Het Weeshuis

Het weeshuis in de Singelstraat is nog steeds een beeldbepalend gebouw in de oude binnenstad van Goes. Vanuit een historisch perspectief is het niet heel lang geleden dat het pand zijn functie als weeshuis verloor. Daarna heeft het nog gefunctioneerd als bibliotheek, school en tegenwoordig als Historisch Museum de Bevelanden.

De Singelstraat, met de voormalige kloosterkerk, later wees- en armenschool door C.
Groepsfoto

Begin

Tot 1628 was het armbestuur verantwoordelijk voor de kleding en voeding van weeskinderen in Goes. Hun stadsgenoten waren verantwoordelijk voor de opvoeding van deze kinderen. Althans, dat was de bedoeling: veel gezinnen gebruikte de kinderen die zij in huis namen als goedkope werkkrachten, en van opvoeden kwam ook niet veel terecht. Toen dit misbruik een dieptepunt bereikte, moest het armbestuur dringend op zoek naar een geschikt alternatief voor de kinderen. De eerste poging tot het oprichten van een tehuis deden ze in 1609. Het verlaten klooster van de Zwarte Zusters aan de Singelstraat leek met de nodige aanpassingen een geschikt onderkomen. Het pand, waarvan de oudste bebouwing stamt uit de vijftiende eeuw, had echter al zeker sinds de reformatie omstreeks 1580 geen onderhoud meer gezien, waardoor de verbouwingskosten te hoog zouden oplopen. De raad kon niet anders dan een beroep doen op de welgestelde burgers van Goes, en sparen.

Op 1 januari 1628 had het armbestuur het eindelijk voor elkaar gekregen en konden vijftig kinderen het nieuwe weeshuis betrekken. De verbouwing had zo’n 808 pond Vlaams (ca. 4800 euro) gekost. Tegenwoordig is dat niet veel, maar de kosten waren toen significant. Om het pand en de kinderen verder te onderhouden, werd er om de drie maanden en op 1 januari een collecte gehouden. Ook opende het oude manhuis in het onbewoonde deel van het weeshuis in 1656. Ouderen die er wilde wonen moesten hun eigen spullen meenemen en flink wat jaargeld betalen, maar in ruil daarvoor werden ze op hun oude dag goed verzorgd. Bij hun overlijden werden hun spullen eigendom van het weeshuis. De eerste inwoner van het manhuis was Willem van Grimsbergen, 62 jaar oud. In het eerste jaar groeide dat uit tot zes inwoners, maar dit aantal liep snel verder op.

Poort van het weeshuis, drie mensen staan in de poort met elkaar te praten. Ze kijken niet in de camera
Poort van het weeshuis met de oude huisnummers, jaar onbekend. Prentbriefkaart uit collectie Bitter.

Opgroeien in het weeshuis

Hoewel er geen limiet zat op het aantal weeskinderen dat werd opgenomen, moest er goed gelet worden op de kosten en waren er strikte regels. Zo konden alleen kinderen van Goese poorters in het weeshuis verblijven. Ook bedplassers en kinderen onder de drie jaar oud kwamen er niet in. Kinderen met ‘vallende ziekte’ (epilepsie) gingen naar het Gasthuis aan de Oostwal. Ook bepaalde regenten de maaltijden in het weeshuis. Over het algemeen bestonden die uit brood en kaas, en werden deze aangevuld met erwtensoep, aardappels, bonen of vlees.

School was verplicht. Om de oudere kinderen een ambacht te leren nadat ze over een goed niveau van lezen, schrijven en rekenen beschikten werden ze te werk gesteld bij verschillende ambachtslieden binnen of buiten de stad. Meisjes gingen vaak te werk als dienstbode. Wanneer ze op eigen benen konden staan, verlieten ze het weeshuis. In de achttiende eeuw besloot het bestuur op een leeftijdsgrens van 23 jaar. Waren ze goed geweest, dan kregen ze een uitzet aan kleding mee.

De ‘stadskinderen’, zoals hun stadsgenoten hen toen noemden, droegen in eerste instantie een bruin uniform met blauwe gansje op de rechterschouder. Later veranderde het naar een zwart uniform, en in plaats van het gansje werd er een rood-wit lintje opgespeld. De nieuwe kleding werd weerspiegeld in de beelden boven de nieuwe poort die de stichting eind negentiende eeuw liet bouwen. Boven de poort kwam te staan:

Dat eertijds heeft gediend tot ’t kloosterlijke leven,
Is voor de weezen hier, ter woninge gegeven.
Die in hun jonge jeugd van ouders zijn ontbloot,
De arme vindt hier hulp in haar verlegen nood

Het uniform veranderde hierna nog een aantal keer.

Groepsportret met kinderen in uniform en mensen in streekdracht
Groepsportret van kinderen en leiders van het Weeshuis tussen 1890 en 1920. Foto uit de collectie van de Stichting Maatschappelijke Belangen.

 

Weeskinderen aan tafel
Eetzaal in het weeshuis in 1923. Foto uit de collectie van de Stichting Maatschappelijke Belangen.

