Turfkade 9: De Rijke Bruineman

Rijksmonument aan de kade in Goes.

Dukker, G.J. Rijksdienst voor cultureel erfgoed, 138.483

Goese Grond

In onderstaande video verteld Laban van Oeveren over het pand De Rijke Bruineman aan de Turfkade in Goes. Van Oeveren is samen met zijn partner Pim Bakker eigenaar van dit Rijksmonument. Scroll verder om meer te lezen over de rijke geschiedenis van het gebouw.

Het Begin

In de negende of tiende eeuw ontstaat er bewoning op een kreekrug en de nederzetting neemt de naar van de vroegere kreek over: Goes. Het restant van de kreek, die tussen de zevende en de negende eeuw is dicht geslibd, vormt een natuurlijke haven. Aanleg van dijken rond het midden van de twaalfde eeuw zorgt voor meer veiligheid. Rond 1200 ziet het dorpsbestuur van Goes kans om zuidelijk aan deze haven een havenkom te laten graven. Achter de dijken hiervan ontstaat nieuwe bebouwing. Met het intensiveren van de bedrijvigheid op en rond deze havenkom verplaatsen de huizen zich geleidelijk aan hogerop naar de dijk, dus naar de rand van de havenkom. De kaden ontstaan. In diverse groeistuipen komen er steeds wat grotere houten huizen met stenen kelders aan de haven te staan, ook op dat deel van de kaden dat later de Turfkade gaat heten.

In het midden van de zestiende eeuw is het huis op de plaats van het latere Turfkade 9 in eigendom van een Adriaen Claes Pauwels. Vermoedelijk beslaat zijn huis ook het terrein waar later Turfkade 7 komt te staan. In 1554 is ene heer Vader eigenaar van het gebouw en hij, samen met alle huiseigenaren in het noordwesten van de middeleeuwse stad, ziet zijn huis op 18 mei 1554 in vlammen opgaan. Een grote stadsbrand grijpt om zich heen, die ontstaat in een van de zoutketen. Het raffineren van ruw baaizout uit Frankrijk heeft dan in Goes de vorm van een middeleeuwse industrie aangenomen. Deze industrie ontstaat in het midden van de vijftiende eeuw, en beleeft zijn piek kort voor 1572. Een kwart van de binnenstad gaat in 1554 verloren, en moet in de decennia daarna opnieuw worden opgebouwd.

Pas rond 1580 is het stuk grond opnieuw bebouwd. Elk huis moet aan nieuwe voorwaarden voldoen: herbouw in steen en met harde dakbedekking. De herbouw van nr. 9 heeft misschien wel tegelijk plaatsgevonden als het pand aan turfkade 7. Dit heeft in de muurankers het jaartal 1591. De gevel van Turfkade 9 zal ongetwijfeld ook een trapvorm hebben gehad, naar de mode van die tijd. Deze oorspronkelijke trapgevel uit het einde van de zestiende eeuw is inmiddels niet meer. Vermoedelijk is dit in de tweede helft van de achttiende eeuw, vervangen door een modernere lijstgevel. Gegevens hierover zijn niet bekend. Evenmin is bekend wanneer de pleisterlaag met blokkenverdeling is aangebracht aan de gevel.

 

Turfkade rond 1920, ets R. Ludwig. Een veel gefotografeerd en getekend hoekje van de stad. Het huis Turfkade 9 bevindt zich naast het hoogste pand, het ‘Gotische Huis’ ofwel het ‘Karel V-huis’.

 

De Turfkade in 1650, met rechts het Visperk (nr. 22). De wat schematisch getekende huizen hebben alle een trapgevel. Detail van de plattegrond door Jacob Reynoutsen, uit de collectie Bodel Nijenhuis van de UB te Leiden.

