Goes
In de tiende eeuw ontstaat er een kleine nederzetting aan de Korte Gos, een kreek op Zuid-Beveland. Het dorp, inmiddels genaamd Goes, krijgt in 1405 stadsrechten en groeit gestaag door. De enige stad op de Bevelanden heeft van oudsher een centrumfunctie.
Korte Gos
In 976 wordt Goes voor het eerst genoemd in een tekst. Ze spreken over een kleine nederzetting aan de Korte Gos (Latijn: Curtagosum), een kreek op Zuid-Beveland. De dorpelingen bouwen hun huizen op de kreekrug, vlak bij het water.
Wanneer de heren Van Schenge de macht grijpen, begint de bevolking pas echt te groeien: rond 1150 zijn er genoeg mensen in Goes om een parochie te stichten. De bouw van een dorpskerk gewijd aan Maria Magdalena gaat van start. Deze heilige staat ook afgebeeld op het middeleeuwse stadszegel. Het dorp groeit gestaag. Een open terrein tussen de kerk en de haven, die het restant van de kreek is, krijgt de functie van marktveld. Het dorpshuis, later het Stadhuis, begint met de vlees- en lakenhal, waar verder wordt gehandeld. De weekmarkt die elke dinsdag plaatsvindt op het plein voor de hallen krijgt een steeds betere reputatie in de omgeving. Vanuit omringende dorpen trekken mensen naar Goes om hier hun waren te (ver)kopen.
De handel vindt uiteraard ook plaats in de haven. Goes vaart onder haar eigen vlag, bestaande uit dertien horizontale banen, beurtelings rood en wit. Hoe Goes aan deze vlag is gekomen en sinds wanneer we deze gebruiken, is niet bekend. In de “Cronyk van Zeeland” (1696) is de vlag van Goes voor het eerst afgebeeld, maar er bestaan genoeg aanwijzingen dat deze kleuren al veel langer gebruikt worden. Wat we zeker weten, is dat de kleuren rood en wit al eeuwenlang de kleuren van de stad zijn: De Goese weeskinderen hebben tot in de twintigste eeuw de kleuren op hun kleding gedragen, met twee kleine koordjes rood en wit die op de schouder waren vastgenaaid.

Dorp wordt stad
Het duurt relatief lang voordat Goes stadrechten krijgt. Op de verzoeken die het dorpsbestuur doet, ontvangen ze afwijzing na afwijzing.
In 1397 overlijdt de laatste ambachtsheer van Goes, Gwijde van Blois. Zijn ambachten vallen hierna terug op graaf Albrecht van Holland. Hij stelt geen nieuwe ambachtsheer aan, maar neemt zelf de taken over. Een tegenvaller voor het dorpsbestuur, die eindelijk kans zag om stad te worden. Enkele jaren later, met het overlijden van Albrecht en de nieuwe aanstelling van graaf Willem VI van Beieren, krijgt Goes in 1405 eindelijk stadsrechten. Gravin Jacoba van Beieren staat twaalf jaar later toe dat de stad een gracht rond hun grondgebied mag graven, met bruggen, poorten en een stadsmuur om zich te verdedigen. Ook mag Goes vanaf dat moment een jaarmarkt houden. Uit het omliggende gebied trekken mensen, soms tientallen tegelijk, naar de stad.
De eerste uitbreiding van het grondgebied vindt plaats in 1472, met de aankoop van ‘De Honderd Gemeten van Kloetinge’, een strook grond ten oosten van de stadsvest. Daarmee worden zo’n 150 Kloetingenaren ineens inwoners van Goes.

Zout
In de middeleeuwen is de voornaamste bron van welvaart de productie van zout. Schepen die varen onder de rood met witte vlag zijn in die tijd te zien in veel West-Europese havens. Goes groeit zelfs uit tot het grootste productiecentrum van zout in de Nederlanden. In zoutketens langs de haven wordt het zout verwerkt onder erbarmelijke omstandigheden. In 1554 leidt dit tot een stadsbrand die een derde van de stad in as legt. Ondanks overstromingen, de verzanding van de haven en deze stadsbrand is de zestiende eeuw in Goes een periode van economische bloei. De vergane huizen worden in steen herbouwd. Maar bij het mislukte beleg van de stad door de Geuzen in 1572 gaat het industriegebied langs de haven in vlammen op, en hiermee ook de welvaart.
Als in 1576 de laatste Spaanse troepen uit Zuid-Beveland vertrekken, verklaart Goes zich voor de Prins van Oranje. Prins Maurits geeft Goes toestemming voor de aanleg van een moderne stadsverdediging, waardoor de Goese vesten een nieuwe vorm krijgen. Goes heeft zich inmiddels ontwikkeld tot handelsstad, en de werkgelegenheid komt voornamelijk voort uit de marktfunctie. Ook de namen van pleinen en kaden herinneren nog aan die tijd: Grote Markt, Oude Vismarkt, Vlasmarkt, Beestenmarkt, Kreukelmarkt, Bierkade, Turfkade en Houtkade.

Groei
In 1866 wordt de HBS (nu Goese Lyceum) opgericht om het onderwijs in de stad op een hoger niveau te tillen. De spoorlijn die Goes met Middelburg en Roosendaal verbind komt twee jaar later, in 1868. In de negentiende eeuw volgen de nieuwe ontwikkelingen elkaar snel op.
Na de Eerste Wereldoorlog komt de groei van Goes pas echt op gang. In Goes-Oost en -West komen er nieuwe woonwijken, en wanneer de Tweede Wereldoorlog voorbij is gaan we het spoor over. De drie torenflats in het nieuwe Goes-Zuid geven de wijk een stedelijke allure. Allerlei culturele instellingen zoals de bibliotheek, het museum, muziekverenigingen, de bioscoop en theaters bieden volop vrijetijdsbesteding. Daar komt vanaf de jaren 1960 de tv bij, waarvoor er in de Goese Polder een kolossale zendmast verrijst. In dit landbouwgebied komt de volgende wijk van Goes tot stand. De stad blijft groeien, ook na de gemeentelijke herindeling van 1970. Nieuwe wijken worden toegevoegd in alle windrichtingen.

Meer over Goes

Stadhuis
Het oude stadhuis van Goes op de Grote Markt kreeg in 1972 de status van rijksmonument. Daarvoor werd het gebruikt als hoofdkantoor van de gemeente Goes.

De Grote- of Maria Magdalenakerk
De Grote kerk, gewijd aan de heilige Maria Magdalena, onderging vele uitbreidingen, brandde in 1618 grotendeels af, maar verrees daarna weer in volle glorie. Tegenwoordig is het een van de belangrijkste monumenten van Goes welke een centrale rol speelt in het culturele leven in de stad.

Historie van Goes
De geschiedenis van Goes vanaf 1697. Joost Adriaanse, vrijwilliger bij het Gemeentearchief, leidt het onderzoek.