Opstand

Het samenwonen van de kinderen en de ouderen ging niet altijd even goed. Op een gegeven moment liepen de spanningen zo hoog op, dat er een ware revolutie was uitgebroken: een weesjongen had een oude man geslagen, was weggelopen en daarna niet te vinden. De kinderen wilden niet naar school of hun werkplaatsen, de meisjes weigerden huiswerk te verrichten voor de ouderen en gooide zelfs de schone was op straat. Bovendien bewapende de jongens zich met knuppels in het geval de weesvader een van hen of de meisjes zou aanpakken. Na al deze onrust besloot het bestuur het manhuis te scheiden van het weeshuis. Het manhuis kreeg een aparte ingang, en de tekst boven de poort werd vervangen door het wapen van Zeeland. De situatie kalmeerde daarna snel.

twee oudere mensen poseren voor foto in tuin van het manhuis
Bewoners van het manhuis. Foto uit de collectie J. Jansen-de Jonge.

Links een foto van een excursie met weeskinderen, vermoedelijk eind jaren ’30, uit de collectie van de Stichting Maatschappelijke Belangen.
Midden en rechts foto’s van pret op de binnenplaats van het weeshuis, beide afkomstig van de weeskinderen Van de Kreeke uit de periode 1930-1940.

Oorlog

In 1940 werd het weeshuis opgeheven. Op dat moment woonden er nog vijf wezen die het bestuur elders moest onderbrengen. Het pand kreeg daarna een nieuwe functie: het huisvesten van de manschappen van de Nederlandse Opbouwdienst. Deze dienst, ingesteld door Rijkscommissaris Seyss-Inquart, was bedoeld om oorlogsschade die in deze eerste oorlogsperiode had plaatsgevonden te herstellen. Daarnaast zou het de werkeloosheid onder Nederlandse gedemobiliseerde militairen laag houden. Een gedeelte van deze militairen zou de kern van de Nederlandse Arbeidsdienst (later de verplichte Arbeitseinsatz) gaan vormen. Na afloop van de oorlog werden geallieerde troepen in het oude weeshuis ingekwartierd.
Duitse troepen in de Singelstraat voor het weeshuis
Duitse officieren in de Singelstraat voor het voormalige weeshuis. Rechts, achter de groep mensen, is het poortje van het manhuis te zien.

Multifunctioneel

In september 1947 opende het Christelijk Lyceum voor Zeeland in het voormalige weeshuis. De school begon met 87 leerlingen, maar groeide zo hard dat ze voor een aantal vakken al snel moesten uitwijken naar andere locaties in de stad. Gymnastieklessen werden daarom zelfs in de oude Korenbeurs of in een graanpakhuis gegeven. Vijf jaar na de oprichting vertrokken de leerlingen en docenten naar hun nieuwe pand aan de Bergweg. Na een fusie met De Casembroot Mavo in 1985 werd het Christelijk Lyceum hernoemd naar Buys Ballot College, vernoemd naar de Kloetingse meteoroloog Christophorus Buys Ballot, oprichter van het KNMI.

Het St. Willibrordcollege, een rooms-katholieke hbs, werd opgericht in 1950 en zat eveneens in het voormalige weeshuis aan de Singelstraat. In 1963 vertrokken zij naar een pand aan de Fruitlaan. In 2007 fuseerde de school met het Buys Ballot College, waarna de scholengroep de naam ‘Ostrea Lyceum’ aannam.

Ook de bibliotheek vond jarenlang onderdak in het weeshuis. De Volksbibliotheek was een initiatief van de SDAP en bevond zich initieel in een ruimte van hotel De Korenbeurs. Toen de Vereniging Openbare Leeszaal en Bibliotheek het initiatief overnam betrokken ze net zoals het Christelijk Lyceum het oude weeshuis in 1947. Hier groeide de collectie verder tot ze op zoek moesten naar grotere een locatie, welke werd gevonden in het herenhuis op Wijngaardstraat 3.
ouderwets klaslokaal
Bovenverdieping in de achtervleugel van het voormalige weeshuis in 1960. Foto door J.M. Bitter.

De eerste leraren van het Christelijk Lyceum in september 1947 (links) en een overzichtsfoto van de klassen in het schooljaar 1950-1951 (rechts).
Beide foto’s uit een schenking van dhr. C. Wessels.

Historisch Museum de Bevelanden

Tegen het einde van de negentiende eeuw richtte het gemeentebestuur een stedelijke oudheidkamer in het Stadhuis aan de Grote Markt in, waar alle historische objecten en rariteiten een plekje kregen. Toen in 1930 de Bevelandse Museumvereniging werd opgericht, kregen zij alle attributen in bruikleen. De gemeente ontruimde de oudheidkamer en stelde Turfkade 11 beschikbaar als museum. Helaas bleek het prachtige monumentale pand aan de kade niet erg geschikt voor deze functie. In de jaren zeventig verhuisde het museum daarom naar het oude weeshuis aan de Singelstraat, waar Historisch Museum de Bevelanden nog steeds te vinden is.

In 1985 en 1986 onderging het museum een grote renovatie. Het gerenoveerde gebouw, gefinancierd door Bevelandse gemeenten en gesteund door lokale organisaties zoals de Vereniging Vrienden van het Museum en de Rotary, eerde het cultureel erfgoed van de regio. Met zorg werden de grote zalen teruggebracht naar hun oude glorie, wat resulteerde in een indrukwekkend ruimtelijk effect. Grotere zalen en nieuwe vitrines boden een passend podium voor de museumcollectie.

Ook een bezoekje brengen aan het museum? Bekijk voor up-to-date informatie de website van het Historisch Museum de Bevelanden.

museum exterieur
Historisch Museum de Bevelanden in 1975, toen nog ‘Museum voor Zuid- en Noord-Beveland’.