Koekebakkers en religie

In 1782 komt het huis in handen van Cornelis Fitzner, een koekbakker. Vervolgens blijft het pand enkele decennia in handen van Bakkers. O.a. van de familie Harinck. Cornelis Harinck is het hoofd van het gezin, zijn vrouw is Catharina Rapholm (Goes 1777). Beiden zijn hervormd. In huis wonen enkele dienstbodes, en een leerling-bakker, Cornelis Rapholm. In de twintiger jaren blijkt koekbakker Harinck na het overlijden van zijn eerste vrouw voor de tweede keer getrouwd, nu met Pieternella Snoep (Goes 1771). Behalve vier dochters (geboren tussen 1797-1817) is er ook een zoon Hubertus Marinus (Goes 1814) geboren. Hij zal later de zaak van zijn ouders overnemen. Het verhaal van Turfkade 9 laat ook de ontwikkelingen van het bakkersvak goed zien. Zo werd het gildewezen in 1798 afgeschaft door de nieuwe regering van de Bataafse Republiek. Zij schaften alle rangen en standen af conform de Franse ideeën van vrijheid, gelijkheid en broederschap. Het bakkersgilde is dus verleden tijd. Ondanks dat het gilde soms belemmering betekende, zorgde het ook voor bescherming; een impactvolle verandering dus.

Veel gilden keren al snel terug als ‘ambacht’. In Goes ontstaat rond 1800 het bakkersambacht, dat in de verte op het vroegere bakkersgilde lijkt. Vanaf 1804 zijn er notulen van het ‘Brood-, Peperkoek- en Banketbakkersambacht’ bewaard.Voor decennia blijft Turfkade 9 in gebruik van de familie Harinck totdat collega bakker Marcus Sterk in 1856 het gebouw koopt. Sterk onderhoudt een goed lopende koek- en banketbakkerij totdat hij in1891 failliet wordt verklaard.

De bewonersgeschiedenis van Turfkade 9 verteld ons hier niet alleen over de geschiedenis van het bakkersvak, het geeft ook een inkijkje in de religieuze ontwikkelingen in Goes. Zowel bakkers Harinck als Sterk raakten namelijk onder de invloed van de onnavolgbare dominee Huibert Jacobus Budding, die vanaf eind jaren dertig van de 19e eeuw veel Goesenaren op het pad van afscheiding van de hervormde gemeente leidt. Veel ambachtslieden van eenvoudige komaf kiezen voor deze geloofsrichting, waarin bakkers opvallend ruim vertegenwoordigd zijn. Een van de steunpilaren van het eerste uur van Budding, ook bakker, is Johannes de Jonge (1808-1872), bijgenaamd ‘de hemelse bakker’. De eerste leden van deze nieuwe protestantse geloofsrichting vallen vaak ten prooi aan zware geestelijke worstelingen, voordat ze zich vrij maken van de gewone, in hun ogen te moderne, hervormde gemeente. Een ander interessant inkijkje ontstaan wanneer we de dienstbodes van Sterk onder de loep nemen. De meeste dienstbodes zijn lid van de hervormde kerk, een paar zijn christelijk gereformeerd en eentje is rooms-katholiek.

 

Ondertekening door de gildedekens van de bakkers van de jaarrekening van 1790, met aantekening van Hubertus Harinck Cz. dat hij als boekhouder de gelden, de begrafenisschilden en het gildearchief in bewaring neemt. GAGoes, gildearchieven, inv.nr. 14.

 

Rechts de Kleine Kade, en links de Turfkade. Volop bedrijvigheid op de kade. Foto uit 1890, het laatste moment dat de koekbakkerswinkel van Sterk nog in bedrijf is.

 

Landbouwwerktuigen

Vanaf 1892 woont koopman en boekhouder Lambrecht Franken (Noordwelle 1858) in het pand. De vorige eigenaar Kole verkoopt het pand op 3 september 1892 aan de firmanten Franken en Marinus Jacob Goemans, gemeentesecretaris van Serooskerke (Schouwen). Hun firma Franken en Goemans is opgericht in 1892 en heeft als doel ‘het koopen en verkoopen voor eigen rekening of in commissie van landbouwwerktuigen, gereedschappen, ruwe en gemaakte ijzerwerken, koper en andere metalen, en hetgeen verder tot dergelijke zaak behoort’. Vermoedelijk zijn ze geïnspireerd door het succes van de oudere Goese firma Massee.

Vanaf het moment dat Franken in het pand trekt en zijn firma opricht, verandert er veel aan het interieur. In plaats van een woon-winkelhuis, wat het lange tijd is geweest, wordt het nu een bovenwoning met een bedrijfsruimte op de begane grond. De firma start met het uitstallen van gereedschappen en onderdelen van landbouwwerktuigen. Ongetwijfeld vindt er assemblage van geïmporteerde werktuigen plaats, en ook reparatie van defecten hieraan.

