenaamde ‘wereldlijke doeleinden’. De laatste van de vijf klokken is in 1484 klaar: luidklok Merten, vervaardigd door Simon Wagevens uit Mechelen. Naast het stadswapen van Goes en Mechelen vinden we hier op deze klok ook de oudste afbeelding van de Goese schutspatrones Maria Magdalena. Begin zestiende eeuw wordt de westtoren afgebroken, waarna de klokken in de dakruiter komen te hangen.
Aan het eind van de zestiende eeuw is de dakruiter in de Grote Kerk toe aan onderhoud. Achteraf keren maar vier van de vijf klokken terug naar de toren: klok Merten verhuist namelijk naar het klokhuis aan de Singelstraat. Wanneer er op 11 september 1618 een schaliedekker bezig is op het dak van de Grote Kerk en hij ’s middags afdaalt om te gaan eten, vergeet hij het vuur onder een pot met kokend lood voldoende af te dekken waardoor een groot deel van de kerk afbrand. De klokken die nog in de kerk hangen, gaan verloren.
Wanneer er geen noodzaak meer is voor een klokhuis, wordt de toren afgebroken in 1661 om plaats te maken voor een schoolgebouw. Waarschijnlijk verhuist Merten uiterlijk dat jaar naar het stadhuis, maar een precieze datum van deze verhuizing is helaas onbekend.
Fragment van een historische plattegrond van Goes uit 1650. Tussen Slot Oostende, de Grote Kerk en het Stadhuis is nog een toren zichtbaar: het voormalige klokhuis (nr. 7)
Vervaardigd door Jacob Reynoutsen en afkomstig uit de UB van Leiden.
Klokkenroof
Klok Merten heeft de verwoestende brand in de Grote Kerk overleefd, maar dat is niet het laatste geluksmoment: tijdens de klokkenroof van de Tweede Wereldoorlog vordert de bezetter klokken om het metaal te gebruiken voor de Duitse wapenindustrie. In Nederland zijn dat er zo’n 6.700. Het omsmelten van klokken komt vaker voor ten tijde van oorlog. Het metaal gebruiken ze voornamelijk om kanonnen te gieten, maar er worden ook andere wapens van gegoten. Merten belandde daarbij op een boot in het IJsselmeer die in 1943 zonk in de buurt van Urk: een doelbewuste (en succesvolle) actie om de klokken te redden van hun ondergang.
Oorlogsmonument
Op 6 juni 1948 wordt het oorlogsmonument op de gevel van het stadhuis onthuld. Het monument is ontworpen door A.D. Copier (1901-1991), een Nederlandse ontwerper, edelsmid, boekbandontwerper en keramist. Bij het brede publiek is hij vooral bekend gebleven als glaskunstenaar en vormgever. Het monument bestaat uit twee bronzen gedenkplaten en een luidklok. Deze platen zijn aangebracht in een boogvormige nis aan de gevel van het stadhuis. Op de bovenste gedenkplaat is in reliëf een luidklok te zien. De onderste gedenkplaat is ontworpen door Johan Melse (1888-1968) uit Goes. Hij was schilder, graficus en tekenaar.
Het siersmeedwerk, op de foto nog niet aanwezig, is gemaakt door leerlingen van de Ambachtsschool.
De klok in de oosttoren van het stadhuis is gegoten door Van Bergen uit Heiligerlee, en luidt alleen op 4 mei. Op de klok staat de Latijnse tekst “Vivos Voco Mortuos Plango”. In vertaling luidt deze: “De levenden roep ik, de doden beween ik”.
Lunchroom
Toen eind jaren ’60 van de twintigste eeuw de gemeente vertrok naar het voormalige gasthuis aan de Oostwal, kwam het stadhuis vrij voor andere bestemmingen. De oude vleeshal krijgt na de laatste renovatie in 1967 een horecafunctie, terwijl de oude vierschaar dienst doet als trouw- en ontvangstzaal.
In het Vertelarchief vertelt Roos Spelier, samen met haar man de eerste uitbaters van lunchcafé Het Stadhuis, over vroege jaren van de lunchroom. Omdat de vleeshal een tijd lang was gebruikt als opslag en archiefkluis, moest er nog veel geruimd worden voordat de hal ingericht kon worden als restaurant. Roos Spelier deelt het verhaal van de opening van het Lunchcafé in het Stadhuis, blikt terug op de verbouwingen in het pand, de vele activiteiten die ze organiseerden en de bijzondere menukaarten die ze creëerden. Meer weten? Bekijk de video en luister naar het verhaal van Roos op deze pagina.