Oorlog

Begin 20e eeuw wordt A.S.J. Dekker (1869-1918), de nieuwe eigenaar van het gebouw. Hij is een gereformeerde ondernemer die zich van winkelier tot koopman en fabrikant ontwikkelt heeft. Hij koopt diverse panden in de stad, waarin hij onderdelen van groeiende orgelfabriek onderbrengt. Het huis aan de Turfkade krijgt, behalve de functie van werkplaats, ook die van showroom voor zijn bedrijf. Dekker is een man van aanzien, die later zitting neemt in Provinciale Staten van Zeeland.

Niet alleen kerkorgels levert de firma Dekker, ook de import van Amerikaanse huisorgels neemt een hoge vlucht. Dekker bouwt aan een groot bedrijf en in 1922 wordt het pand dan ook gemoderniseerd. Nieuwe trappen worden geplaatst in het orgelmagazijn, een hijsbalk in de daknok en de zolder wordt vernieuwd. Helaas blijft van deze ingrepen geen bouwtekening bewaard. Later komt de fabriek op naam te staan van zoon Jacobus Cornelis Dekker (Goes 1896).

Onder leiding van de twee zoons Jacobus Cornelis en Jan Adriaan (Goes 1902). Onder hun leiding wordt het assortiment uitgebreid naar schoolmeubelen en gymnastiektoestellen. Het bedrijf gaat zich later fabriek van gymnastiektoestellen ‘De Schelde’ noemen.

 

Dan begint de Tweede Wereldoorlog. Zowel Jacobus Cornelis als Jan Adriaan tonen zich ontvankelijk voor het gedachtengoed van de jonge Nationaal-Socialistische Beweging. In de loop van de jaren 1930 krijgen beiden hoge functies in de Zeeuwse afdeling van de Beweging. Met de Duitse inval in Nederland resulteert dit in de benoeming van Jan Dekker tot ‘Gemachtigde van de Leider in Zeeland’. Broer Ko trekt het zwarte uniform aan van commandant van de regionale ‘Weerafdeling van de N.S.B.’ Het aanzien dat de familie in de stad geniet, brengt een onbekend aantal inwoners van Goes en Zeeland eveneens tot de keuze voor de N.S.B. De gevaarlijke autoriteit die de broers in de oorlog bezitten, zorgt in Goes en Zeeland voor een steeds aanwezige dreiging voor mensen die niets van de Duitsers en de ‘Mussert-kliek’ willen weten. De W.A. maakt zich in Goes berucht door het houden van provocerende marsen door de stad, die in 1941 herhaaldelijk tot vechtpartijen leiden. Naar verhouding bevinden zich in Goes veel aan de N.S.B. verbonden organisaties, functionarissen en leden. In diverse panden in de stad zijn dergelijke instanties gevestigd. Het ligt voor de hand dat er ook in gebouwen die deel uitmaken van de orgel/schoolmeubelenfabriek van Dekker activiteiten van de N.S.B. plaatsvinden. Daarover is geen informatie bekend.

Over de rol van de familie Dekker tijdens de Tweede Wereldoorlog in Zeeland en Goes bestaat wel wat literatuur. Broers Jan en Ko en hun gezinsleden verlaten aan het einde van de oorlog, in het zicht van de aanstaande bevrijding, de stad. Elders in het land raken de broers in gevangenschap. Kort na de oorlog staat de fabriek onder beheer, waarvoor het Nederlands Beheersinstituut de aangewezen organisatie is.

Het visperk op de Turfkade voor de restauratie; op de achtergrond de winkel van A.S.J. Dekker in Amerikaansche orgels.

 

 

 

Tweede van rechts J.C. Dekker voor het ‘Bankwartier’ van de W.A., het voormalige Weeshuis aan de Singelstraat, tijdens de installatie van een N.S.B.-burgemeester, in het bijzijn van Duitse autoriteiten, 1941.

Nu

Rond 1990 wordt architect L. van Oeveren de nieuwe eigenaar van het enigszins uitgewoonde pand. De haven heeft inmiddels, sinds de jaren 1970, haar allure terug. De betonnen brug die alle scheepvaart tegenhield, is vervangen door een ophaalbrug. Steigers nodigen de recreatievaart uit om in het stadscentrum af te meren. Van Oeveren voert een ingrijpende restauratie aan het pand uit. Hiermee krijgt, na de haven, ook het gebouw veel van zijn oude luister terug. Het wordt in verschillende woonlagen verdeeld.